Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

31 januari 2012

THIERRY DELEU N.A.V. GEDICHTENDAG IN BIBLIOTHEEK ALVERINGEM


Op zondag 29 januari 2012 las Thierry Deleu in de bibliotheek van Alveringem gedichten voor, met als thema "Stroom".
Ook leerlingen van 5de en 6de leerjaar basisschool Stavele lazen eigen gedichten voor. Dezelfde klas van meester Herman speelde ook muziek.
Een hoogstaande poëtische voormiddag!
Tijdens de drie pauzes was er koffie met boterkoeken.
De voorgelezen gedichten hingen op in de valva.


Wit paard

Wit paard
gebald

melkweg besneeuwd
van renvuur bezeten

oog
over vlakte en verder

haalt dampend
de verte

draagt hertogelijk
Maria van Bourgondië

broos
voltooid

Fernand Florizoone

2012

Breekbare Boodschap


Hoe maagdelijk nog
dit onbeschreven landschap:

zal het lente worden
en dan weer
zomer
zoals toen

zullen de bladeren
dan later
van kleur veranderen

en zal het
daarna
genoeg sneeuwen
zodat wij jou
een ouderwetse kaart
kunnen sturen?


Thomas Rubico


Bospad

Orkanen op komst:
hoog boven in de kruinen
gekraak van takken.
                                 T.R.


Accept my eyes

Hoe twee paar ogen
naar dit landschap kijken
glimlach van een kind:
de straat is hun huis, hun bed,
de vogels zingen hun naam.
                                 T.R


Oneindig

Het zachte ruisen
van het onmetelijk water,
de oceaan ligt diep.
                                 T.R


Stapper

Stapper, je sporen
zijn de weg, en zij alleen;
stapper, er is geen weg,
al stappend maak jij je eigen weg
en als je omkijkt
zie je het pad dat je nooit meer zult lopen
stapper, er is geen weg
alleen het kielzog in de zee.

Thomas Rubico, vrij naar Caminante van de Spaanse grootmeester Antonio Machado.
  

29 januari 2012


Hanne Vranken, Anne Vanlerberghe, Liesbeth De Rijcke
Vrije Universiteit Brussel Professor Hans Vandevoorde
Schakelprogramma Taal- en Letterkunde (Nederlands)
Brussel, 23 december 2011
Poëzie na 1945

Groepsreferaat
De surrealist in Ben Klein

Op 13 juni 1928 wordt Frans Dewispelaere, alias Ben Klein, geboren in Polen. Later verhuist hij naar Antwerpen, waar hij zich zal ontpoppen tot een experimentele dichter. Hij ontmoet dichters, zoals Antonin Artaud, die zijn poëzieopvattingen mee vorm geven. Vanaf 1957 is hij redactielid van het experimentele tijdschrift Het Kahier, later Het Kahier X. Klein zal het tijdschrift op de kaart zetten in het wereldje van de experimentele poëzie. Hij ventileert er zijn poëtica in en beïnvloedt zo de evolutie van wat hij de Avant-garde Pohesie in Vlaanderen noemt. Hoewel Klein met zijn action-poetry wel eens in de openbaarheid treedt, kiest hij er bewust voor om niet te schrijven voor commerciële doeleinden. Dit maakt dat zijn erfenis eerder klein is, waardoor hij nu niet meer de aandacht krijgt die hij verdient. Desondanks wordt Ben Klein soms in één adem genoemd met surrealisten als Lucebert en Van Ostaijen, volgens ons niet onterecht. Aan de hand van zijn poëtica en zijn werk tonen we aan dat Ben Klein wel degelijk tegen het surrealisme aanleunt.
De eerste surrealistische uitlatingen van Ben Klein vinden we terug in zijn poëtica, die hij stelselmatig publiceerde in Het Kahier. Klein spreekt niet langer over poëzie, maar over pohesie. Met deze opmerkelijke term, die we onder andere ook terugvinden bij Lucebert, distantieert hij zich van de traditionele poëzieopvatting. Daarom acht hij een nieuwe noemer noodzakelijk. Zijn poëtica is in de loop der jaren geregeld van invulling veranderd, waardoor contradicties niet ongewoon zijn. Zo spreekt hij eerst over de direkte pohesie (Kahier 11 1958), wat later reine pohesie wordt (Kahier 12 1959) en daarna nieuwe pohesie (Kahier X 34 1964).
In Kahier X 34 publiceert Klein het artikel ‘Notities’ waarin hij het over die nieuwe pohesie heeft. Het betekent een heuse cesuur in zijn poëtica en tevens een meer surrealistische invulling ervan. Na jarenlang experimenteren met taal wijst hij de ethische functie van het dichterschap af. Verisme en reine pohesie verdwijnen van het toneel. “Dilettanten en bastaarden denken pohesie wordt GEMAAKT”, maar niets is minder waar: pohesie is autonoom en de dichter lijdt eraan. (Stes, 1986: 79) In die nieuwe invulling komt vorm op de eerste plaats. Gedichten kunnen niet begrepen worden: ze worden waargenomen. De inhoud
verdwijnt met andere woorden op de achtergrond. Hij benadrukt het speelse karakter van het experimenteren met taal. Een gedicht is een vondst, gebaseerd op toeval en intuïtie.
Binnen Kleins poëtica is ook de visie op de lezer surrealistisch getint. De lezer moet aan strenge voorwaarden voldoen. Zo is het belangrijk dat hij bijzonder geconcentreerd en erg taalgevoelig is. Met die eigenschappen kan hij woorden aanvoelen en het gedicht waarnemen zoals hij een droom zou analyseren. De inhoud is bijgevolg niet langer van belang: het gedicht wordt immers niet gelezen, maar krijgt pas betekenis aan de hand van en in het onderbewuste.
Het is net de spanning tussen droom en gedicht, tussen concreet en abstract, tussen bewustzijn en onderbewustzijn die bij de lezer een surrealistisch geheel tot stand brengt.
Natuurlijk blijft het surrealistische idee niet beperkt tot Kleins poëticale opvattingen.
Ook in zijn werk zelf vinden we er sporen van terug. We namen vooral zijn kleine aandeel prozagedichten onder de loep. Aan de hand van het prozagedicht ‘De wetten van Jim III’ uit Sachem en rokkenjager Gedichten (1987) tonen we aan dat Klein het surrealisme niet schuwt.
Het samenspel van associatief taalgebruik, beeldspraak met onmogelijke tegenstellingen en thema’s als erotiek, revolutie en vrijheid getuigen hiervan.
Klein combineert woorden zoals kinderen kleuren. We ontmoeten een farao langs de Leie, een buste die aan de noodrem trekt en vrouwen met drie olifantsoren: niemand die dit met rede kan vatten. Kleins metaforen zijn onmogelijke tegenstellingen en hij gebruikt ze ongeremd. Door woorden als ‘buste’ en ‘dekking,’ of ‘goedendag’ en ‘zinnen’ in één regel te combineren, verbindt hij seksualiteit met geweld. Dit bekritiseert hij vervolgens genadeloos door de vijf eerste regels als vergelijker voor de zesde regel te gebruiken.
Ook qua thematiek neigt Klein naar het surrealisme. Door de talloze intertekstuele verwijzingen naar onder meer de wetten van Jim Crow, de Franse revolutie en de zondeval enerzijds, en de bovengenoemde tegenstellingen anderzijds, zijn surrealistische thema’s als erotiek, revolutie en vrijheid nooit veraf.
De thema’s, metaforen en literaire associaties die we hierboven identificeerden kunnen echter niet als partes pro toto beschouwd worden. Het is integendeel de combinatie van surrealistische markers die Ben Klein tot surrealist maakt.

Bibliografie:
Brems, Hugo. Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945 - 2005. Amsterdam: Bert Bakker 2009.
Klein, Ben. Het Kahier X 23/24 (1965).
Klein, Ben. Het Kahier X 31 (1968).
Klein, Ben. Het Kahier X 32 (1968).
Klein, Ben. Het Kahier X 33 (1969).
Klein, Ben. Sachem en rokkenjager. Antwerpen: Facet Internationaal 1987.
Stes, Veerle. Het cahier/ Kahier (X) Een tijdschrift rond Ben Klein. De poëzie-opvattingen van Ben Klein. Leuven: Katholieke Universiteit te Leuven 1986.
‘Auteursgegevens’. BNTL. http://www.bntl.nl/bntl/?wicket:interface=:3 :::: (4 december 2011).
‘Jef Verheyen - Hulde aan Mondriaan. Mutual Art.
http://www.mutualart.com/Artwork/Hulde-aan-Mondriaan/7F6352AB50EC07B4 (6 december 2011).
Jespers, Henri-Floris. Ben Klein en Werner Spillemaeckers. Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie. http://mededelingen.over-blog.com/article-ben-kleinwerner-spillemaeckers-89097751.html (14 december 2011).
‘Klein, Ben’. Schrijversgewijs. http://schrijversgewijs.be/schrijvers/klein-ben/ (18 december 2011).
Lucebert. de amsterdamse school. In: Lucebert, verzamelde gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij 2002: 154.
http://www.dbnl.org/tekst/luce001amst01_01/luce001amst01_01_0024.php (6 december 2011).
‘Movements & Themes: Geometric Abstracts’. Mid-Centuria.
http://www.midcenturia.com/2011/06/movements-themes-geometric-abstract.html (6 december 2011).
Vermeulen, François. Ben Klein, experimenteel. Blogspot.
http://benkleinexperimenteel.blogspot.com/ (18 december 2011).


ZEVENENTACHTIGSTE LENTE

Voor knaapje van twaalf
was de wereld spelen
rond weiden, zee en fantasia,
ik tuurde naar wolken en vogels
en wou een leeuwerik zijn.

Vandaag schouwt een man van jaren
in de tuin naar de appelboom
hoe zijn oude wortels
telkens weer bloesems schilderen,

op het muurtje zingt een merellied
de stramheid van de winter weg,
een achterkleinkind buitelt in het gras
en lacht,

langs het tuinpad
slaat hij de kiemende radijzen gade,

en in de stem van La Esterella
zingen Vlaanderens torens,

een pas ontloken vlinder
met kleuren wit van wol en rood van roos
strijkt neer op zijn mouw,

o lente,
al zevenentachtig maal groen van gras,
wat moet nog meer?

Fernand Florizoone
(januari 2012)

Zon en zee


Zie hoe geil ik loop op heet zand,
nu met kouvoeten op het strand,
tussen twee tafereeltjes beeldjes

van zon en dagvorst, zee heeft
alles mee om ontspannend de
drukte aan te kunnen het weer

de tijd niet te gunnen om mijn
plezier te bederven, ik hou
van uitgestrekt water wereldzee

van mijn gedachten gevoelens,
nu nog en toen zeker, toen het
kind in mij jonger was en achter

vader liep, onwetend hoe diep
de zee op de bodem lag en hoe
stiekem zon mijn huid verschroeide.   

Thierry Deleu



Fair Trade

laat je niet misleiden,
alles heeft zijn echte prijs:
de kogel in de doden,
de doden onder het ingestorte
huis, de terloopse schade

we worden dagelijks in de maling
genomen terwijl er anderen worden
vermalen: er is een ronkende
mallemolen die zijn prijs
bepaalt volgens een stijging
op een beurs, de voorkennis
van uitbuiters en beulen

de bedragen van de schande,
wie betaalt ze uit: heeft niet
alles met alles te maken,
zijn we niet zelf op koopjes uit

laat je niet verleiden, haal
geen kind in huis dat je aankijkt
met lege ogen, een geest die
nooit zal lezen waarom het water
schaarser wordt en grote vissen
nog steeds de kleinere vreten

is er vraag naar zijn aanbod,
zijn bedelblik, zijn ogenblik
op aarde en daarna zand erover
ter bevruchting van het land

alles heeft zijn ware prijs,
de enige die over waarde spreekt:
we ruilen dagelijks weelde
voor ontbering, kogels voor
een droom van vrede

heeft niet alles met alles
te maken: de spelen om de macht,
de tedere spelen van vrede, wie zou
de nachten vrezen wanneer de dagen
hun ware handel hebben volbracht

Staf De Wilde

HET DANSHUIS VAN HET DORP


De zeemeisjes van de zeemeeuwdorpen
dragen hun lampen boven de schemer uit
in gewaden van mist en mythe
wachtend op hun idool,

het oude dorp zal één nacht eiland zijn,
een dansdijk van de minne,
weldra zullen geliefden als maartse twijgen
in zomer overgaan.

(verscheen in 'Vlaanderen' heel lang geleden)

Fernand Florizoone

Het einde van de GRAAL

Ik heb mij over de kleine uitgeverij De Graal, de uitgeverij van Johan van Nijen, weleens laatdunkend uitgelaten. Dat kwam doordat ik De Graal kende als de uitgever van de latere boeken van Gust van Brussel en ik van mening was dat het werk van Van Brussel meer zorg, meer aandacht en een bredere verspreiding verdiende. De Graal was een vaag uitgeverijtje aan de uiterste marges van de literaire wereld, met uitgaven waarop kritiek gerechtvaardigd was, ook voor wat betreft de uitvoering. Die kritiek was terecht, maar hij deed geen recht aan de sympathie en de waardering die ik heb voor kleine uitgeverijen, die een noodzakelijke aanvulling vormen op de grote commerciële uitgevers. Uiteraard zijn ook zij onderworpen aan de economische wetten van Winst en Verlies, maar toch hebben zij mogelijkheden die de grote uitgeverijen niet of in mindere mate hebben, zoals bijvoorbeeld het uitgeven van de boeken van een bejaarde, niet langer commercieel interessante auteur als Van Brussel.
Sinds mijn afwijzende opmerking zijn er jaren verstreken en nu mij het bericht bereikt dat Johan van Nijen aan een anorisma in zijn buik is geopereerd en met De Graal is gestopt, is het mijn laatste kans mijn kritiek te nuanceren, want, eerlijk is eerlijk en ere wie ere toekomt, in die jaren heeft De Graal mijn leven verrijkt met een aantal noemenswaardige boeken, niet alleen die van Gust van Brussel. Ik zal die nuance aanbrengen op de wijze waarop je die bij uitgeverijen aan moet brengen: door het bespreken van een paar boeken die bij de uitgeverij is verschenen.
Maar eerst moet de naam van de uitgeverij worden bepaald. In de diverse publicaties kom je namelijk verschillende namen tegen: “De Graal”, “de GRAAL” en “De GRAAL”. Daarbij wil de naam op de omslag zelfs verschillen van de naam op de titelpagina. Hierbij zijn deze slordigheden gecorrigeerd en wat er ook gedrukt is, vanaf nu staat er De Graal.


En dan nu enkele boeken die het uitgeven meer dan waard waren.
Van De Cyclamenman had ik met waardering het typoscript gelezen en bij de huldiging van Van Brussel in Antwerpen, waarbij de roman gepresenteerd zou worden, sprak ik die waardering uit.. Ik beweerde toen dat een boek lezen toch heel anders is dan het lezen van een typoscript en inderdaad: de stevige, soepele paperback ligt veel prettiger in de hand dan een stapel losse A4-tjes, het papier is helderder, lettertype en –grootte zijn veel leesbaarder. Die fysieke verschillen werken door in mijn mentale ervaring als lezer.
Door de evenwichtige opbouw van het verhaal trok de roman trok mij langzaam maar zeker het verhaal in, naar de opgroeiende John, de hoofdpersoon. Een aantal aspecten hadden wat verder kunnen worden uitgewerkt – het voetballen en hardlopen, het schrijven van de eerste gedichten en de reden dat ze geschreven werden – maar dat idee komt vanuit biografische nieuwsgierigheid, want het is duidelijk de roman sterk autobiografisch getint is. Blijkbaar wilde de roman zelf sneller naar het verhaal van John en Pat, want daar gaat over en dat verhaal is al lijvig van zichzelf.
Ondanks alle verschillen dringt een vergelijking met Het Land van Herkomst van Du Perron zich op. Het beoordelen van de historische waarde van De Cyclamenman laat ik aan Belg of historicus, maar het is duidelijk dat ook hier het verloren land van jeugd en onschuld het belangrijkste decor vormt, en al heeft dat decor de kleuren van een ander werelddeel, het is wel dezelfde tijd en de politieke ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen, de teloorgang van een voorbij gestreefde elite zijn als in het boek van Du Perron. Ook doet het mij denken aan Ontmoeting in de zonnewende van Johan Daisne, maar die associatie komt vooral door de poëzie; het boek van Daisne is vooral sfeer, een toon, en bij Van Brussel, die altijd dichter is, ook wanneer hij zich beperkt tot proza, is toon en sfeer altijd een belangrijk aspect.
Het eerste deel van het verhaal, het verhaal van John, is vooral aangrijpend door het historische bombardement van Antwerpen, waardoor de hoofdpersoon voor zijn verdere leven getekend wordt. De verontwaardiging, de woede, de machteloosheid, de vragen en vooral ook de desillusie over de menselijke beschaving, de christelijke naastenliefde, John draagt het de hele roman, zijn hele leven mee.
Het tweede deel van het verhaal, het verhaal van John en Pat, is spannend, ook omdat de verhouding tussen John en Pat tot het laatste onzeker blijft. En toch is het decor van dat verhaal minstens even belangrijk en aangrijpend, want dat decor maakt heel tastbaar dat er altijd jeugd was die een eigen weg ging, tegen de gangbare moraal en gebruiken in, en niet slechts vanaf de revolte van de zestiger jaren. De kleine, elitaire gemeenschap waarin de getekende John eigengereid zijn weg zoekt, wordt getoond als in de helle flitslichten van een fotorapportage.
In het uiteindelijk gepubliceerde boek zouden veel spelfouten staan, zodanig dat het boek sommige lezers zeer gehinderd heeft. Dat is zo’n punt waarop De Graal als zeer kleine uitgeverij niet de kwaliteit kan leveren die je wenst, maar wanneer je een lezer bent die gegrepen door een verhaal over spelfouten heen kan stappen, is De Cyclamenman een waardevolle, aansprekende, interessante roman. En ook al is Van Brussel bezig met een nieuwe versie, waarin de spelfouten zijn gecorrigeerd, het is De Graal die het in 2010 mogelijk maakte dat ik deze roman als boek, goed in de hand liggend, kon lezen.

Maar er zijn meer boeken waardoor De Graal herinnerd moet worden.
Het stond al een paar jaren linksonder in de boekenkast bij de nog te lezen boeken, Iks, met tussen haakjes als ondertitel “vampierenmanieren”. Hoe ik er aan ben gekomen en wanneer dat was, weet ik niet meer. Misschien is het mij nooit opgevallen dat dit boek in 1983 werd uitgegeven door De Graal uit Turnhout. Dat de schrijver van dit boek Johan van Nijen is, en dat Johan van Nijen uitgeverij De Graal ís, het was nooit tot mij doorgedrongen. Tot ik bij de huldiging van Gust van Brussel in Antwerpen in gesprek kwam met de schrijver Ton Meurs, die ook bij De Graal publiceerde, en mijn fantastische georiënteerdheid ter sprake kwam. Meurs wees mij er op dat zijn uitgever ook een fantastische roman had gschreven, Iks, over een vampier. In de loop van de dag rees bij mij het vermoeden dat ik het boek in de kast had en ’s avonds vond ik het terug, daar linksonder in de boekenkast, bij de nog te lezen boeken.
De notitie achterin geeft aan dat het een boek met geschiedenis is: “Vampieren­manieren werd geschreven van 7.6 tot 26.11.73. Tijdens de winter van 1976 werd Vampierenmanieren omgeschreven tot Iks. Tijdens oktober en november 1982 werd het resultaat overgetypt en hier en daar nog veranderd.”
Op de achterflap staat: “De eerste Vlaamse vampierenroman.” Is dat zo? Ik kon het niet uitsluiten en vroeg het na bij Jaap Boekestein, naast schrijver van fantasy ook geschiedschrijver van dat genre. Volgens hem is Iks de eerste Vlaamse vampierenroman voor volwassenen. En dat maakt het boek én uitgeverij De Graal tot een historisch feit.
De flaptekst omschrijft het verhaal als volgt: “Op de begrafenis van zijn minnares ontmoet Gustaaf Zegerink, een bekende schrijver, de heer Iks, die zich een vampier noemt. Bestaan vampieren echt? Gustaaf Zegerink wil het geheim van Iks doorgronden. De oplossing van het raadsel is voor hem noodlottig. Samen met Gustaaf Zegerink wordt de lezer meegesleurd in een draaikolk van gebeurtenissen, die hem niet loslaten voor hij de laatste bladzijde met een diepe zucht heeft omgedraaid. Iks. Een boeiend en adembenemend leesavontuur.”
Wel, dat is wel wat overdreven. Iks is geen literair meesterwerk, daarvoor laat vooral de karaktertekening teveel te wensen over. Seksuele frustratie voert wat puberaal de boventoon, maar dat past wel bij de zeventiger jaren waarin het geschreven werd en wellicht ook in de tachtiger jaren waarin het werd gepubliceerd. Verder eindigt het verhaal een beetje abrupt en komt het terugsporen van het verleden van Iks niet echt uit de verf. Maar verder zijn de verslagen van het alter ego van Johan van Neijen acceptabel, zit er voldoende vaart en afwisseling in het verhaal. Daardoor is het boek nog altijd leesbaar, zeker voor de genreliefhebber.

Maar er zijn meer boeken waardoor De Graal herinnerd moet worden.
Dankzij de huldiging van Gust van Brussel in Antwerpen ontmoette ik Ton Meurs, en daardoor kwam ik er niet alleen achter dat de eerste vampierenroman uit Vlaanderen, misschien wel in het Nederlands, in mijn boekenkast stond te wachten, maar ik leerde ook een interessante auteur kennen, die onder de naam Meurs A.M. de boeiende roman Aan De Lange Weg schreef, in 2004 gepubliceerd bij, juist ja, De Graal.
Voorbij gaand aan het moderne ‘Printing On Demand’, waarbij de oplage van een eerste, tweede, derde druk geen rol meer speelt, kun je stellen dat kleine uitgeverijen zich beperken tot één druk. Meerdere drukken zijn minder gangbaar, zowel wegens financiële redenen als vanuit de aard van een kleine uitgeverij, meer gericht op het zo goed mogelijk uitgeven van waardevolle boeken dan op een economisch verant­woorde winstgroei. Kleine uitgeverijen zijn in het algemeen meer uitgever dan bedrijf.
Aan De Lange Weg is zo’n uitzondering die de regel bevestigt, want in 2009 verscheen de “derde, herziene en geïllustreerde, druk”, nog steeds bij De Graal. Sinds 2004 is Aan De Lange Weg door Patrizia Filia bewerkt tot een hoorspel, dat op meerdere plaatsen werd opgevoerd, en geïnspireerd door het boek maakte Ufuk Kobas Smink een aantal tekeningen die in de derde druk als illustraties werden opgenomen. Het resultaat is een prachtige paperback, met helder papier van goede kwaliteit, uitstekende lettergrootte en bladspiegel, goed gebonden of geplakt in een mooie omslag, een boek dat lekker in de hand ligt.
Net als De Cyclamenman van Gust van Brussel is Aan De Lange Weg een roman over een bepaalde plaats in een bepaalde tijd en hoe de mensen daar mens waren. “Voor de Lange Weg stond de oude weg van Eindhoven via Turnhout naar Antwerpen model.” Het verhaal speelt zich af bij Veldhoven, waar Meurs in 1944 werd geboren. Literatuur in het verlengde van Boon.
De belangrijkste soort Literatuur is de literatuur die met woorden vormgeeft aan situaties en gebeurtenissen die aan de schrijver zelf zijn gerelateerd, op een manier die het algemener maken. Dat vind je bij Brouwers, bij Boon, bij Wolkers, bij Du Perron, bij alle schrijvers van belang. Aan De Lange Weg, waarin een Jan rondloopt in wie de lezer een jongere A.M. mag herkennen en waarin A.M. zelf met het verhaal bezig is, de ontwikkeling van het historische verhaal en het schrijven van dat verhaal hand in hand gaan, ligt in stijl en vormgeving veel dichter bij Boon dan bij Brouwers. Aan de lange weg brengt Veldhoven vlak na de Tweede Wereldoorlog tot leven en al lezende begrijp je dat het boek heeft geïnspireerd tot tekeningen en een hoorspel.

Er zijn dus boeken waardoor ik mij De Graal zal herinneren; het zijn boeken waardoor ook anderen en zelfs de officiële literaire geschiedschrijving zich De Graal zou moeten herinneren. Want het was De Graal die deze boeken publiceerde en ook al liet Johan van Nijen daarbij wel eens een steek vallen, het waren toch verzorgde uitgaven, die niet onderdeden voor de uitgaven van andere kleine uitgeverijen en die in sommige opzichten konden overtreffen, want soms was het resultaat een prachtige paperback, met helder papier van goede kwaliteit, uitstekende lettergrootte en bladspiegel, goed gebonden of geplakt in een mooie omslag, boeken die lekker in de hand liggen.

Paul van Leeuwenkamp 

28 januari 2012


HENDRIK CONSCIENCE IN KORTRIJK 
  

Kortrijk heeft in het leven van Hendrik Conscience een grote rol gespeeld. Hij verbleef er van 16 januari 1857 tot 11 september 1868. Hij was er arrondissementscommissaris.

Een depressieve Conscience
Conscience kende een heel ongelukkige kindertijd. Zijn moeder stierf als hij acht jaar was. Zijn vader, een ingeweken Fransman, was vaak uithuizig. Als opgroeiende jongen was Hendrik dikwijls ziek. De jongen zocht soelaas in zijn verbeelding en schoof de werkelijkheid voor zich uit. Op die manier voelde hij zich minder eenzaam. Hij kon erg neerslachtig zijn, op de rand van een zenuwoverspanning. Hij had vaak ups en downs. Bij de minste tegenwind werd hij uit zijn evenwicht gebracht. 

Conscience werd op rijpere leeftijd ook hypochonder. Vooral in zijn Kortrijkse tijd regende het klachten over zijn gezondheid, over kwaaltjes en ongemakken.
Iedere keer dat het met hem slecht ging, voelde hij de drang om van huis te vluchten en te gaan zwerven. Hij logeerde toen in afspanningen of bij goede mensen.  Ook in Kortrijk poetste hij herhaaldelijk de plaat. In 1859 schreef hij: "Mijn zenuwen zijn ontsteld. Dezer dagen ben ik uit Kortrijk gaan loopen en heb mij naer de zee begeven, tusschen Veurne en Duinkerke, waer ik vier dagen in eenzaemheid langs het strand heb gedwaeld".
Bij vrienden kwam Conscience wel los en kon hij boeiend vertellen. Hij had een grote behoefte aan vriendschap, liefde en geborgenheid. Werd hij niet omringd door echo's van sympathie, dan voelde hij zich eenzaam in "eene woestijn", zoals te Kortrijk. In 1865 schreef hij aan zijn vriend Van Beers: “In mijne ballingschap worstel ik al voort tegen de uitputting der eenzaamheid".

Conscience was ook een natuurliefhebber. Zijn liefde voor de natuur was geworteld in zijn diepe behoefte om te genezen van zijn mensenvrees. Hij vond in de natuur, de planten, bloemen en insecten, partners in eenzaamheid, met wie hij kon spreken. De natuur schonk hem troost, licht en sterkte.

Vanaf 1853 kon hij van zijn pen leven. Hij voelde zich gevleid toen hij in 1856 benoemd werd tot arrondissementscommissaris in Kortrijk. Daar probeerde hij zijn stand op te houden. Hij leidde er een rijkelijk leventje en was een hoge gast op diners, recepties en andere uithuizigheden. Geregeld kwam hij daardoor in geldnood.

Een katholieke liberaal
De invloed van zijn vrome moeder is op de jonge Conscience waarschijnlijk groot geweest. De diep godsdienstige aard van Conscience kwam heel sterk tot uiting in zijn werk. Enkel in Hlodwig en Clothildis (1854) gaf hij kritiek op het geloof. Als liberaliserende mens hield hij niet van een "clericaal" katholicisme dat macht demonstreerde in de politiek en het openbaar leven. Hij hield zich ver van een demonstratieve katholiciteit. Hij eiste voor zichzelf een persoonlijke vrijheid op en verzette zich tegen de bemoeiingen van de clerus in het openbaar leven. De meeste van zijn vrienden waren liberalen: Gustaaf Wappers, directeur van de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, Jan van Beers, Emmanuel Hiel, Julius Hoste.

In de typisch burgerlijke geest die hem in zijn hooggeplaatste situatie te Kortrijk kenmerke, schonk hij veel aandacht aan geldkwesties en status. In De burgers van Darlingen (1861) - waarmee hij de Kortrijkse burgerij bedoelde - zijn geld en kleinburgerlijkheid de rode draad in het verhaal. Conscience was het Kortrijkse milieu blijkbaar niet gunstig gezind.

Uit de armoede omhoog gekropen en erg gesteld op materiële en sociale vooruitgang, stelde Conscience zich heel zijn leven conservatief op. Het gezag was onaantastbaar; politiek en godsdienst moesten in verzoening leven maar niet op elkaars terrein komen; onder de standen moest vrede heersen.
Conscience zou levenslang een diepe gehechtheid aan de vrijheid bewaren. Vooral in De Kerels van Vlaenderen (1870) wekte hij de indruk zijn geloof te hebben verloren. Hij was een vurig liberaal katholiek geworden. Hij pleitte voor vrijheid van godsdienst en trok van leer tegen het misbruiken van de geestelijke macht door de hogere geestelijkheid.
Zoals alle liberaal-geïnspireerden van die tijd wilde hij het katholieke wereldbeeld verruimen. Hij was voorstander van de autonome van de kunst: geen dogma’s of clericale censuur of betutteling.

In 't Wonderjaer
In 't Wonderjaer (1837) verheerlijkte hij de geuzen en als liberaal gelovige had hij weinig sympathie voor het kerkelijk gezag.
In ons land kenden wij onder Willem I een korte, maar vruchtbare samenwerking van liberalen en katholieken, die samen ijverden voor persvrijheid, vrijheid van het individu en voor de scheiding van Kerk en Staat. Maar in 1832 vaardigde Gregorius XVI zijn encycliek "Mirari vos" uit die de aanzet betekende van een heftige anti-liberale actie in de Kerk. Vanaf 1832 gingen de politieke conflicten tussen liberalen en katholieken crescendo. De Belgische liberalen werden vrijzinnig en anticlericaal.

Conscience stemde toe dat zijn In ’t Wonderjaer  werd gezuiverd door een paar katholieke geestelijken. Het boek werd omgewerkt tot een verheerlijking van het conservatieve katholicisme. De oorspronkelijke uitgave was niet meer te herkennen.
Die capitulatie voor de dwang van de Kerk viel hem zwaar. Hij had het gedaan om een zo ruim mogelijke verspreiding van zijn werk te bereiken. Het volk was in die jaren immers voor het grootste deel katholiek. Conscience had te maken met een oerdiep conservatief wantrouwen van de Kerk tegenover het literair genre dat hij beoefende. Bovendien was er het strenge anti-liberale verzet van de clerus sedert "Mirari vos".

In kleine steden zoals Kortrijk, waar de katholieken heer en meester waren, vergde het heel wat moed om zich nog vrijzinnig te durven noemen. De katholieke militante houding had veel te maken met de stijgende onvrede over Willem I, die weldra zou uitgroeien tot een georganiseerd verzet en een revolutie. In Kortrijk kozen de meeste notabelen voor het nieuwe België.

In zijn historisch verhaal In 't Wonderjaer beschreef Conscience enkele "historische taferelen uit de zestiende eeuw" met de beeldenstorm als middelpunt. De strijd van de geuzen tegen de Spaanse bezetting vormde de hoofdintrige.
Het boek was pro-geus en anti-Spaans, pro-Germaans en anti-zuiders. Vooral de verheerlijking van de geuzen schokte de katholieke gemoederen. Conscience was gewonnen voor de liberale geest en de vrijheidsroes van de Belgische revolutie. Ook later bleef hij diep gehecht aan die vrijheid. Ook in De Kerels van Vlaenderen getuigde hij van die vrijheidsdrang.

Heeft Conscience in deze periode zijn geloof verloren? Is hij vrijzinnig geworden? In een artikel in de krant “Den Antwerpenaer" (1837) brak Conscience een lans voor het exposeren van vrouwelijk naakt. Hij dreef de spot met de preutsheid en de "belachelijke zondevrees".
Na de publicatie van De Leeuw van Vlaenderen (1838) was Conscience in de toen nog vrij beperkte milieus van de Vlaamsgezinden een belangrijke figuur geworden. In eigen land werd hij leraar Nederlands aan het Hof.
In Antwerpen ging hij aan politiek doen en richtte een onafhankelijke Vlaamse partij op. Die partij wilde een neutrale koers varen tussen de katholieken en de liberalen.
Zijn politiek experiment bekwam hem slecht. In de verhitte strijd tussen de beide partijen kreeg Conscience het van beide zijden hard te verduren. Hij trok zich gedeprimeerd terug en verhuisde  spoedig - en opgelucht - naar Kortrijk.

Naar Kortrijk
Zijn ambt als arrondissementscommissaris te Kortrijk verplichtte hem in politiek opzicht tot strikte neutraliteit. Hij was vierenveertig jaar geworden, een man van aanzien, een beroemde schrijver, gerijpt door tegenslagen en desillusies.
Een van de bedoelingen van eerste minister Pierre de Decker was dat Conscience de vrede in dat onrustige arrondissement en in het verscheurde Kortrijk zou herstellen. De streek aan de Franse grens was méér dan een andere aan de Franse invloed blootgesteld.
Na de eedaflegging bij de provinciegouverneur te Brugge arriveerde Conscience op 16 januari in het hotel “De Gouden Leeuw" bij Louis Janssens-Vercruysse te Kortrijk, waarna hij zijn intrek nam bij zijn vriend Pierre Nicolas Croquison in de Jan Palfijnstraat nr. 16. Croquison was hoofdbouwmeester (architect) van de Stad Kortrijk. 
Overal was men ingenomen met Conscience. Hij bleek een man van het gezond verstand en de verzoening te zijn. Op 1 april nam het gezin Conscience zijn intrek in een ruim woonhuis in de Rijselsewijkstraat nr. 486 (nu Consciencestraat).
De taak van arrondissementscommissaris bestond o.m. uit de administratieve controle over de gemeenten, over de kiezerslijsten en de buurtwegen, over de recrutering van dienstplichtigen onder het lotingstelsel.
Conscience vreesde evenwel dat zijn literaire arbeid door tijdsgebrek lelijk in de verdrukking zou komen. Een vage hoop op overplaatsing naar Gent knapte af met de val van het ministerie-De Decker, dat in oktober 1857 plaats moest maken voor de homogeen liberale regering W. Frère-Orban.
Consciences dochter, Marie-Sébastienne, huwde met de student, dichter en componist Gentil Antheunis. Met de zoon, Hildevert, wilde het maar niet lukken. Hij verkwistte veel geld, zocht het vermaak en bezorgde zijn ouders veel verdriet. Conscience deed al wat in zijn kunnen lag: hij kocht hem vrij van (militaire) dienst en bezorgde hem een job op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dat liep op niets uit en Conscience liet zijn zoon een wijn- en likeurhandel uitbaten, wat alweer mislukte. In 1866 vertrok Hildevert naar Kentucky. Na drie jaar kwam hij berooid terug.
In april 1887 verhuisde het gezin Conscience naar de O.L.Vrouwestraat nr. 26.

Conscience had later geen goed woord over voor zijn Kortrijkse periode die hij beschreef als een ballingschap in een klein stadje "vol vooroordelen, beheerscht door eene financiële aristocratie, die hare medeburgers minacht, met eene ongeloofelijke verwaandheid bezield is, zich opsluit in woningen somber en naar als kloosters, en treurig als lag in elk huis een doode".
Conscience maakte er nochtans een aantal vaste vrienden, zoals de familie Philippe Janssens, huisarts Edward Tilleux, architect Pierre Nicolas Croquison, de vertrouweling Adolf van den Peereboom en schoolinspecteur Adhemar Camille van der Cruyssen. Deze laatste voerde bij Consciences begrafenis, op 16 september 1883 op het Antwerpse Kielkerkhof, het woord namens de persoonlijke vrienden. Hij noemde daarbij de Kortrijkse jaren Consciences wellicht gelukkigste tijd. Wat een contradictio in terminis. Wie had gelijk?

Ere-voorzitter van de “Société litteraire de Courtrai”
In 1812 richtten enkele kunstminnende Kortrijkenaren de “Société des Amis des Beaux-Arts" op. Vanaf 1833 stond de vereniging bekend onder de naam "Société pour l'Encouragement des Beaux-Arts et de l'Industrie". In 1858 ging zij een fusie aan met de concurrerende vereniging “Maetschappij der Minnaers van Schoone Kunsten". Conscience werd de eerste voorzitter.
De "Société des Beaux Arts" organiseerde enkele markante kunsttentoonstellingen. Binnen de schoot ervan werd een bibliotheek aangelegd die later de kern zou vormen van de Kortrijkse stadsbibliotheek.
Van een heel andere aard waren de activiteiten van de "Société littéraire de Courtrai", een Franstalige discussiegroep van plaatselijke intellectuelen die samenkwamen in het "Café Belge" op de Grote Markt. Op 16 oktober 1863 ging Conscience en meester Adolf Verriest (de oudere broer van Hugo) over tot de stichting van de nieuwe "Société" die als doel had de belangstelling voor wetenschap, kunst en schone letteren te bevorderen.
Tot de stichters (1863) behoorden: Hendrik Conscience, ere-voorzitter; Adolf Verriest, voorzitter; Adhemar Camille van der Cruyssen, ondervoorzitter; August Debedts, beheerder;  Néotère Verbeke, beheerder; Hippoliet Van Brabander, schatbewaarder; Hildevert Conscience (zijn zoon),  secretaris en de leden: Antoine Classen, Jules Coucke, August Dathis, Emile Debrauwere, Félix Denucé, Edouard Paul Depratere, Victor Gantier, Jean Ghyoot, H.-Jos. Leclercq, Charles Petithan, Gustave Preux, Guillaume Vandenhoek, Adolphe Vanwymelbeke en Charles Weemaes.
Adolf Verriest werd nadien bevriend met Guido Gezelle, zijn klasgenoot in het Klein Seminarie van Roeselare, en vestigde zich als advocaat te Kortrijk. Hij werd de eerste rechter die de eed aflegde in het Nederlands.

Conscience was een graag geziene gast in dat milieu van Franstalige burgers. Hij hield er enkele voordrachten, haast alle in het Frans, over het verplichtend onderwijs, het tweegevecht, het alcoholisme, de bewaarscholen, de vrouw en haar taak, de theogonie, de onaantastbaarheid van het menselijke leven, de christelijke kunst, de spelling, de dichter Emmanuel Hiel.
Op 10 september 1868 werd Conscience benoemd tot conservator van het Wiertzmuseum te Elsene. Een maand later nam de "Société littéraire" in "Café Belge" met een banket afscheid van haar ere-voorzitter. De vriendschapsbanden bleven echter bestaan; vanuit Elsene bleef Conscience de activiteiten volgen.

De "Société" weerde alle discussies over de lokale politiek uit haar vergaderingen. Ze telde drie soorten leden: de actieve leden, de ere-leden en de corresponderende leden. Die laatsten werden gekozen onder de niet-Kortrijkenaren die op een of andere wijze een dienst hadden bewezen aan de vereniging of bijgedragen hadden tot kunst en wetenschap. Een normaal fenomeen. Nieuwaangekomenen in een stedelijke gemeenschap hadden behoefte aan socializing, teneinde zich in te burgeren, relaties te krijgen en een sociale rol te vervullen. Vooral voor ambtenaren die vaak van standplaats veranderden, was het niet onaardig onmiddellijk op een "Société" te kunnen terugvallen.

Om lid te worden moest men zich schriftelijk kandidaat stellen. De kandidatuur werd acht dagen ad valvas in het vergaderlokaal uitgehangen. Bij geheime stemming en met een gewone meerderheid werd de kandidaat aangenomen. Het lidmaatschapsgeld bedroeg in 1871 12 frank. Het reglement van de "Société littéraire de Courtrai" vertoonde in zijn hoofdstuk "Commission Administrative et séances" veel gelijkenis met de gewoonten en gebruiken in een loge.
De "Société" verdween niet met Consciences vertrek, maar zou pas verdwijnen in de beginjaren '20.

Een vrijzinnige Conscience?
Is die "Société littéraire" een verzamelplaats van mannen geweest die niet bepaald tot het gelovigste deel van de Kortrijkse bevolking behoorden? Het type van de "verlichte bourgeois" uit de 19de eeuw, die de intensieve godsdienstige praktijk aan vrouw en kinderen overlaat? Behoorden enkele leden tot de anticlericale liberalen? Vooral na 1833 was de splitsing clericaal-liberaal duidelijker geworden.
In Consciences tijd was Kortrijk zonder loge. Op de ledenlijsten van de loges te Gent komen tussen 1833 en 1866 50 namen voor van logebroeders uit Kortrijk, Menen, leper en Roeselare. In 1855 stichtten zij een "Cercle Philantropique de l'Ours" ("De Beeren") en organiseerden muziekconcerten ten voordele van de armen in Kortrijk en Zwevegem. Vanaf 1859 vergaderden zij in "Café du Parnasse" in de Korte Steenstraat. In 1873 vonden wij Honoré Bouvier bij de "membres fondateurs" van de "Société littéraire de Courtrai", maar ook in het archief van de loge "La Liberté" in Gent.
Hield Conscience contact met de leden van deze filantropische vereniging?

De aandacht van Conscience ging vooral uit naar het onderwijs. Toen in 1864 een einde kwam aan het liberale bewind van burgemeester Danneel, die in september werd vervangen door de katholiek Henri Nolf, vreesden de voorstanders van de gemeentelijke scholen tegenwind. Na een uiteenzetting van meester Emile Crouckhants in de "Société littéraire" nam Conscience het initiatief om financiële steun te zoeken bij particulieren. Een "Comiteit ter ondersteuning van het kosteloos onderwijs" kwam tot stand. Spoedig daarop kon het comité overgaan tot de oprichting van een gemeenteschool voor meisjes. Die actie droeg bovendien bij tot de bloei van het rijksonderwijs in Kortrijk. Conscience had daarin - ongewild - een doorslaggevende rol gespeeld.

Na zes jaar inactiviteit - van 1914 tot 1920 - hernam de "Société littéraire" haar activiteiten. Het bestuur koos een nieuw lokaal op de eerste verdieping van café "Excelsior" op de Grote Markt. Het lokaal was elke dag toegankelijk, maar het moest worden gedeeld met "Les Amitiés Françaises", een nieuwe vereniging.
De bibliotheek van de "Littéraire" werd heringericht en de halfmaandelijkse literaire avonden begonnen een nieuw leven.
Joseph Verbeke was de na-oorlogse voorzitter, majoor Georges Dobbelaere fungeerde als onder- voorzitter en Paul De Coninck was de nieuwe secretaris. Het lidmaatschapsgeld bedroeg 12,50 fr.; een gezinskaart kostte 15,50 fr. De "Société" telde nog 65 leden.

In "La Liberté" van 4 december 1920 berichtte P.D.C.: “La Société Littéraire s'est bellement vengée, la semaine dernière, des longues années de silence lui imposées par le régime teuton, par l’organe de monsieur Robert de Smet, qui est venu nous entretenir de Bernard Shaw et de son oeuvre".

Louis Crouckhants (zoon van Emile), lid van de "Société" sedert 1898, werd op 28 maart 1903 de eerste voorzitter van de “Cercle Fraternel de Courtrai". Het stichtingsbanket had plaats in “Café Français" op de Grote Markt. Die broederschap zou later uitgroeien tot de loge "L'Amitié”.
Van een bijzonder toeval gesproken! Op 14 maart 1803 werd in de Kapittelstraat te Kortrijk de loge "L'Amitié" opgericht. De broeders werden “Les Ours - De Beeren" genoemd. Honderd jaar later, dag op dag, werd de "Cercle Fraternel" erkend door "Het Groot Oosten van België". Hun lokaal "Café Français" had eveneens een uitweg in de Kapittelstraat en hun toenmalige voorzitter heette De Beer!
Verscheidene leden van deze broederschap waren bovendien lid van de "Société littéraire": Philippe Baut (1893), Alfred Centner (1893), Charles Verwee (1895), Louis Crouckhants (1898), Gerard Putman (1898), Medard Putman (1898), Prudent Trachet (1899), Adrien Matton (1900), Hippolite Samoey (1900), Charles Van Eecke (1900), Charles De Beer (1902), Jules Thibau (1903) en Joseph Verbeke (1903).
Hoewel er geen eenstemmigheid werd bereikt in de "Cercle Fraternel" over de wederoprichting van een Kortrijkse loge, kocht Alfred Centner in 1906 een huis op de Houtmarkt, samen met een aanpalende woning die uitgaf op het Plein. Op 26 november 1906 werd de loge "L'Amitié” opnieuw opgericht.

De burgers van Darlingen
Met "Darlingen" in het boek De burgers van Darlingen (1861) is Kortrijk bedoeld. Het verhaal situeert zich in de hongerjaren na 1845. Bonifaas Romijs wil zijn dochter uithuwelijken aan de rijke Francis Pottewal, maar zij kiest voor de niet gefortuneerde ingenieur De Cock. Haar zus “offert zich op” en kiest Pottewal.
De tegenstelling tussen het huwelijk uit liefde en het huwelijk uit berekening wordt levendig uitgewerkt. In het boek wordt ook roddeltante Madame Kwas ten tonele gevoerd.
In de Leiestad herkent iedereen iedereen behalve zichzelf. Het boek is geen afrekening met de Kortrijkse burger. Het is een “zedenschildering" met bijbehorende zedenles. Conscience’s oordeel over de benepen provinciestad Darlingen is echter niet zo vleiend.

Dat de tijd te Kortrijk voor Conscience een moeilijke tijd is geweest, wordt algemeen beweerd. Het ging hem familiaal noch financieel voor de wind. Herhaaldelijk bekloeg hij zich erover dat het ambt van arrondissementscommissaris niet zo goed betaald werd. Hij had er wel enkele hechte vrienden van wie Adolf van den Peereboom zijn vertrouweling was. Die laatste kreeg alle nieuwe manuscripten te lezen.
Gedurende de elf jaar die Conscience te Kortrijk doorbracht, publiceerde hij precies twintig boeken. Een materiële noodzaak: zijn gezin, twee meiden en een knecht inbegrepen, leefde op grote voet.


Thierry Deleu

Reactie op "Chaos"

Beste goede dichter,

Hoe weet je telkens met verrassing naar buiten te komen! Daar siert nu CHAOS uw rijk gevulde palmares. Van harte proficiat! Wat al mooie dingen lezen we over jouw nieuwe bundel: ' een goed verpakte chaos in een leesvriendelijke vorm'.
Hoe mooi wanneer men van je getuigt: hij beheerst elk genre!
O dichter die verzandt in orde! En we lezen verder: een vernuftige dichter van verfijnde poëzie. ja cerebrale poëzie van een hartige dichter!
En ook: woorddichtheid van gevoelens. Het verstand dat de dichterlijke weg van de fantasia niet uit de weg gaat! En ga zo maar door!
Ja als dat geen complete poëzie is!
Thierry, je bent een begenadigd dichter: ' een wettelijke erfgenaam van goddelijke verbeeldingskracht!!
Thierry, ik wens je van ganser harte veel succes.


Met oprechte bewondering,
Fernand Florizoone

27 januari 2012


Poëtisch ontbijt in de bibliotheek, zondag 29 januariPDFAfdrukkenE-mail

Poëtisch ontbijt in de bibliotheek
Zondag 29 januari 2012

De Openbare Bibliotheek Alveringem nodigt u vriendelijk uit op een poëtisch ontbijt 
naar 
aanleiding van de Gedichtendag 2012.
Thierry Deleu stelt zijn gedichtencyclus Stroom voor, geschreven naar aanleiding van 
Gedichtendag 2012.
Deze gedichten worden aangevuld met de zelfgeschreven gedichtjes van de leerlingen 
van 
het 5de en 6de leerjaar van de Gemeentelijke Basisschool “Spelenderwijs” te Stavele.
Er is  koffie, fruitsap en een boterkoek voorzien voor elke aanwezige.
Afspraak zondag 29 januari 2012 in de bibliotheek, Dorp 1 te 8690 Alveringem 
om 10.30 uur.  
Toegang is gratis.

Met vriendelijke groeten,
Bruno Devlies
Bibliothecaris 

26 januari 2012



Een gelukkige gedichtendag iedereen

Paul Demets wint zowel de Herman de Coninckprijs voor de Beste Dichtbundel met De bloedplek als de Publieksprijs voor het Beste Gedicht met Zonnehemel. Y.M. Dangre wint na de proza-Debuutprijs nu ook de Herman de Coninck Debuutprijs met Meisje dat ik nog moet. Het gedicht Zonnehemel wordt die dag als gratis poster in de boekhandel verspreid.

De bezoekers van Ansiel (923) kozen uit twaalf bundels De tuin van Eden van Tine Hertmans tot  gedichtenbundel van het jaar 2011. Maar liefst 311 personen gaven deze mooie bundel hun 
stem!
Tuin van Eden, Tine Hertmans, Demer Uitgeverij, Diepenbeek, 2011, ISBN 978-1-4466-7344-7; Over alles wat niet deugt, samenstelling: Hannie Rouweler, Demer Uitgeverij, 2011, Diepenbeek, ISBN 978-1-4466-0474-3
Nieuwe gedichten van Tine Hertmans over misbruik van kinderen. Illustraties van Tony De Bruycker. "De bundel dient als eerbetoon aan alle slachtoffers, in het bijzonder diegenen wier stem nooit is gehoord, die hun wonden niet hebben overleefd en hun geheimen met zich meenamen in het graf." (De auteur) "Woorden geschreven met de kracht van woede, gevoed door onmacht en schuldgevoel. Het verbaast mij steeds weer dat mensen, die zo zwaar zijn vernederd en geraakt in hun diepste ik, toch de sterkte vinden om hun gevoelens te uiten en zo een deel van hun verleden te verwerken. Deze bundel is daar een mooi voorbeeld van. Ik hoop dan ook dat hij door heel wat slachtoffers, maar ook door hulpverleners aandachtig zal gelezen worden." (Dr. Johan Marchand)
haar kille lichaam raakt zijn warme huid
ze schrikt heel even, ontspant en rekt zich uit

hij houdt van haar en zij van hem
waarom zit voelen in een gevangenis klem

haar ogen staren in het nachtelijk duister
ontdaan is de realiteit van glans en luister