Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

29 januari 2012


Hanne Vranken, Anne Vanlerberghe, Liesbeth De Rijcke
Vrije Universiteit Brussel Professor Hans Vandevoorde
Schakelprogramma Taal- en Letterkunde (Nederlands)
Brussel, 23 december 2011
Poëzie na 1945

Groepsreferaat
De surrealist in Ben Klein

Op 13 juni 1928 wordt Frans Dewispelaere, alias Ben Klein, geboren in Polen. Later verhuist hij naar Antwerpen, waar hij zich zal ontpoppen tot een experimentele dichter. Hij ontmoet dichters, zoals Antonin Artaud, die zijn poëzieopvattingen mee vorm geven. Vanaf 1957 is hij redactielid van het experimentele tijdschrift Het Kahier, later Het Kahier X. Klein zal het tijdschrift op de kaart zetten in het wereldje van de experimentele poëzie. Hij ventileert er zijn poëtica in en beïnvloedt zo de evolutie van wat hij de Avant-garde Pohesie in Vlaanderen noemt. Hoewel Klein met zijn action-poetry wel eens in de openbaarheid treedt, kiest hij er bewust voor om niet te schrijven voor commerciële doeleinden. Dit maakt dat zijn erfenis eerder klein is, waardoor hij nu niet meer de aandacht krijgt die hij verdient. Desondanks wordt Ben Klein soms in één adem genoemd met surrealisten als Lucebert en Van Ostaijen, volgens ons niet onterecht. Aan de hand van zijn poëtica en zijn werk tonen we aan dat Ben Klein wel degelijk tegen het surrealisme aanleunt.
De eerste surrealistische uitlatingen van Ben Klein vinden we terug in zijn poëtica, die hij stelselmatig publiceerde in Het Kahier. Klein spreekt niet langer over poëzie, maar over pohesie. Met deze opmerkelijke term, die we onder andere ook terugvinden bij Lucebert, distantieert hij zich van de traditionele poëzieopvatting. Daarom acht hij een nieuwe noemer noodzakelijk. Zijn poëtica is in de loop der jaren geregeld van invulling veranderd, waardoor contradicties niet ongewoon zijn. Zo spreekt hij eerst over de direkte pohesie (Kahier 11 1958), wat later reine pohesie wordt (Kahier 12 1959) en daarna nieuwe pohesie (Kahier X 34 1964).
In Kahier X 34 publiceert Klein het artikel ‘Notities’ waarin hij het over die nieuwe pohesie heeft. Het betekent een heuse cesuur in zijn poëtica en tevens een meer surrealistische invulling ervan. Na jarenlang experimenteren met taal wijst hij de ethische functie van het dichterschap af. Verisme en reine pohesie verdwijnen van het toneel. “Dilettanten en bastaarden denken pohesie wordt GEMAAKT”, maar niets is minder waar: pohesie is autonoom en de dichter lijdt eraan. (Stes, 1986: 79) In die nieuwe invulling komt vorm op de eerste plaats. Gedichten kunnen niet begrepen worden: ze worden waargenomen. De inhoud
verdwijnt met andere woorden op de achtergrond. Hij benadrukt het speelse karakter van het experimenteren met taal. Een gedicht is een vondst, gebaseerd op toeval en intuïtie.
Binnen Kleins poëtica is ook de visie op de lezer surrealistisch getint. De lezer moet aan strenge voorwaarden voldoen. Zo is het belangrijk dat hij bijzonder geconcentreerd en erg taalgevoelig is. Met die eigenschappen kan hij woorden aanvoelen en het gedicht waarnemen zoals hij een droom zou analyseren. De inhoud is bijgevolg niet langer van belang: het gedicht wordt immers niet gelezen, maar krijgt pas betekenis aan de hand van en in het onderbewuste.
Het is net de spanning tussen droom en gedicht, tussen concreet en abstract, tussen bewustzijn en onderbewustzijn die bij de lezer een surrealistisch geheel tot stand brengt.
Natuurlijk blijft het surrealistische idee niet beperkt tot Kleins poëticale opvattingen.
Ook in zijn werk zelf vinden we er sporen van terug. We namen vooral zijn kleine aandeel prozagedichten onder de loep. Aan de hand van het prozagedicht ‘De wetten van Jim III’ uit Sachem en rokkenjager Gedichten (1987) tonen we aan dat Klein het surrealisme niet schuwt.
Het samenspel van associatief taalgebruik, beeldspraak met onmogelijke tegenstellingen en thema’s als erotiek, revolutie en vrijheid getuigen hiervan.
Klein combineert woorden zoals kinderen kleuren. We ontmoeten een farao langs de Leie, een buste die aan de noodrem trekt en vrouwen met drie olifantsoren: niemand die dit met rede kan vatten. Kleins metaforen zijn onmogelijke tegenstellingen en hij gebruikt ze ongeremd. Door woorden als ‘buste’ en ‘dekking,’ of ‘goedendag’ en ‘zinnen’ in één regel te combineren, verbindt hij seksualiteit met geweld. Dit bekritiseert hij vervolgens genadeloos door de vijf eerste regels als vergelijker voor de zesde regel te gebruiken.
Ook qua thematiek neigt Klein naar het surrealisme. Door de talloze intertekstuele verwijzingen naar onder meer de wetten van Jim Crow, de Franse revolutie en de zondeval enerzijds, en de bovengenoemde tegenstellingen anderzijds, zijn surrealistische thema’s als erotiek, revolutie en vrijheid nooit veraf.
De thema’s, metaforen en literaire associaties die we hierboven identificeerden kunnen echter niet als partes pro toto beschouwd worden. Het is integendeel de combinatie van surrealistische markers die Ben Klein tot surrealist maakt.

Bibliografie:
Brems, Hugo. Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945 - 2005. Amsterdam: Bert Bakker 2009.
Klein, Ben. Het Kahier X 23/24 (1965).
Klein, Ben. Het Kahier X 31 (1968).
Klein, Ben. Het Kahier X 32 (1968).
Klein, Ben. Het Kahier X 33 (1969).
Klein, Ben. Sachem en rokkenjager. Antwerpen: Facet Internationaal 1987.
Stes, Veerle. Het cahier/ Kahier (X) Een tijdschrift rond Ben Klein. De poëzie-opvattingen van Ben Klein. Leuven: Katholieke Universiteit te Leuven 1986.
‘Auteursgegevens’. BNTL. http://www.bntl.nl/bntl/?wicket:interface=:3 :::: (4 december 2011).
‘Jef Verheyen - Hulde aan Mondriaan. Mutual Art.
http://www.mutualart.com/Artwork/Hulde-aan-Mondriaan/7F6352AB50EC07B4 (6 december 2011).
Jespers, Henri-Floris. Ben Klein en Werner Spillemaeckers. Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie. http://mededelingen.over-blog.com/article-ben-kleinwerner-spillemaeckers-89097751.html (14 december 2011).
‘Klein, Ben’. Schrijversgewijs. http://schrijversgewijs.be/schrijvers/klein-ben/ (18 december 2011).
Lucebert. de amsterdamse school. In: Lucebert, verzamelde gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij 2002: 154.
http://www.dbnl.org/tekst/luce001amst01_01/luce001amst01_01_0024.php (6 december 2011).
‘Movements & Themes: Geometric Abstracts’. Mid-Centuria.
http://www.midcenturia.com/2011/06/movements-themes-geometric-abstract.html (6 december 2011).
Vermeulen, François. Ben Klein, experimenteel. Blogspot.
http://benkleinexperimenteel.blogspot.com/ (18 december 2011).

Geen opmerkingen: