THIERRY DELEU N.A.V. GEDICHTENDAG IN BIBLIOTHEEK ALVERINGEM
Op zondag 29 januari 2012 las Thierry Deleu in de bibliotheek van Alveringem gedichten voor, met als thema "Stroom".
Ook leerlingen van 5de en 6de leerjaar basisschool Stavele lazen eigen gedichten voor. Dezelfde klas van meester Herman speelde ook muziek.
Een hoogstaande poëtische voormiddag!
Tijdens de drie pauzes was er koffie met boterkoeken.
De voorgelezen gedichten hingen op in de valva.
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
31 januari 2012
2012
Breekbare Boodschap
Hoe maagdelijk nog
dit onbeschreven
landschap:
zal het lente worden
en dan weer
zomer
zoals toen
zullen de bladeren
dan later
van kleur veranderen
en zal het
daarna
genoeg sneeuwen
zodat wij jou
een ouderwetse kaart
kunnen sturen?
Thomas Rubico
Bospad
Orkanen op komst:
hoog boven in de kruinen
gekraak van takken.
T.R.
Accept
my eyes
Hoe
twee paar ogen
naar
dit landschap kijken
glimlach
van een kind:
de
straat is hun huis, hun bed,
de
vogels zingen hun naam.
T.R
Oneindig
Het zachte ruisen
van het onmetelijk water,
de oceaan ligt diep.
T.R
Stapper
Stapper, je sporen
zijn de weg, en zij alleen;
stapper, er is geen weg,
al stappend maak jij je eigen weg
en als je omkijkt
zie je het pad dat je nooit meer zult lopen
stapper, er is geen weg
alleen het kielzog in de zee.
Thomas Rubico, vrij naar Caminante van
de Spaanse grootmeester Antonio Machado.
29 januari 2012
Hanne Vranken, Anne Vanlerberghe, Liesbeth De Rijcke
Vrije Universiteit Brussel Professor Hans Vandevoorde
Schakelprogramma Taal- en Letterkunde (Nederlands)
Brussel, 23 december 2011
Poëzie na 1945
Groepsreferaat
De surrealist in Ben Klein
Op 13 juni 1928 wordt Frans Dewispelaere, alias Ben Klein, geboren in Polen. Later verhuist hij naar Antwerpen, waar hij zich zal ontpoppen tot een experimentele dichter. Hij ontmoet dichters, zoals Antonin Artaud, die zijn poëzieopvattingen mee vorm geven. Vanaf 1957 is hij redactielid van het experimentele tijdschrift Het Kahier, later Het Kahier X. Klein zal het tijdschrift op de kaart zetten in het wereldje van de experimentele poëzie. Hij ventileert er zijn poëtica in en beïnvloedt zo de evolutie van wat hij de Avant-garde Pohesie in Vlaanderen noemt. Hoewel Klein met zijn action-poetry wel eens in de openbaarheid treedt, kiest hij er bewust voor om niet te schrijven voor commerciële doeleinden. Dit maakt dat zijn erfenis eerder klein is, waardoor hij nu niet meer de aandacht krijgt die hij verdient. Desondanks wordt Ben Klein soms in één adem genoemd met surrealisten als Lucebert en Van Ostaijen, volgens ons niet onterecht. Aan de hand van zijn poëtica en zijn werk tonen we aan dat Ben Klein wel degelijk tegen het surrealisme aanleunt.
De eerste surrealistische uitlatingen van Ben Klein vinden we terug in zijn poëtica, die hij stelselmatig publiceerde in Het Kahier. Klein spreekt niet langer over poëzie, maar over pohesie. Met deze opmerkelijke term, die we onder andere ook terugvinden bij Lucebert, distantieert hij zich van de traditionele poëzieopvatting. Daarom acht hij een nieuwe noemer noodzakelijk. Zijn poëtica is in de loop der jaren geregeld van invulling veranderd, waardoor contradicties niet ongewoon zijn. Zo spreekt hij eerst over de direkte pohesie (Kahier 11 1958), wat later reine pohesie wordt (Kahier 12 1959) en daarna nieuwe pohesie (Kahier X 34 1964).
In Kahier X 34 publiceert Klein het artikel ‘Notities’ waarin hij het over die nieuwe pohesie heeft. Het betekent een heuse cesuur in zijn poëtica en tevens een meer surrealistische invulling ervan. Na jarenlang experimenteren met taal wijst hij de ethische functie van het dichterschap af. Verisme en reine pohesie verdwijnen van het toneel. “Dilettanten en bastaarden denken pohesie wordt GEMAAKT”, maar niets is minder waar: pohesie is autonoom en de dichter lijdt eraan. (Stes, 1986: 79) In die nieuwe invulling komt vorm op de eerste plaats. Gedichten kunnen niet begrepen worden: ze worden waargenomen. De inhoud
verdwijnt met andere woorden op de achtergrond. Hij benadrukt het speelse karakter van het experimenteren met taal. Een gedicht is een vondst, gebaseerd op toeval en intuïtie.
Binnen Kleins poëtica is ook de visie op de lezer surrealistisch getint. De lezer moet aan strenge voorwaarden voldoen. Zo is het belangrijk dat hij bijzonder geconcentreerd en erg taalgevoelig is. Met die eigenschappen kan hij woorden aanvoelen en het gedicht waarnemen zoals hij een droom zou analyseren. De inhoud is bijgevolg niet langer van belang: het gedicht wordt immers niet gelezen, maar krijgt pas betekenis aan de hand van en in het onderbewuste.
Het is net de spanning tussen droom en gedicht, tussen concreet en abstract, tussen bewustzijn en onderbewustzijn die bij de lezer een surrealistisch geheel tot stand brengt.
Natuurlijk blijft het surrealistische idee niet beperkt tot Kleins poëticale opvattingen.
Ook in zijn werk zelf vinden we er sporen van terug. We namen vooral zijn kleine aandeel prozagedichten onder de loep. Aan de hand van het prozagedicht ‘De wetten van Jim III’ uit Sachem en rokkenjager Gedichten (1987) tonen we aan dat Klein het surrealisme niet schuwt.
Het samenspel van associatief taalgebruik, beeldspraak met onmogelijke tegenstellingen en thema’s als erotiek, revolutie en vrijheid getuigen hiervan.
Klein combineert woorden zoals kinderen kleuren. We ontmoeten een farao langs de Leie, een buste die aan de noodrem trekt en vrouwen met drie olifantsoren: niemand die dit met rede kan vatten. Kleins metaforen zijn onmogelijke tegenstellingen en hij gebruikt ze ongeremd. Door woorden als ‘buste’ en ‘dekking,’ of ‘goedendag’ en ‘zinnen’ in één regel te combineren, verbindt hij seksualiteit met geweld. Dit bekritiseert hij vervolgens genadeloos door de vijf eerste regels als vergelijker voor de zesde regel te gebruiken.
Ook qua thematiek neigt Klein naar het surrealisme. Door de talloze intertekstuele verwijzingen naar onder meer de wetten van Jim Crow, de Franse revolutie en de zondeval enerzijds, en de bovengenoemde tegenstellingen anderzijds, zijn surrealistische thema’s als erotiek, revolutie en vrijheid nooit veraf.
De thema’s, metaforen en literaire associaties die we hierboven identificeerden kunnen echter niet als partes pro toto beschouwd worden. Het is integendeel de combinatie van surrealistische markers die Ben Klein tot surrealist maakt.
Bibliografie:
Brems, Hugo. Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945 - 2005. Amsterdam: Bert Bakker 2009.
Klein, Ben. Het Kahier X 23/24 (1965).
Klein, Ben. Het Kahier X 31 (1968).
Klein, Ben. Het Kahier X 32 (1968).
Klein, Ben. Het Kahier X 33 (1969).
Klein, Ben. Sachem en rokkenjager. Antwerpen: Facet Internationaal 1987.
Stes, Veerle. Het cahier/ Kahier (X) Een tijdschrift rond Ben Klein. De poëzie-opvattingen van Ben Klein. Leuven: Katholieke Universiteit te Leuven 1986.
‘Auteursgegevens’. BNTL. http://www.bntl.nl/bntl/?wicket:interface=:3 :::: (4 december 2011).
‘Jef Verheyen - Hulde aan Mondriaan. Mutual Art.
http://www.mutualart.com/Artwork/Hulde-aan-Mondriaan/7F6352AB50EC07B4 (6 december 2011).
Jespers, Henri-Floris. Ben Klein en Werner Spillemaeckers. Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie. http://mededelingen.over-blog.com/article-ben-kleinwerner-spillemaeckers-89097751.html (14 december 2011).
‘Klein, Ben’. Schrijversgewijs. http://schrijversgewijs.be/schrijvers/klein-ben/ (18 december 2011).
Lucebert. de amsterdamse school. In: Lucebert, verzamelde gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij 2002: 154.
http://www.dbnl.org/tekst/luce001amst01_01/luce001amst01_01_0024.php (6 december 2011).
‘Movements & Themes: Geometric Abstracts’. Mid-Centuria.
http://www.midcenturia.com/2011/06/movements-themes-geometric-abstract.html (6 december 2011).
Vermeulen, François. Ben Klein, experimenteel. Blogspot.
http://benkleinexperimenteel.blogspot.com/ (18 december 2011).
ZEVENENTACHTIGSTE LENTE
Voor knaapje van twaalf
was de wereld spelen
rond weiden, zee en fantasia,
ik tuurde naar wolken en vogels
en wou een leeuwerik zijn.
Vandaag schouwt een man van jaren
in de tuin naar de appelboom
hoe zijn oude wortels
telkens weer bloesems schilderen,
op het muurtje zingt een merellied
de stramheid van de winter weg,
een achterkleinkind buitelt in het gras
en lacht,
langs het tuinpad
slaat hij de kiemende radijzen gade,
en in de stem van La Esterella
zingen Vlaanderens torens,
een pas ontloken vlinder
met kleuren wit van wol en rood van roos
strijkt neer op zijn mouw,
o lente,
al zevenentachtig maal groen van gras,
wat moet nog meer?
Fernand Florizoone
(januari 2012)
Voor knaapje van twaalf
was de wereld spelen
rond weiden, zee en fantasia,
ik tuurde naar wolken en vogels
en wou een leeuwerik zijn.
Vandaag schouwt een man van jaren
in de tuin naar de appelboom
hoe zijn oude wortels
telkens weer bloesems schilderen,
op het muurtje zingt een merellied
de stramheid van de winter weg,
een achterkleinkind buitelt in het gras
en lacht,
langs het tuinpad
slaat hij de kiemende radijzen gade,
en in de stem van La Esterella
zingen Vlaanderens torens,
een pas ontloken vlinder
met kleuren wit van wol en rood van roos
strijkt neer op zijn mouw,
o lente,
al zevenentachtig maal groen van gras,
wat moet nog meer?
Fernand Florizoone
(januari 2012)
Zon en zee
Zie hoe geil ik loop op heet zand,
nu met kouvoeten op het strand,
tussen twee tafereeltjes beeldjes
van zon en dagvorst, zee heeft
alles mee om ontspannend de
drukte aan te kunnen het weer
de tijd niet te gunnen om mijn
plezier te bederven, ik hou
van uitgestrekt water wereldzee
van mijn gedachten gevoelens,
nu nog en toen zeker, toen het
kind in mij jonger was en achter
vader liep, onwetend hoe diep
de zee op de bodem lag en hoe
stiekem zon mijn huid verschroeide.
Thierry Deleu
Fair
Trade
laat je niet
misleiden,
alles heeft zijn echte
prijs:
de kogel in de
doden,
de doden onder het ingestorte
huis, de terloopse
schade
we worden dagelijks in de maling
genomen terwijl er anderen worden
vermalen: er is een
ronkende
mallemolen die zijn prijs
bepaalt volgens een
stijging
op een beurs, de
voorkennis
van uitbuiters en beulen
de bedragen van de
schande,
wie betaalt ze uit: heeft niet
alles met alles te
maken,
zijn we niet zelf op koopjes
uit
laat je niet verleiden,
haal
geen kind in huis dat je
aankijkt
met lege ogen, een geest
die
nooit zal lezen waarom het
water
schaarser wordt en grote
vissen
nog steeds de kleinere
vreten
is er vraag naar zijn
aanbod,
zijn bedelblik, zijn
ogenblik
op aarde en daarna zand
erover
ter bevruchting van het
land
alles heeft zijn ware
prijs,
de enige die over waarde
spreekt:
we ruilen dagelijks
weelde
voor ontbering, kogels
voor
een droom van vrede
heeft niet alles met
alles
te maken: de spelen om de macht,
de tedere spelen van vrede, wie zou
de nachten vrezen wanneer de
dagen
hun ware handel hebben volbracht
Staf De Wilde
HET DANSHUIS VAN HET DORP
De zeemeisjes van de zeemeeuwdorpen
dragen hun lampen boven de schemer uit
in gewaden van mist en mythe
wachtend op hun idool,
het oude dorp zal één nacht eiland zijn,
een dansdijk van de minne,
weldra zullen geliefden als maartse twijgen
in zomer overgaan.
(verscheen in 'Vlaanderen' heel lang geleden)
Fernand Florizoone
De zeemeisjes van de zeemeeuwdorpen
dragen hun lampen boven de schemer uit
in gewaden van mist en mythe
wachtend op hun idool,
het oude dorp zal één nacht eiland zijn,
een dansdijk van de minne,
weldra zullen geliefden als maartse twijgen
in zomer overgaan.
(verscheen in 'Vlaanderen' heel lang geleden)
Fernand Florizoone
Het einde van de GRAAL
Ik heb mij over de kleine uitgeverij De Graal, de uitgeverij van Johan
van Nijen, weleens laatdunkend uitgelaten. Dat kwam doordat ik De Graal kende
als de uitgever van de latere boeken van Gust van Brussel en ik van mening was
dat het werk van Van Brussel meer zorg, meer aandacht en een bredere
verspreiding verdiende. De Graal was een vaag uitgeverijtje aan de uiterste
marges van de literaire wereld, met uitgaven waarop kritiek gerechtvaardigd
was, ook voor wat betreft de uitvoering. Die kritiek was terecht, maar hij deed
geen recht aan de sympathie en de waardering die ik heb voor kleine
uitgeverijen, die een noodzakelijke aanvulling vormen op de grote commerciële
uitgevers. Uiteraard zijn ook zij onderworpen aan de economische wetten van
Winst en Verlies, maar toch hebben zij mogelijkheden die de grote uitgeverijen
niet of in mindere mate hebben, zoals bijvoorbeeld het uitgeven van de boeken
van een bejaarde, niet langer commercieel interessante auteur als Van Brussel.
Sinds mijn afwijzende opmerking zijn er jaren verstreken en nu mij
het bericht bereikt dat Johan van Nijen aan een anorisma in zijn buik is
geopereerd en met De Graal is gestopt, is het mijn laatste kans mijn kritiek te
nuanceren, want, eerlijk is eerlijk en ere wie ere toekomt, in die jaren heeft De
Graal mijn leven verrijkt met een aantal noemenswaardige boeken, niet alleen
die van Gust van Brussel. Ik zal die nuance aanbrengen op de wijze waarop je
die bij uitgeverijen aan moet brengen: door het bespreken van een paar boeken
die bij de uitgeverij is verschenen.
Maar eerst moet de naam van de uitgeverij worden bepaald. In de
diverse publicaties kom je namelijk verschillende namen tegen: “De Graal”, “de
GRAAL” en “De GRAAL”. Daarbij wil de naam op de omslag zelfs verschillen van de
naam op de titelpagina. Hierbij zijn deze slordigheden gecorrigeerd en wat er
ook gedrukt is, vanaf nu staat er De Graal.
En dan nu enkele boeken die het uitgeven meer dan waard waren.
Van De Cyclamenman had ik met waardering het
typoscript gelezen en bij de huldiging van Van Brussel in Antwerpen, waarbij de
roman gepresenteerd zou worden, sprak ik die waardering uit.. Ik beweerde toen
dat een boek lezen toch heel anders is dan het lezen van een typoscript en
inderdaad: de stevige, soepele paperback ligt veel prettiger in de hand dan een
stapel losse A4-tjes, het papier is helderder, lettertype en –grootte zijn veel
leesbaarder. Die fysieke verschillen werken door in mijn mentale ervaring als lezer.
Door de evenwichtige opbouw van het verhaal trok de roman
trok mij langzaam maar zeker het verhaal in, naar de opgroeiende John, de
hoofdpersoon. Een aantal aspecten hadden wat verder kunnen worden uitgewerkt – het
voetballen en hardlopen, het schrijven van de eerste gedichten en de reden dat
ze geschreven werden – maar dat idee komt vanuit biografische nieuwsgierigheid,
want het is duidelijk de roman sterk autobiografisch getint is. Blijkbaar wilde
de roman zelf sneller naar het verhaal van John en Pat, want daar gaat over en
dat verhaal is al lijvig van zichzelf.
Ondanks alle verschillen dringt een vergelijking met Het Land van Herkomst van Du Perron zich
op. Het beoordelen van de historische waarde van De Cyclamenman laat ik aan Belg of historicus, maar het is
duidelijk dat ook hier het verloren land van jeugd en onschuld het
belangrijkste decor vormt, en al heeft dat decor de kleuren van een ander
werelddeel, het is wel dezelfde tijd en de politieke ontwikkelingen en maatschappelijke
veranderingen, de teloorgang van een voorbij gestreefde elite zijn als in het boek
van Du Perron. Ook doet het mij denken aan Ontmoeting
in de zonnewende van Johan Daisne, maar die associatie komt vooral door de
poëzie; het boek van Daisne is vooral sfeer, een toon, en bij Van Brussel, die
altijd dichter is, ook wanneer hij zich beperkt tot proza, is toon en sfeer altijd
een belangrijk aspect.
Het eerste deel van het verhaal, het verhaal van John,
is vooral aangrijpend door het historische bombardement van Antwerpen, waardoor
de hoofdpersoon voor zijn verdere leven getekend wordt. De verontwaardiging, de
woede, de machteloosheid, de vragen en vooral ook de desillusie over de
menselijke beschaving, de christelijke naastenliefde, John draagt het de hele
roman, zijn hele leven mee.
Het tweede deel van het verhaal, het verhaal van John
en Pat, is spannend, ook omdat de verhouding tussen John en Pat tot het laatste
onzeker blijft. En toch is het decor van dat verhaal minstens even belangrijk
en aangrijpend, want dat decor maakt heel tastbaar dat er altijd jeugd was die
een eigen weg ging, tegen de gangbare moraal en gebruiken in, en niet slechts
vanaf de revolte van de zestiger jaren. De kleine, elitaire gemeenschap waarin
de getekende John eigengereid zijn weg zoekt, wordt getoond als in de helle
flitslichten van een fotorapportage.
In het uiteindelijk gepubliceerde boek zouden veel
spelfouten staan, zodanig dat het boek sommige lezers zeer gehinderd heeft. Dat
is zo’n punt waarop De Graal als zeer kleine uitgeverij niet de kwaliteit kan
leveren die je wenst, maar wanneer je een lezer bent die gegrepen door een
verhaal over spelfouten heen kan stappen, is De Cyclamenman een waardevolle, aansprekende, interessante roman.
En ook al is Van Brussel bezig met een nieuwe versie, waarin de spelfouten zijn
gecorrigeerd, het is De Graal die het in 2010 mogelijk maakte dat ik deze roman
als boek, goed in de hand liggend, kon lezen.
Maar er zijn meer boeken waardoor De Graal herinnerd
moet worden.
Het stond al een paar jaren
linksonder in de boekenkast bij de nog te lezen boeken, Iks, met tussen haakjes als ondertitel
“vampierenmanieren”. Hoe ik er aan ben gekomen en wanneer dat was, weet ik niet
meer. Misschien is het mij nooit opgevallen dat dit boek in 1983 werd uitgegeven
door De Graal uit Turnhout. Dat de schrijver van dit boek Johan van Nijen is,
en dat Johan van Nijen uitgeverij De Graal ís, het was nooit tot mij
doorgedrongen. Tot ik bij de huldiging van Gust van Brussel in Antwerpen in
gesprek kwam met de schrijver Ton Meurs, die ook bij De Graal publiceerde, en
mijn fantastische georiënteerdheid ter sprake kwam. Meurs wees mij er op dat
zijn uitgever ook een fantastische roman had gschreven, Iks, over een vampier. In de loop van de dag rees bij mij het
vermoeden dat ik het boek in de kast had en ’s avonds vond ik het terug, daar
linksonder in de boekenkast, bij de nog te lezen boeken.
De notitie achterin geeft aan dat het een boek met geschiedenis is:
“Vampierenmanieren werd geschreven van 7.6 tot 26.11.73. Tijdens de winter van
1976 werd Vampierenmanieren omgeschreven tot Iks. Tijdens oktober en november
1982 werd het resultaat overgetypt en hier en daar nog veranderd.”
Op de achterflap staat: “De eerste Vlaamse vampierenroman.” Is dat
zo? Ik kon het niet uitsluiten en vroeg het na bij Jaap Boekestein, naast
schrijver van fantasy ook geschiedschrijver van dat genre. Volgens hem is Iks de eerste Vlaamse vampierenroman
voor volwassenen. En dat maakt het boek én uitgeverij De Graal tot een
historisch feit.
De flaptekst omschrijft het verhaal als volgt: “Op de begrafenis van
zijn minnares ontmoet Gustaaf Zegerink, een bekende schrijver, de heer Iks, die
zich een vampier noemt. Bestaan vampieren echt? Gustaaf Zegerink wil het geheim
van Iks doorgronden. De oplossing van het raadsel is voor hem noodlottig. Samen
met Gustaaf Zegerink wordt de lezer meegesleurd in een draaikolk van
gebeurtenissen, die hem niet loslaten voor hij de laatste bladzijde met een
diepe zucht heeft omgedraaid. Iks. Een boeiend en adembenemend leesavontuur.”
Wel, dat is wel wat overdreven. Iks
is geen literair meesterwerk, daarvoor laat vooral de karaktertekening teveel
te wensen over. Seksuele frustratie voert wat puberaal de boventoon, maar dat
past wel bij de zeventiger jaren waarin het geschreven werd en wellicht ook in
de tachtiger jaren waarin het werd gepubliceerd. Verder eindigt het verhaal een
beetje abrupt en komt het terugsporen van het verleden van Iks niet echt uit de
verf. Maar verder zijn de verslagen van het alter ego van Johan van Neijen
acceptabel, zit er voldoende vaart en afwisseling in het verhaal. Daardoor is
het boek nog altijd leesbaar, zeker voor de genreliefhebber.
Maar er zijn meer boeken waardoor De Graal herinnerd
moet worden.
Dankzij de huldiging van Gust van Brussel in Antwerpen ontmoette ik
Ton Meurs, en daardoor kwam ik er niet alleen achter dat de eerste
vampierenroman uit Vlaanderen, misschien wel in het Nederlands, in mijn
boekenkast stond te wachten, maar ik leerde ook een interessante auteur kennen,
die onder de naam Meurs A.M. de boeiende roman Aan De Lange Weg schreef, in 2004 gepubliceerd bij, juist ja, De
Graal.
Voorbij gaand aan het moderne ‘Printing On Demand’, waarbij de oplage
van een eerste, tweede, derde druk geen rol meer speelt, kun je stellen dat kleine
uitgeverijen zich beperken tot één druk. Meerdere drukken zijn minder gangbaar,
zowel wegens financiële redenen als vanuit de aard van een kleine uitgeverij,
meer gericht op het zo goed mogelijk uitgeven van waardevolle boeken dan op een
economisch verantwoorde winstgroei. Kleine uitgeverijen zijn in het algemeen
meer uitgever dan bedrijf.
Aan De Lange Weg is zo’n
uitzondering die de regel bevestigt, want in 2009 verscheen de “derde, herziene
en geïllustreerde, druk”, nog steeds bij De Graal. Sinds 2004 is Aan De Lange Weg door Patrizia Filia
bewerkt tot een hoorspel, dat op meerdere plaatsen werd opgevoerd, en
geïnspireerd door het boek maakte Ufuk Kobas Smink een aantal tekeningen die in
de derde druk als illustraties werden opgenomen. Het resultaat is een prachtige
paperback, met helder papier van goede kwaliteit, uitstekende lettergrootte en
bladspiegel, goed gebonden of geplakt in een mooie
omslag, een boek dat lekker in de hand ligt.
Net als De Cyclamenman van
Gust van Brussel is Aan De Lange Weg
een roman over een bepaalde plaats in een bepaalde tijd en hoe de mensen daar
mens waren. “Voor de Lange Weg stond de oude weg van Eindhoven via Turnhout
naar Antwerpen model.” Het verhaal speelt zich af bij Veldhoven, waar Meurs in
1944 werd geboren. Literatuur in het verlengde van
Boon.
De belangrijkste soort Literatuur is de
literatuur die met woorden vormgeeft aan situaties en gebeurtenissen die
aan de schrijver zelf zijn gerelateerd, op een manier die het algemener maken.
Dat vind je bij Brouwers, bij Boon, bij Wolkers, bij Du Perron, bij alle
schrijvers van belang. Aan De Lange Weg, waarin een Jan rondloopt in wie de lezer een jongere A.M. mag herkennen en waarin
A.M. zelf met het verhaal bezig is, de ontwikkeling van het historische verhaal
en het schrijven van dat verhaal hand in hand gaan, ligt in stijl en vormgeving veel
dichter bij Boon dan bij Brouwers. Aan de
lange weg brengt Veldhoven vlak na de Tweede Wereldoorlog tot leven en al
lezende begrijp je dat het boek heeft geïnspireerd tot tekeningen en een
hoorspel.
Er zijn dus boeken waardoor ik mij De Graal zal herinneren; het zijn
boeken waardoor ook anderen en zelfs de officiële literaire geschiedschrijving
zich De Graal zou moeten herinneren. Want het was De Graal die deze boeken
publiceerde en ook al liet Johan van Nijen daarbij wel eens een steek vallen,
het waren toch verzorgde uitgaven, die niet onderdeden voor de uitgaven van
andere kleine uitgeverijen en die in sommige opzichten konden overtreffen, want
soms was het resultaat een prachtige paperback, met helder papier van goede
kwaliteit, uitstekende lettergrootte en bladspiegel, goed gebonden of geplakt
in een mooie omslag, boeken die lekker in de hand liggen.
28 januari 2012
HENDRIK CONSCIENCE IN KORTRIJK
Een depressieve Conscience
Conscience kende een heel ongelukkige kindertijd. Zijn moeder
stierf als hij acht jaar was. Zijn vader, een ingeweken Fransman, was vaak
uithuizig. Als opgroeiende jongen was Hendrik dikwijls ziek. De jongen zocht
soelaas in zijn verbeelding en schoof de werkelijkheid voor zich uit. Op die
manier voelde hij zich minder eenzaam. Hij kon erg neerslachtig zijn, op de
rand van een zenuwoverspanning. Hij had vaak ups en downs. Bij de minste
tegenwind werd hij uit zijn evenwicht gebracht.
Conscience werd op rijpere leeftijd ook hypochonder. Vooral
in zijn Kortrijkse tijd regende het klachten over zijn gezondheid, over
kwaaltjes en ongemakken.
Iedere keer dat het met hem slecht ging, voelde hij de drang
om van huis te vluchten en te gaan zwerven. Hij logeerde toen in afspanningen
of bij goede mensen. Ook in Kortrijk poetste hij
herhaaldelijk de plaat. In 1859 schreef hij: "Mijn zenuwen zijn ontsteld. Dezer dagen ben ik uit Kortrijk gaan loopen en heb mij naer de zee
begeven, tusschen Veurne en Duinkerke, waer ik vier dagen in eenzaemheid langs
het strand heb gedwaeld".
Bij vrienden kwam Conscience wel los en kon hij boeiend
vertellen. Hij had een grote behoefte aan vriendschap, liefde en geborgenheid.
Werd hij niet omringd door echo's van sympathie, dan voelde hij zich eenzaam in
"eene woestijn", zoals te Kortrijk .
In 1865 schreef hij aan zijn vriend Van Beers: “In mijne ballingschap worstel ik al voort tegen de uitputting der
eenzaamheid".
Conscience was ook een natuurliefhebber. Zijn liefde voor de
natuur was geworteld in zijn diepe behoefte om te genezen van zijn mensenvrees.
Hij vond in de natuur, de planten, bloemen en insecten, partners in
eenzaamheid, met wie hij kon spreken. De natuur schonk hem troost, licht en
sterkte.
Vanaf 1853 kon hij van zijn pen leven. Hij voelde zich
gevleid toen hij in 1856 benoemd werd tot arrondissementscommissaris in Kortrijk . Daar probeerde
hij zijn stand op te houden. Hij leidde er een rijkelijk leventje en was een
hoge gast op diners, recepties en andere uithuizigheden. Geregeld kwam hij daardoor
in geldnood.
Een katholieke liberaal
De invloed van zijn vrome moeder is op de jonge Conscience
waarschijnlijk groot geweest. De diep godsdienstige aard van Conscience kwam
heel sterk tot uiting in zijn werk. Enkel in Hlodwig en Clothildis (1854) gaf hij kritiek op het geloof. Als
liberaliserende mens hield hij niet van een "clericaal" katholicisme
dat macht demonstreerde in de politiek en het openbaar leven. Hij hield zich
ver van een demonstratieve katholiciteit. Hij eiste voor zichzelf een persoonlijke
vrijheid op en verzette zich tegen de bemoeiingen van de clerus in het openbaar
leven. De meeste van zijn vrienden waren liberalen: Gustaaf Wappers, directeur
van de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, Jan van Beers, Emmanuel Hiel,
Julius Hoste.
In de typisch burgerlijke geest die hem in zijn
hooggeplaatste situatie te Kortrijk
kenmerke, schonk hij veel aandacht aan geldkwesties en status. In De burgers van Darlingen (1861) -
waarmee hij de Kortrijkse burgerij bedoelde - zijn geld en kleinburgerlijkheid
de rode draad in het verhaal. Conscience was het Kortrijkse milieu blijkbaar
niet gunstig gezind.
Uit de armoede omhoog gekropen en erg gesteld op materiële en
sociale vooruitgang, stelde Conscience zich heel zijn leven conservatief op. Het
gezag was onaantastbaar; politiek en godsdienst moesten in verzoening leven
maar niet op elkaars terrein komen; onder de standen moest vrede heersen.
Conscience zou levenslang een diepe gehechtheid aan de
vrijheid bewaren. Vooral in De Kerels van
Vlaenderen (1870) wekte hij de indruk zijn geloof te hebben verloren. Hij
was een vurig liberaal katholiek geworden. Hij pleitte voor vrijheid van
godsdienst en trok van leer tegen het misbruiken van de geestelijke macht door
de hogere geestelijkheid.
Zoals alle liberaal-geïnspireerden van die tijd wilde hij het
katholieke wereldbeeld verruimen. Hij was voorstander van de autonome van de
kunst: geen dogma’s of clericale censuur of betutteling.
In 't Wonderjaer
In 't Wonderjaer (1837) verheerlijkte hij de geuzen en als liberaal gelovige
had hij weinig sympathie voor het kerkelijk gezag.
In ons land kenden wij onder Willem I een korte, maar
vruchtbare samenwerking van liberalen en katholieken, die samen ijverden voor
persvrijheid, vrijheid van het individu en voor de scheiding van Kerk en Staat.
Maar in 1832 vaardigde Gregorius XVI zijn encycliek "Mirari vos" uit
die de aanzet betekende van een heftige anti-liberale actie in de Kerk. Vanaf
1832 gingen de politieke conflicten tussen liberalen en katholieken crescendo.
De Belgische liberalen werden vrijzinnig en anticlericaal.
Conscience stemde toe dat zijn In ’t Wonderjaer werd
gezuiverd door een paar katholieke geestelijken. Het boek werd omgewerkt tot
een verheerlijking van het conservatieve katholicisme. De oorspronkelijke
uitgave was niet meer te herkennen.
Die capitulatie voor de dwang van de Kerk viel hem zwaar. Hij
had het gedaan om een zo ruim mogelijke verspreiding van zijn werk te bereiken.
Het volk was in die jaren immers voor het grootste deel katholiek. Conscience
had te maken met een oerdiep conservatief wantrouwen van de Kerk tegenover het
literair genre dat hij beoefende. Bovendien was er het strenge anti-liberale
verzet van de clerus sedert "Mirari vos".
In kleine steden zoals Kortrijk ,
waar de katholieken heer en meester waren, vergde het heel wat moed om zich nog
vrijzinnig te durven noemen. De katholieke militante houding had veel te maken
met de stijgende onvrede over Willem I, die weldra zou uitgroeien tot een
georganiseerd verzet en een revolutie. In Kortrijk
kozen de meeste notabelen voor het nieuwe België.
In zijn historisch verhaal In 't Wonderjaer beschreef Conscience enkele "historische
taferelen uit de zestiende eeuw" met de beeldenstorm als middelpunt. De
strijd van de geuzen tegen de Spaanse bezetting vormde de hoofdintrige.
Het boek was pro-geus en anti-Spaans, pro-Germaans en
anti-zuiders. Vooral de verheerlijking van de geuzen schokte de katholieke
gemoederen. Conscience was gewonnen voor de liberale geest en de vrijheidsroes
van de Belgische revolutie. Ook later bleef hij diep gehecht aan die vrijheid.
Ook in De Kerels van Vlaenderen
getuigde hij van die vrijheidsdrang.
Heeft Conscience in deze periode zijn geloof verloren? Is hij
vrijzinnig geworden? In een artikel in de krant “Den Antwerpenaer" (1837)
brak Conscience een lans voor het exposeren van vrouwelijk naakt. Hij dreef de spot met de preutsheid
en de "belachelijke zondevrees".
Na de publicatie van De Leeuw van Vlaenderen (1838) was
Conscience in de toen nog vrij beperkte milieus van de Vlaamsgezinden een
belangrijke figuur geworden. In eigen land werd hij leraar Nederlands aan het
Hof.
In Antwerpen ging hij aan politiek
doen en richtte een onafhankelijke Vlaamse partij op. Die partij wilde een
neutrale koers varen tussen de katholieken en de liberalen.
Zijn politiek experiment bekwam hem
slecht. In de verhitte strijd tussen de beide partijen kreeg Conscience het van
beide zijden hard te verduren. Hij trok zich gedeprimeerd terug en
verhuisde spoedig - en opgelucht - naar
Kortrijk.
Naar
Kortrijk
Zijn ambt als
arrondissementscommissaris te Kortrijk verplichtte hem in politiek opzicht tot
strikte neutraliteit. Hij was vierenveertig jaar geworden, een man van aanzien,
een beroemde schrijver, gerijpt door tegenslagen en desillusies.
Een van de bedoelingen van eerste
minister Pierre de Decker was dat Conscience de vrede in dat onrustige
arrondissement en in het verscheurde Kortrijk zou herstellen. De streek aan de
Franse grens was méér dan een andere aan de Franse invloed blootgesteld.
Na de eedaflegging bij de
provinciegouverneur te Brugge arriveerde Conscience op 16 januari in het hotel
“De Gouden Leeuw" bij Louis Janssens-Vercruysse te Kortrijk, waarna hij
zijn intrek nam bij zijn vriend Pierre Nicolas Croquison in de Jan
Palfijnstraat nr. 16. Croquison was hoofdbouwmeester (architect) van de Stad
Kortrijk.
Overal was men ingenomen met
Conscience. Hij bleek een man van het gezond verstand en de verzoening te zijn.
Op 1 april nam het gezin Conscience zijn intrek in een ruim woonhuis in de
Rijselsewijkstraat nr. 486 (nu Consciencestraat).
De taak van
arrondissementscommissaris bestond o.m. uit de administratieve controle over de
gemeenten, over de kiezerslijsten en de buurtwegen, over de recrutering van
dienstplichtigen onder het lotingstelsel.
Conscience vreesde evenwel dat zijn
literaire arbeid door tijdsgebrek lelijk in de verdrukking zou komen. Een vage
hoop op overplaatsing naar Gent knapte af met de val van het ministerie-De
Decker, dat in oktober 1857 plaats moest maken voor de homogeen liberale
regering W. Frère-Orban.
Consciences dochter,
Marie-Sébastienne, huwde met de student, dichter en componist Gentil Antheunis.
Met de zoon, Hildevert, wilde het maar niet lukken. Hij verkwistte veel geld,
zocht het vermaak en bezorgde zijn ouders veel verdriet. Conscience deed al wat
in zijn kunnen lag: hij kocht hem vrij van (militaire) dienst en bezorgde hem
een job op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dat liep op niets uit en
Conscience liet zijn zoon een wijn- en likeurhandel uitbaten, wat alweer
mislukte. In 1866 vertrok Hildevert naar Kentucky. Na drie jaar kwam hij
berooid terug.
In april 1887 verhuisde het gezin
Conscience naar de O.L.Vrouwestraat nr. 26.
Conscience had later geen goed woord
over voor zijn Kortrijkse periode die hij beschreef als een ballingschap in een
klein stadje "vol vooroordelen,
beheerscht door eene financiële aristocratie, die hare medeburgers minacht, met
eene ongeloofelijke verwaandheid bezield is, zich opsluit in woningen somber en
naar als kloosters, en treurig als lag in elk huis een doode".
Conscience maakte er nochtans een
aantal vaste vrienden, zoals de familie Philippe Janssens, huisarts Edward
Tilleux, architect Pierre Nicolas Croquison, de vertrouweling Adolf van den
Peereboom en schoolinspecteur Adhemar Camille van der Cruyssen. Deze laatste
voerde bij Consciences begrafenis, op 16 september 1883 op het Antwerpse
Kielkerkhof, het woord namens de persoonlijke vrienden. Hij noemde daarbij de
Kortrijkse jaren Consciences wellicht gelukkigste tijd. Wat een contradictio in
terminis. Wie had gelijk?
Ere-voorzitter
van de “Société litteraire de Courtrai”
In 1812 richtten enkele kunstminnende
Kortrijkenaren de “Société des Amis des Beaux-Arts" op. Vanaf 1833 stond de vereniging bekend
onder de naam "Société pour l'Encouragement des Beaux-Arts et de
l'Industrie". In
1858 ging zij een fusie aan met de concurrerende vereniging “Maetschappij der
Minnaers van Schoone Kunsten". Conscience werd de eerste voorzitter.
De "Société des Beaux Arts"
organiseerde enkele markante kunsttentoonstellingen. Binnen de schoot ervan
werd een bibliotheek aangelegd die later de kern zou vormen van de Kortrijkse
stadsbibliotheek.
Van een heel andere aard waren de
activiteiten van de "Société littéraire de Courtrai", een Franstalige
discussiegroep van plaatselijke intellectuelen die samenkwamen in het
"Café Belge" op de Grote Markt. Op 16 oktober 1863 ging Conscience en
meester Adolf Verriest (de oudere broer van Hugo) over tot de stichting van de
nieuwe "Société" die als doel had de belangstelling voor wetenschap,
kunst en schone letteren te bevorderen.
Tot de stichters (1863) behoorden:
Hendrik Conscience, ere-voorzitter; Adolf Verriest, voorzitter; Adhemar Camille
van der Cruyssen, ondervoorzitter; August Debedts, beheerder; Néotère Verbeke, beheerder; Hippoliet Van
Brabander, schatbewaarder; Hildevert Conscience (zijn zoon), secretaris en de leden: Antoine Classen,
Jules Coucke, August Dathis, Emile Debrauwere, Félix Denucé, Edouard Paul
Depratere, Victor Gantier, Jean Ghyoot, H.-Jos. Leclercq, Charles Petithan,
Gustave Preux, Guillaume Vandenhoek, Adolphe Vanwymelbeke en Charles Weemaes.
Adolf Verriest werd nadien bevriend
met Guido Gezelle, zijn klasgenoot in het Klein Seminarie van Roeselare, en
vestigde zich als advocaat te Kortrijk. Hij werd de eerste rechter die de eed
aflegde in het Nederlands.
Conscience was een graag geziene gast
in dat milieu van Franstalige burgers. Hij hield er enkele voordrachten, haast
alle in het Frans, over het verplichtend onderwijs, het tweegevecht, het
alcoholisme, de bewaarscholen, de vrouw en haar taak, de theogonie, de
onaantastbaarheid van het menselijke leven, de christelijke kunst, de spelling,
de dichter Emmanuel Hiel.
Op 10 september 1868 werd Conscience
benoemd tot conservator van het Wiertzmuseum te Elsene. Een maand later nam de
"Société littéraire" in "Café Belge" met een banket
afscheid van haar ere-voorzitter. De vriendschapsbanden bleven echter bestaan;
vanuit Elsene bleef Conscience de activiteiten volgen.
De "Société" weerde alle
discussies over de lokale politiek uit haar vergaderingen. Ze telde drie
soorten leden: de actieve leden, de ere-leden en de corresponderende leden. Die
laatsten werden gekozen onder de niet-Kortrijkenaren die op een of andere wijze
een dienst hadden bewezen aan de vereniging of bijgedragen hadden tot kunst en
wetenschap. Een normaal fenomeen. Nieuwaangekomenen in een stedelijke
gemeenschap hadden behoefte aan socializing, teneinde zich in te burgeren,
relaties te krijgen en een sociale rol te vervullen. Vooral voor ambtenaren die
vaak van standplaats veranderden, was het niet onaardig onmiddellijk op een
"Société" te kunnen terugvallen.
Om lid te worden moest men zich
schriftelijk kandidaat stellen. De kandidatuur werd acht dagen ad valvas in het
vergaderlokaal uitgehangen. Bij geheime stemming en met een gewone meerderheid
werd de kandidaat aangenomen. Het lidmaatschapsgeld bedroeg in 1871 12 frank.
Het reglement van de "Société littéraire de Courtrai" vertoonde in
zijn hoofdstuk "Commission Administrative et séances" veel gelijkenis
met de gewoonten en gebruiken in een loge.
De "Société" verdween niet
met Consciences vertrek, maar zou pas verdwijnen in de beginjaren '20.
Een
vrijzinnige Conscience?
Is die "Société littéraire"
een verzamelplaats van mannen geweest die niet bepaald tot het gelovigste deel
van de Kortrijkse bevolking behoorden? Het type van de "verlichte
bourgeois" uit de 19de eeuw, die de intensieve godsdienstige praktijk aan
vrouw en kinderen overlaat? Behoorden enkele leden tot de anticlericale
liberalen? Vooral na 1833 was de splitsing clericaal-liberaal duidelijker
geworden.
In Consciences tijd was Kortrijk
zonder loge. Op de ledenlijsten van de loges te Gent komen tussen 1833 en 1866
50 namen voor van logebroeders uit Kortrijk, Menen, leper en Roeselare. In 1855
stichtten zij een "Cercle Philantropique de l'Ours" ("De
Beeren") en organiseerden muziekconcerten ten voordele van de armen in
Kortrijk en Zwevegem. Vanaf 1859 vergaderden zij in "Café du Parnasse"
in de Korte Steenstraat. In 1873 vonden wij Honoré Bouvier bij de "membres
fondateurs" van de "Société littéraire de Courtrai", maar ook in
het archief van de loge "La
Liberté " in Gent.
Hield Conscience contact met de leden
van deze filantropische vereniging?
De aandacht van Conscience ging
vooral uit naar het onderwijs. Toen in 1864 een einde kwam aan het liberale
bewind van burgemeester Danneel, die in september werd vervangen door de
katholiek Henri Nolf, vreesden de voorstanders van de gemeentelijke scholen
tegenwind. Na een uiteenzetting van meester Emile Crouckhants in de
"Société littéraire" nam Conscience het initiatief om financiële
steun te zoeken bij particulieren. Een "Comiteit ter ondersteuning van het
kosteloos onderwijs" kwam tot stand. Spoedig daarop kon het comité
overgaan tot de oprichting van een gemeenteschool voor meisjes. Die actie droeg
bovendien bij tot de bloei van het rijksonderwijs in Kortrijk. Conscience had
daarin - ongewild - een doorslaggevende rol gespeeld.
Na zes jaar inactiviteit - van 1914
tot 1920 - hernam de "Société littéraire" haar activiteiten. Het
bestuur koos een nieuw lokaal op de eerste verdieping van café
"Excelsior" op de Grote Markt. Het lokaal was elke dag toegankelijk,
maar het moest worden gedeeld met "Les Amitiés Françaises", een
nieuwe vereniging.
De bibliotheek van de
"Littéraire" werd heringericht en de halfmaandelijkse literaire
avonden begonnen een nieuw leven.
Joseph Verbeke was de na-oorlogse
voorzitter, majoor Georges Dobbelaere fungeerde als onder- voorzitter en Paul
De Coninck was de nieuwe secretaris. Het lidmaatschapsgeld bedroeg 12,50 fr.;
een gezinskaart kostte 15,50 fr. De "Société" telde nog 65 leden.
In "La
Liberté " van 4 december 1920 berichtte P.D.C.: “La
Société Littéraire
s'est bellement vengée, la semaine dernière, des longues années de silence lui
imposées par le régime teuton, par l’organe de monsieur Robert de Smet, qui est
venu nous entretenir de Bernard Shaw et de son oeuvre".
Louis Crouckhants (zoon van Emile),
lid van de "Société" sedert 1898, werd op 28 maart 1903 de eerste
voorzitter van de “Cercle Fraternel de Courtrai". Het stichtingsbanket had
plaats in “Café Français" op de Grote Markt. Die broederschap zou later
uitgroeien tot de loge "L'Amitié”.
Van een bijzonder toeval gesproken!
Op 14 maart 1803 werd in de Kapittelstraat te Kortrijk de loge
"L'Amitié" opgericht. De broeders werden “Les Ours - De Beeren"
genoemd. Honderd jaar later, dag op dag, werd de "Cercle Fraternel"
erkend door "Het Groot Oosten van België". Hun lokaal "Café
Français" had eveneens een uitweg in de Kapittelstraat en hun toenmalige
voorzitter heette De Beer!
Verscheidene leden van deze
broederschap waren bovendien lid van de "Société littéraire":
Philippe Baut (1893), Alfred Centner (1893), Charles Verwee (1895), Louis
Crouckhants (1898), Gerard Putman (1898), Medard Putman (1898), Prudent Trachet
(1899), Adrien Matton (1900), Hippolite Samoey (1900), Charles Van Eecke
(1900), Charles De Beer (1902), Jules Thibau (1903) en Joseph Verbeke (1903).
Hoewel er geen eenstemmigheid werd
bereikt in de "Cercle Fraternel" over de wederoprichting van een
Kortrijkse loge, kocht Alfred Centner in 1906 een huis op de Houtmarkt, samen
met een aanpalende woning die uitgaf op het Plein. Op 26 november 1906 werd de
loge "L'Amitié” opnieuw opgericht.
De burgers van Darlingen
Met "Darlingen" in het boek
De burgers van Darlingen (1861) is
Kortrijk bedoeld. Het verhaal situeert zich in de hongerjaren na 1845. Bonifaas
Romijs wil zijn dochter uithuwelijken aan de rijke Francis Pottewal, maar zij
kiest voor de niet gefortuneerde ingenieur De Cock. Haar zus “offert zich op”
en kiest Pottewal.
De tegenstelling tussen het huwelijk
uit liefde en het huwelijk uit berekening wordt levendig uitgewerkt. In het
boek wordt ook roddeltante Madame Kwas ten tonele gevoerd.
In de Leiestad herkent iedereen
iedereen behalve zichzelf. Het boek is geen afrekening met de Kortrijkse
burger. Het is een “zedenschildering" met bijbehorende zedenles.
Conscience’s oordeel over de benepen provinciestad Darlingen is echter niet zo
vleiend.
Dat de tijd te Kortrijk voor
Conscience een moeilijke tijd is geweest, wordt algemeen beweerd. Het ging hem
familiaal noch financieel voor de wind. Herhaaldelijk bekloeg hij zich erover
dat het ambt van arrondissementscommissaris niet zo goed betaald werd. Hij had
er wel enkele hechte vrienden van wie Adolf van den Peereboom zijn
vertrouweling was. Die laatste kreeg alle nieuwe manuscripten te lezen.
Gedurende de elf jaar die Conscience
te Kortrijk doorbracht, publiceerde hij precies twintig boeken. Een materiële
noodzaak: zijn gezin, twee meiden en een knecht inbegrepen, leefde op grote
voet.
Thierry Deleu
Reactie op "Chaos"
Beste goede dichter,
Hoe weet je telkens met verrassing naar buiten te komen! Daar siert nu CHAOS uw rijk gevulde palmares. Van harte proficiat! Wat al mooie dingen lezen we over jouw nieuwe bundel: ' een goed verpakte chaos in een leesvriendelijke vorm'.
Hoe mooi wanneer men van je getuigt: hij beheerst elk genre!
O dichter die verzandt in orde! En we lezen verder: een vernuftige dichter van verfijnde poëzie. ja cerebrale poëzie van een hartige dichter!
En ook: woorddichtheid van gevoelens. Het verstand dat de dichterlijke weg van de fantasia niet uit de weg gaat! En ga zo maar door!
Ja als dat geen complete poëzie is!
Thierry, je bent een begenadigd dichter: ' een wettelijke erfgenaam van goddelijke verbeeldingskracht!!
Thierry, ik wens je van ganser harte veel succes.
Met oprechte bewondering,
Fernand Florizoone
Hoe weet je telkens met verrassing naar buiten te komen! Daar siert nu CHAOS uw rijk gevulde palmares. Van harte proficiat! Wat al mooie dingen lezen we over jouw nieuwe bundel: ' een goed verpakte chaos in een leesvriendelijke vorm'.
Hoe mooi wanneer men van je getuigt: hij beheerst elk genre!
O dichter die verzandt in orde! En we lezen verder: een vernuftige dichter van verfijnde poëzie. ja cerebrale poëzie van een hartige dichter!
En ook: woorddichtheid van gevoelens. Het verstand dat de dichterlijke weg van de fantasia niet uit de weg gaat! En ga zo maar door!
Ja als dat geen complete poëzie is!
Thierry, je bent een begenadigd dichter: ' een wettelijke erfgenaam van goddelijke verbeeldingskracht!!
Thierry, ik wens je van ganser harte veel succes.
Met oprechte bewondering,
Fernand Florizoone
27 januari 2012
Poëtisch ontbijt in de bibliotheek, zondag 29 januari |
Poëtisch ontbijt in de bibliotheek
Zondag 29 januari 2012
De Openbare Bibliotheek Alveringem nodigt u vriendelijk uit op een poëtisch ontbijt
naar aanleiding van de Gedichtendag 2012.
Thierry Deleu stelt zijn gedichtencyclus Stroom voor, geschreven naar aanleiding van
Gedichtendag 2012.
Deze gedichten worden aangevuld met de zelfgeschreven gedichtjes van de leerlingen
van het 5de en 6de leerjaar van de Gemeentelijke Basisschool “Spelenderwijs” te Stavele.
Er is koffie, fruitsap en een boterkoek voorzien voor elke aanwezige.
Afspraak zondag 29 januari 2012 in de bibliotheek, Dorp 1 te 8690 Alveringem
om 10.30 uur. Toegang is gratis. Met vriendelijke groeten, Bruno Devlies Bibliothecaris |
26 januari 2012
Een gelukkige gedichtendag iedereen
Paul Demets wint zowel de Herman de Coninckprijs voor de Beste Dichtbundel met De bloedplek als de Publieksprijs voor het Beste Gedicht met Zonnehemel. Y.M. Dangre wint na de proza-Debuutprijs nu ook de Herman de Coninck Debuutprijs met Meisje dat ik nog moet. Het gedicht Zonnehemel wordt die dag als gratis poster in de boekhandel verspreid.
De bezoekers van Ansiel (923) kozen uit twaalf bundels De tuin van Eden van Tine Hertmans tot gedichtenbundel van het jaar 2011. Maar liefst 311 personen gaven deze mooie bundel hun
stem!
Tuin van Eden, Tine Hertmans, Demer Uitgeverij, Diepenbeek, 2011, ISBN 978-1-4466-7344-7; Over alles wat niet deugt, samenstelling: Hannie Rouweler, Demer Uitgeverij, 2011, Diepenbeek, ISBN 978-1-4466-0474-3
Nieuwe gedichten van Tine Hertmans over misbruik van kinderen. Illustraties van Tony De Bruycker. "De bundel dient als eerbetoon aan alle slachtoffers, in het bijzonder diegenen wier stem nooit is gehoord, die hun wonden niet hebben overleefd en hun geheimen met zich meenamen in het graf." (De auteur) "Woorden geschreven met de kracht van woede, gevoed door onmacht en schuldgevoel. Het verbaast mij steeds weer dat mensen, die zo zwaar zijn vernederd en geraakt in hun diepste ik, toch de sterkte vinden om hun gevoelens te uiten en zo een deel van hun verleden te verwerken. Deze bundel is daar een mooi voorbeeld van. Ik hoop dan ook dat hij door heel wat slachtoffers, maar ook door hulpverleners aandachtig zal gelezen worden." (Dr. Johan Marchand)
haar kille lichaam raakt zijn warme huid
ze schrikt heel even, ontspant en rekt zich uit
hij houdt van haar en zij van hem
waarom zit voelen in een gevangenis klem
haar ogen staren in het nachtelijk duister
ontdaan is de realiteit van glans en luister
Abonneren op:
Posts (Atom)