![]() |
Onze eindredacteur (tussen 1962 en 2008) |
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
31 augustus 2010
Twee versies - aan jou de keuze
IN HET CLAIR-OBSCUR
In het clair-obscur
van de stilte
wachten pitten van woorden,
kiemen van zachte liefde
straks
op de helling van de Parnassus
zullen zij ontkiemen
en vlinders en bijen lokken.
- - - - -- - - - -
In het clair-obscur van de stilte
klimt de Parnassus
door de nevels
bijen en libellen
bidden de zon om zon
op de groene helling
hoedt Bilitis met de losse haren
haar kudde geiten
naar de nacht toe
verliest de berg zich
in een afgrond sterren.
Fernand Florizoone
De distel en de netel
Staan ridders in het bos,
distel en netel
speer en harnas
nachtegaal en bromvlieg
krijgen toegang
tot hun, voor de voorbijganger,
te mijden terrein
Distel Don Quichote
en netel Sancho Panza
dwingen respect af
distel speert
brandnetel brandt
de wandelaar
gaat met respect opzij,
staan ridders in het bos.
Fernand Florizoone
(2010)
Staan ridders in het bos,
distel en netel
speer en harnas
nachtegaal en bromvlieg
krijgen toegang
tot hun, voor de voorbijganger,
te mijden terrein
Distel Don Quichote
en netel Sancho Panza
dwingen respect af
distel speert
brandnetel brandt
de wandelaar
gaat met respect opzij,
staan ridders in het bos.
Fernand Florizoone
(2010)
30 augustus 2010
Gehuldigd
Bange blik blij verwachtend
kijkt de man staar voor zich uit
om zijn mond een monkellach
klaar voor sprong in het ijle
hij heeft geleerd te zwijgen
als rook is in de weide
het pijpenstelen regent
de ouderen spreken
het eerste contact voorbij
de grenslijn overschreden
ziel en lichaam afgetast
de geest bekend in de ogen
zoekt hij naar het juiste woord
densiteit van open klinkers
naast vrede straalt hij ook
oorlog uit zijn kleine oorlog
iemand zijn iemands kind
minzaam kauwt hij letters tot
binnenwoorden drie op een rij:
dank duizendmaal dank.
Thierry Deleu
Bange blik blij verwachtend
kijkt de man staar voor zich uit
om zijn mond een monkellach
klaar voor sprong in het ijle
hij heeft geleerd te zwijgen
als rook is in de weide
het pijpenstelen regent
de ouderen spreken
het eerste contact voorbij
de grenslijn overschreden
ziel en lichaam afgetast
de geest bekend in de ogen
zoekt hij naar het juiste woord
densiteit van open klinkers
naast vrede straalt hij ook
oorlog uit zijn kleine oorlog
iemand zijn iemands kind
minzaam kauwt hij letters tot
binnenwoorden drie op een rij:
dank duizendmaal dank.
Thierry Deleu
HAAR STEM
voor Julie Goderis
Haar stem
noopt mij te luisteren
naar de klank der weiden
en de viool van blauw water
zij waadt
door rietvelden van gedichten,
eens stokte haar stap
om een stilte van ademloos
bij het dageraadsel
van de omgekomen dichter
sindsdien danst zij vaak
op maancirkels
om de weemoed van de aarde.
Fernand Florizoone
29 augustus 2010
Zondagmiddag 5 september:
vijfde Plein-Air in het Markdal.
Uitgebreide informatie is te vinden op http://www.pleinairbreda.nl/
***
Dichters:
Maarten van den Elzen
Olaf Douwes Dekker
Marianna Geraci
Bauke van Halem
Kees Hermis
Kees van Meel
Jasper Mikkers
Herbert Mouwen
Y.Né
Leonie Ruissen
Pien Storm van Leeuwen
Arta Verdonk
Beeldend kunstenaars:
Alberto Valentini
Jos Antens
Rob de la Porte
Martin Peulen
Maud Quadvlieg
Myriam Melai
Marlou Pluymaekers
Leo van Osch
Blandine Pette
Tonny Steeman
Maud van Nie
Marlies Verda
Leon Rombouts
Martin de Jong
Lenneke te Kiefte
Ruud van Dijck
Sylvia Thijssen
vijfde Plein-Air in het Markdal.
Uitgebreide informatie is te vinden op http://www.pleinairbreda.nl/
***
Dichters:
Maarten van den Elzen
Olaf Douwes Dekker
Marianna Geraci
Bauke van Halem
Kees Hermis
Kees van Meel
Jasper Mikkers
Herbert Mouwen
Y.Né
Leonie Ruissen
Pien Storm van Leeuwen
Arta Verdonk
Beeldend kunstenaars:
Alberto Valentini
Jos Antens
Rob de la Porte
Martin Peulen
Maud Quadvlieg
Myriam Melai
Marlou Pluymaekers
Leo van Osch
Blandine Pette
Tonny Steeman
Maud van Nie
Marlies Verda
Leon Rombouts
Martin de Jong
Lenneke te Kiefte
Ruud van Dijck
Sylvia Thijssen
28 augustus 2010
PAKISTAN
Een troostelozeaanblik
mensen omringddoor
water en dood.
Ze zitten inbomen
of kleine hogeeilandjes
te wachten opeen boot.
Die hen zalbevrijden en
brengen naar dekant
naar wat drogerland.
Zoekend naar beschutting
palen met eenvod als dak
hun enigebescherming.
Holle ogen doorde honger
hun enigstebezit is elkaar
Mensen in nood wie helpt?
Paula Hagenaars
Een troostelozeaanblik
mensen omringddoor
water en dood.
Ze zitten inbomen
of kleine hogeeilandjes
te wachten opeen boot.
Die hen zalbevrijden en
brengen naar dekant
naar wat drogerland.
Zoekend naar beschutting
palen met eenvod als dak
hun enigebescherming.
Holle ogen doorde honger
hun enigstebezit is elkaar
Mensen in nood wie helpt?
Paula Hagenaars
25 augustus 2010
alle kunst is een exorcisme - Otto Dix
drijf je demonen uit: de dwaze
van de middag, de donkere
die des avonds komt
en de rusteloze die achter je loopt
wanneer je vergeefs om de slaap
wil smeken: listig is hij en kwistig
met gezelschap, zelden komt hij
op zijn dooie eentje
leen wat woorden van de leegte,
het scherm dat aanwezigheden
verbergt zoals de voorhang
van een schouwburg en jij bent
zaal en personages, de teksten
zijn geschreven toen je een jongen
was, een blozerd die de wereld
zou veroveren of minstens toch
het meisje van schuin over
je zal jezelf herhalen, namen
aanroepen en gebeden zeggen
om de demon te bezweren:
de gierende die met de eerste
dode kwam, de tierende wiens
stem je zal herkennen
wanneer je droomt van vroeger
drijf je demonen uit, de soepele
en de stroeve, ze zijn
de zonen van de Boze
schrijf, jouw geschriften
zijn een tegengif, schrijf
als een argeloze die niet weet
hoe hij met bekende woorden
deze serpenten doden kan
of minstens toch doen slapen
Staf De Wilde
drijf je demonen uit: de dwaze
van de middag, de donkere
die des avonds komt
en de rusteloze die achter je loopt
wanneer je vergeefs om de slaap
wil smeken: listig is hij en kwistig
met gezelschap, zelden komt hij
op zijn dooie eentje
leen wat woorden van de leegte,
het scherm dat aanwezigheden
verbergt zoals de voorhang
van een schouwburg en jij bent
zaal en personages, de teksten
zijn geschreven toen je een jongen
was, een blozerd die de wereld
zou veroveren of minstens toch
het meisje van schuin over
je zal jezelf herhalen, namen
aanroepen en gebeden zeggen
om de demon te bezweren:
de gierende die met de eerste
dode kwam, de tierende wiens
stem je zal herkennen
wanneer je droomt van vroeger
drijf je demonen uit, de soepele
en de stroeve, ze zijn
de zonen van de Boze
schrijf, jouw geschriften
zijn een tegengif, schrijf
als een argeloze die niet weet
hoe hij met bekende woorden
deze serpenten doden kan
of minstens toch doen slapen
Staf De Wilde
24 augustus 2010
Rouen Suite
1
Rouen stikt in de hitte
mensen lopen naakt in klamme
kleren terrasjes laven
dorstigen tegen woekerprijs
rechtover mij een meisje
parels tussen haar borstjes
zij schuift har rokje op ontwijkt
mijn blik ik hou niet van de zon
op haar balkon strijkt een vliegje
neer achter mij een man leest
La Liberté onder zijn neus
een heuse snottebel.
2
La Place du Marché vat vuur
de Maagd een nymfomane
toeristen roepen luidkeels
brand! de organist speelt de
pannen van het dak de zon
asemt hete lucht uit
kelners leggen het werk neer
een bedelaar ecoloog
aait het konijn zijn hond
kwispelt, door een kogelgat
loert Monet ieder moment
van de dag, als het vuur dooft
loeien de sirenes
de wereld draait achteruit
mensen ondersteboven
fotograaf rukt aan het touwtje.
3
Kathedraal reikt naar God
opgetut zij komt van grond
het nonnetje slaat een kruis
de mensen bange ogen
hopen op brood en spelen
het tweede nonnetje zucht
haar hand verdwijnt in haar pij
de mensen bange ogen
klimmen de zijgevel op
haken zich vast aan spuwers
het derde nonnetje jankt
wanneer mensen vallen als
schaliën schuiven grijpen
ploffen in openstaand graf
Kathedraal davert luidkeels
op oude grondvesten.
4
Verschroeiende hitte laaft
zich aan de Seine vissers
vangen bot van drenkelingen
koten knuisten delen van karkas
ik loop met de meesten mee
rive droite richting oude stad
krekels missen dirigent
auto’s hun gezond verstand
op het Marktplein zwerven
mieren manshoog her naar der
goedgemutste kok regelt
op één been het verkeer.
5
Simone drinkt in één teug
haar absint leeg Jean-Paul lacht
verwacht boude uitspraken
de revolutie verlaat
de barricaden voor een
nachtje seks de kastelein
schrijft met de vork les amants
verlaten spoorslags Rouen
aan de Brug Jeanne d’Arc op
een worp van Parijs houden
zij halt voor een gesprek
over de kip en het ei.
6
De Maagd op sterk water gezet
overleeft val van hoogste toren
het vuur dat haar lijf verschroeit
smeult na in blik van Engelse
toeristen die zich vergapen
aan wassen beelden relikwieën
speciale menu’s aangekaart door
vrijdenkers en commerçanten
wanneer ik restaurant Juliette
passeer hoor ik een kinderstem
die zachtjes roept twee- driemaal
hoog tijd om naar huis te gaan.
Thierry Deleu
Rouen stikt in de hitte
mensen lopen naakt in klamme
kleren terrasjes laven
dorstigen tegen woekerprijs
rechtover mij een meisje
parels tussen haar borstjes
zij schuift har rokje op ontwijkt
mijn blik ik hou niet van de zon
op haar balkon strijkt een vliegje
neer achter mij een man leest
La Liberté onder zijn neus
een heuse snottebel.
2
La Place du Marché vat vuur
de Maagd een nymfomane
toeristen roepen luidkeels
brand! de organist speelt de
pannen van het dak de zon
asemt hete lucht uit
kelners leggen het werk neer
een bedelaar ecoloog
aait het konijn zijn hond
kwispelt, door een kogelgat
loert Monet ieder moment
van de dag, als het vuur dooft
loeien de sirenes
de wereld draait achteruit
mensen ondersteboven
fotograaf rukt aan het touwtje.
3
Kathedraal reikt naar God
opgetut zij komt van grond
het nonnetje slaat een kruis
de mensen bange ogen
hopen op brood en spelen
het tweede nonnetje zucht
haar hand verdwijnt in haar pij
de mensen bange ogen
klimmen de zijgevel op
haken zich vast aan spuwers
het derde nonnetje jankt
wanneer mensen vallen als
schaliën schuiven grijpen
ploffen in openstaand graf
Kathedraal davert luidkeels
op oude grondvesten.
4
Verschroeiende hitte laaft
zich aan de Seine vissers
vangen bot van drenkelingen
koten knuisten delen van karkas
ik loop met de meesten mee
rive droite richting oude stad
krekels missen dirigent
auto’s hun gezond verstand
op het Marktplein zwerven
mieren manshoog her naar der
goedgemutste kok regelt
op één been het verkeer.
5
Simone drinkt in één teug
haar absint leeg Jean-Paul lacht
verwacht boude uitspraken
de revolutie verlaat
de barricaden voor een
nachtje seks de kastelein
schrijft met de vork les amants
verlaten spoorslags Rouen
aan de Brug Jeanne d’Arc op
een worp van Parijs houden
zij halt voor een gesprek
over de kip en het ei.
6
De Maagd op sterk water gezet
overleeft val van hoogste toren
het vuur dat haar lijf verschroeit
smeult na in blik van Engelse
toeristen die zich vergapen
aan wassen beelden relikwieën
speciale menu’s aangekaart door
vrijdenkers en commerçanten
wanneer ik restaurant Juliette
passeer hoor ik een kinderstem
die zachtjes roept twee- driemaal
hoog tijd om naar huis te gaan.
Thierry Deleu
23 augustus 2010
Einde zomer
Is het de ‘horror vacui’ die de enkeling naar de massa drijft om zich daar te laten verdampen, de angst voor de leegte, de vrees om niet te bestaan?
Is het de drang voor de kick, de adrenalinestoten van al die mega gadgets die deze verslaving veroorzaakt?
Is het de welogende, weloverwogen choreografie die we kennen van de partijdagen te Nürnberg, de optochten te Pyongyang, de massaregie bij de openingen van wereldbekers voor de bobo’s van Fifa en andere grootheden, de Olympische spelen of Amerikaanse presidentsverkiezingen?
Ik laat het in het midden. Ik heb hier geen antwoord op. Dit is voer voor psychologen, misschien ook antropologen.
Reikhalzend kijk ik nu uit naar de herfst wanneer Antwerpen, mijn zomerse, bezette stad zal worden ontzet van de klank van soldatenlaarzen die de spektakelindustrie meedogenloos heeft uitgestrooid. Na de Ronde van Frankrijk, de luttele seconden van voorbij flitsende renners, de Triatlon, de Tall Ship Race en laatst nog het bezoek van de Reuzen, breekt opnieuw de tijd open voor de kleine dingen met een kleine c.
Zij leven in de luwte; de straatmuzikant die Bob Dylan hernieuwt of eigen nummers brengt, de tekenaar met schetsboek op een pleintje, de aandachtige op een bank, verdiept in een boek. Deze ‘allenen’ kunnen dan weerom hun schuilkelder verlaten, de neus in de najaarswind steken. Zij hebben de zomer overleefd, halen adem na de pletwals die niet allen een stad maar eveneens de publieke ruimte overal te lande bezet, door Park en andere feesten lam geslagen.
Vorige zaterdag was ik in Herentals op de uitreiking van de Nestorprijzen. Dit jaar ging deze prijs terecht naar jaar Zjef Van Uytsel, Joke Van Den Brandt en Frank Ivo Van Damme. Stuk voor stuk kunstenaars, wiens artistieke expressie door oprechtheid en authenticiteit werd gestaald, wars van de rode lopers van de platte commercie, wars van het zelfvoldane en daarom zo groot. Ik dank niet alleen Frans De Peuter voor de puike organisatie van deze mooie academische zitting, maar eveneens Robin Hannelore voor zijn indrukwekkend slotwoord. Hij sprak over de massale intocht van witte meeuwen in een rustig natuurgebied, een evenwichtige biotoop met ruimte voor het diverse voor velen. Hij sprak over het ‘wauw’ gekwetter en het opmeten van de schade aan de broedplaatsen na de uittocht.
Hij is dus weer voorbij die mooie zomer. Het liedje is ondertussen een klassieker. In de Vipclubs werd aan de champagne genipt, de visitekaartjes werden er afgelikt, de spelen uitgespeeld
Blijft nog een vraag open: ‘Wanneer eten we het brood?”
Uw tegenlever, eens te meer.
Frank De Vos
Is het de ‘horror vacui’ die de enkeling naar de massa drijft om zich daar te laten verdampen, de angst voor de leegte, de vrees om niet te bestaan?
Is het de drang voor de kick, de adrenalinestoten van al die mega gadgets die deze verslaving veroorzaakt?
Is het de welogende, weloverwogen choreografie die we kennen van de partijdagen te Nürnberg, de optochten te Pyongyang, de massaregie bij de openingen van wereldbekers voor de bobo’s van Fifa en andere grootheden, de Olympische spelen of Amerikaanse presidentsverkiezingen?
Ik laat het in het midden. Ik heb hier geen antwoord op. Dit is voer voor psychologen, misschien ook antropologen.
Reikhalzend kijk ik nu uit naar de herfst wanneer Antwerpen, mijn zomerse, bezette stad zal worden ontzet van de klank van soldatenlaarzen die de spektakelindustrie meedogenloos heeft uitgestrooid. Na de Ronde van Frankrijk, de luttele seconden van voorbij flitsende renners, de Triatlon, de Tall Ship Race en laatst nog het bezoek van de Reuzen, breekt opnieuw de tijd open voor de kleine dingen met een kleine c.
Zij leven in de luwte; de straatmuzikant die Bob Dylan hernieuwt of eigen nummers brengt, de tekenaar met schetsboek op een pleintje, de aandachtige op een bank, verdiept in een boek. Deze ‘allenen’ kunnen dan weerom hun schuilkelder verlaten, de neus in de najaarswind steken. Zij hebben de zomer overleefd, halen adem na de pletwals die niet allen een stad maar eveneens de publieke ruimte overal te lande bezet, door Park en andere feesten lam geslagen.
Vorige zaterdag was ik in Herentals op de uitreiking van de Nestorprijzen. Dit jaar ging deze prijs terecht naar jaar Zjef Van Uytsel, Joke Van Den Brandt en Frank Ivo Van Damme. Stuk voor stuk kunstenaars, wiens artistieke expressie door oprechtheid en authenticiteit werd gestaald, wars van de rode lopers van de platte commercie, wars van het zelfvoldane en daarom zo groot. Ik dank niet alleen Frans De Peuter voor de puike organisatie van deze mooie academische zitting, maar eveneens Robin Hannelore voor zijn indrukwekkend slotwoord. Hij sprak over de massale intocht van witte meeuwen in een rustig natuurgebied, een evenwichtige biotoop met ruimte voor het diverse voor velen. Hij sprak over het ‘wauw’ gekwetter en het opmeten van de schade aan de broedplaatsen na de uittocht.
Hij is dus weer voorbij die mooie zomer. Het liedje is ondertussen een klassieker. In de Vipclubs werd aan de champagne genipt, de visitekaartjes werden er afgelikt, de spelen uitgespeeld
Blijft nog een vraag open: ‘Wanneer eten we het brood?”
Uw tegenlever, eens te meer.
Frank De Vos
DESIRÉE
Op haar fietsje zie ik haar komen
als ik kijk door mijn raam, haar
handje omhoog als ze mij ziet staan.
Snel open ik voor haar de deur,
hoi oma, ik kom even bij je langs
gezellig, wil je een glaasje limonade?
Even later zie ik haar weer gaan
draaiende beentjes, vlechtjes die
vrolijk dansen op haar rug.
Paula Hagenaars
GEDICHTEN MEI-OKTOBER 2009
DE MOEREN
Bang buigen wij voorover,
scheefgewaaid stamelen wij.
Pronken valt ons niet ten deel.
BIJ HET OVERLIJDEN VAN JOHAN GHYSELEN op 31 mei 2009
De scherven van het leven
laten zich niet lijmen
tot beelden van weleer.
Er rest: de herinnering, kwetsend mes.
Er rest: de vergetelheid, reddend net.
HOMENATGE A CATALUNYA
Verdrukte kelen
komen altijd krijsend weer:
zij hikken verdroogde noten,
schikken hun sleutels naar weleer,
de stemvork moe,
de ladder uit de haak
Later volgt een aria.
Eddy Bonte
DE MOEREN
Bang buigen wij voorover,
scheefgewaaid stamelen wij.
Pronken valt ons niet ten deel.
BIJ HET OVERLIJDEN VAN JOHAN GHYSELEN op 31 mei 2009
De scherven van het leven
laten zich niet lijmen
tot beelden van weleer.
Er rest: de herinnering, kwetsend mes.
Er rest: de vergetelheid, reddend net.
HOMENATGE A CATALUNYA
Verdrukte kelen
komen altijd krijsend weer:
zij hikken verdroogde noten,
schikken hun sleutels naar weleer,
de stemvork moe,
de ladder uit de haak
Later volgt een aria.
Eddy Bonte
onderweg naar Pozuzo
“las penas y las vaquitas se van por la misma senda”
Atahualpa Yupanqui
wervelend pad waarlangs
koetjes en lasten
gedreven door de drijfveer
die zich ontrolt voor het oog
van de naald die heel deze wereld omlijst
zonnemasker
voor een baal proppensvol yucca
gebukte grijns
onder een gelaten leven
Francis Cromphout
“las penas y las vaquitas se van por la misma senda”
Atahualpa Yupanqui
wervelend pad waarlangs
koetjes en lasten
gedreven door de drijfveer
die zich ontrolt voor het oog
van de naald die heel deze wereld omlijst
zonnemasker
voor een baal proppensvol yucca
gebukte grijns
onder een gelaten leven
Francis Cromphout
Wordt 2011 het zoveelste ‘jaar van de waarheid’ voor Doel? Moet dit rustieke pareltje in de Antwerpse haven na een jarenlange uitputtingsslag toch bezwijken, of kunnen kunst- en cultuurminnaars een leefbare dorpskern alsnog behouden voor latere generaties? Voel je je geroepen om als erkend DorpsDichter mee in de bres te springen voor dit ideaal, met enkel je taal en je poëzie als wapen?
Waag dan je kans en neem deel aan de poëziewedstrijd
DorpsDichterDoel 2011-2012
Uiterste inzenddatum: 1 december 2010.
Inhuldiging nieuwe DorpsDichterDoel (DDD): 19 maart 2011.
Juryleden:
Mark Meekers, 1ste DDD (voorzitter), Frank De Vos, 2de DDD (secretaris), Hilde Coolen, Bert Bevers, Wim Persoon, Paul Vincent en Dianne Nuyts.
Je kan het volledige reglement lezen op http://www.kunstdoel.net/.
Waag dan je kans en neem deel aan de poëziewedstrijd
DorpsDichterDoel 2011-2012
Uiterste inzenddatum: 1 december 2010.
Inhuldiging nieuwe DorpsDichterDoel (DDD): 19 maart 2011.
Juryleden:
Mark Meekers, 1ste DDD (voorzitter), Frank De Vos, 2de DDD (secretaris), Hilde Coolen, Bert Bevers, Wim Persoon, Paul Vincent en Dianne Nuyts.
Je kan het volledige reglement lezen op http://www.kunstdoel.net/.
Wulpen, in nevel van tijd
Thierry Deleu schreef 30 gedichten over Wulpen in historisch perspectief
Wulpen, in nevel van tijd
Deze poëtische bewerking schetst Wulpen als een dorp dat doorheen veel ellende heeft stand gehouden tegen natuurrampen, bezetters, epidemieën, fusies. Het dorp telt veel opvallende historische figuren die nu nog altijd een rol spelen in Groot-Koksijde en directe omgeving. Ik denk in de eerste plaats aan het geslacht van de Florizoones.
“Wulpen heeft de morfologie van een nest, als je er wandelt, voel je nestwarmte, het dorp is uniek in ligging, aanschijn en uitstraling. Het kan zijn dat ik het dorp idealiseer, maar dat doe je nooit zomaar: Wulpen doet je de grote wereld vergeten, de dreigingen, de Apocalyps. Het is het ideale nest voor dichters, schilders en beeldhouwers, voor kunstenaars die er hun inspiratie halen voor mooi, doorleefd werk. Het empathisch vermogen van het dorp is groot,” zegt Deleu.
De bundel Wulpen, in nevel van tijd wordt (nog) niet in boekvorm uitgegeven, maar is wel hier te verkrijgen in pdf formaat => Wulpen, in nevel van tijd.
Dit is de vierde bundel die Deleu zijn vele lezers aanbiedt zonder dat hiervoor moet worden betaald. Amor vincit omnia (2007) was de eerste, daarna volgden Bourgondische suite (2009) en Helvetiaanse verzen (2009).
Wulpen, in nevel van tijd is het eerste netbook van De Geletterde Mens Uitgevers.
Eén gedicht van de 30 om de kleur waarin ze zijn geschreven:
1789
Gespuis janhagel galgenaas
lopen tierend rond kiekens zonder
kop pyromanen sansculotte
de Fransen preken revolutie
dat ze blijven in eigen kot zegt
de boer tegen madame sans gêne,
boerin draait met haar kont, och God
wie haalt het in zijn kop, ineens
het uur der vernieling, bliksem
slaat de kerk in brand, toren pal
als een eik te midden van, brandweer
sust en blust water-slang lang.
Thierry Deleu
19 augustus 2010
Bang
Emotie loopt mijn ogen uit
waterval niet om aan te zien
denken aan wat voorbij is - toekomst
heb ik niet - aan mijn moeder die ik
vergat te zeggen hoeveel ik van
haar hield aan vader die mij zijn
karakter gaf de kinderen die
ik pijn heb gedaan. Mijn toekomst?
Dat ben jij die mijn dagen telt
mij voorliegt over jaren voor de
boeg, bang om dood te gaan waarom
geloof ik niet in overleven?
denken aan wat voorbij is - toekomst
heb ik niet - aan mijn moeder die ik
vergat te zeggen hoeveel ik van
haar hield aan vader die mij zijn
karakter gaf de kinderen die
ik pijn heb gedaan. Mijn toekomst?
Dat ben jij die mijn dagen telt
mij voorliegt over jaren voor de
boeg, bang om dood te gaan waarom
geloof ik niet in overleven?
Thierry Deleu
Manifest De Geletterde Mens
Een generatie auteurs verdiende beter
Generatievorming in het teken van tegenspraak
Een nieuwe generatie profileert zich meestal door een oudere tegen te spreken. Zo moeilijk als de literatuurwetenschap het heeft met periodiseren (het vaststellen van nieuwe data in de literatuurgeschiedenis), zo eenvoudig klaren de bij een generatiewisseling betrokken jonge auteurs dat karwei.
De schrijvers die rond 1960 debuteerden, vormden een heterogeen gezelschap, maar gemeenschappelijk was hun afkeer voor de klassieke rijmelarij en de (volks)verhalende vertellingen in romanvorm. De belangrijkste “vertellende” auteurs van die vooroorlogse jaren waren de katholieken Antoon Coolen en Herman de Man, Cor Bruijn van protestants-christelijke huize, de sociaal-democraten A.M. de Jong en A. den Doolaard, de marxist Theun de Vries. In het begin van de periode kwam het felste engagement met de malaise van Jef Last.
De weergave van het toen zichtbare maatschappijbeeld was niet de enige mogelijkheid voor een schrijver om het tijdsklimaat op te roepen. Hij kon dat ook doen door in verdichte vorm, met de middelen van stijl en verbeelding, aan te duiden wat er onder de oppervlakte als “tijdgeest” karakteristiek bleek voor een periode. De Nieuwe gedichten (1934) van Nijhoff geldt hier als een voorbeeld: het uiterlijk crisisbeeld van werkloosheid en stempellokalen kwam er slechts incidenteel in voor, maar de mentale beleving van de contemporaine wereld als “woest en leeg” was het onmiskenbare vertrekpunt in zijn verzen.
Wanneer er zich, in het zicht van 1940, een nieuwe generatie meldt, valt er in het smeulend vuur enige flakkering waar te nemen. Als woordvoerder van de “Veertigers” trad de dichter en criticus Ed. Hoornik naar voren. Hij gebruikte de term “mijn generatie” en hij bedoelde Aafjes, Achterberg, Den Brabander en Van Hattum. Of hij had het over “de jongeren die zich in 1939 groepeerden”, zoals Adriaan van der Veen, M. Vasalis, Cola Debrot, Pierre H. Dubois, Han G. Hoekstra, H.A. Gomperts, Eric van der Steen, Adriaan Morriën en A. Marja. In “De Gemeenschap” van maart 1940 schreef over “Een nieuwe generatie”. De ouderen vonden dat het werk der jongeren “in het algemeen een groot gebrek aan generositeit, aan weidsheid van verbeelding, aan geloof in hun ster” vertoonde.
Onze naoorlogse poëzie vertoonde aanvankelijk weinig tekenen van vernieuwing. Daarin kwam verandering in de jaren ’50 met de zogenaamde experimentelen. Die groep wees een intellectualistische en esthetische (dicht)kunst af. In plaats daarvan stelden de experimentelen het spontane, het associatieve. Zij lieten zich inspireren door kunst van primitieve culturen, tekeningen van kinderen en jazzmuziek. Ook voor het surrealisme en dada voelden zij duidelijk veel sympathie. Omdat de meeste experimentele dichters rond 1950 debuteerden, spreekt men van de Beweging van Vijftig. De Nederlander Hans Lodeizen (1924-1950) geldt als een voorloper. Enkele Vijftigers, zoals Claus (1929), Lucebert (1924-1994) en Jan G. Elburg (1919-1992) waren ook actief als beeldend kunstenaar.
De poëzie ging rebelleren in de taal. Zij deed beroep op vrije associaties, verrassende woord- en beeldcombinaties, die correspondeerden met de exploratie van het onderbewuste. De beelden verwezen niet meer naar een direct herkenbare realiteit, maar zij gingen binnen het gedicht zelf een autonoom leven leiden.
Terwijl de poëzie van de Vijftigers rond 1960 hoe langer hoe beter geaccepteerd raakte en de Zestigers sterk inspireerde, manifesteerde zich een tegenbeweging. Twee nieuwe tijdschriften eisten de aandacht op. Gard Sivik, genoemd naar een Antwerps artiestencafé, werd in 1955 opgericht door een groep jonge Vlaamse avant-gardisten. In 1957 voegden de Rotterdamse dichters Hans Sleutelaar en Cornelis Bastiaan Vaandrager (1935-1992) zich bij de redactie. Algauw bepaalden zij, samen met Armando en Hans Verhagen, de nieuwe neorealistische koers van het tijdschrift. De dichters van de “Nieuwe Poëzie” vonden de Vijftigers veel te kunstzinnig, te dichterlijk. De burgerlijke zakelijkheid die door de Vijftigers werd verworpen, werd door de nieuwe generatie juist omarmd. In 1964 verscheen de laatste aflevering van Gard Sivik. Het werd een paar jaar later opgevolgd door De Nieuwe Stijl.
De tijd van de “bewegingen” in de poëzie leek na de jaren zestig voorgoed voorbij. Wel ontstond er een duidelijke opleving van traditionele versvormen. Rijke beeldspraak en herkenbare gevoelens spelen weer een rol. Ook de relatie tussen het woord en de werkelijkheid wordt onderzocht. Virtuoze vormbeheersing en zorgvuldig opgebouwde gedichten blijken eveneens gegeerd. In Vlaanderen “groepeert” Lionel Deflo enkele dichters achter de vlag van de nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen (Brugge, Orion, 1972). In 1981 schrijft Guy van Hoof een essay over De Nieuwe Romantiek (Van Hyfte, 1981).
In de rand van de literatuur deed zich in Nederland een ingrijpend maar kortstondig fenomeen voor, meer bepaald in de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, met name Provo die in 1965 werd opgericht. Hier moet ik wel een parenthese maken. De sociale voedingsbodem voor de verspreiding van het gebruik van psychedelische middelen in de jaren zestig was vooral te vinden in de jongerencultuur. De kern van de voorvechters bedroeg niet meer dan 25 tot 30 mensen en was vooral te vinden op het Leidseplein in Amsterdam (vandaar de naam “pleiners”). Het betrof groepen met een aanzienlijk contingent “intellectuelen” (kunstenaars, schrijvers, studenten, scholieren) die elkaar veel troffen in de cafés rond het Leidseplein. Onder hen waren Simon Vinkenoog, Bart Huges, Robert-Jaspar Grootveld en Johnny van Doorn (Johnny the Selfkicker).
Het middel om zich bekend te maken was de “happening”. Dit van de Amerikaanse “action painters” overgenomen begrip duidde een openbaar evenement aan, waarvan het doel was mensen collectief uit hun bol te laten gaan.
Met Provo begon het gebruik van psychedelische middelen zich te verbinden met het opkomende alternatieve jeugdbestel.
Ik vind deze parenthese belangrijk om de tijdsgeest te schetsen waarin wij als debutanten onze opwachting maakten in de “salons” van de literatuur.
Ik had het daarnet over de Vijftigers, maar ook de Vijfenvijftigers hebben hun stempel gedrukt op de poëzie van mijn generatiegenoten, zij die geboren zijn tijdens de oorlog, laat ons zeggen tussen 1940 en 1950. Zij kozen resoluut voor het woordexperiment, voor de autonomie van de poëzie boven een direct engagement. Ze publiceerden in de tijdschriften De Meridiaan (1951-1960), Het Kahier (1953- ) en De Tafelronde (1953- ), met Paul de Vree.
Het meest invloedrijke tijdschrift was toch Gard-Sivik (1955-1964). Gust Gils (1924) is de auteur van het “paraproza” en van een hele reeks bundels die poëzie brengen van ontmaskering, grimmige ironie, woordspel en surrealistische beelden.
Het centrum van deze tweede experimentele generatie was Antwerpen met de redacteurs van Gard-Sivik als toonaangevende figuren. Niet alleen Gust Gils, maar ook Hugues C. Pernath (1931-1975) en Paul Snoek (1933-1981). Over deze laatste waren wij het roerend eens dat hij nieuwe poëzie schreef. Vooral zijn eerste gedichten, van zijn oorspronkelijke beelden die niet direct “experimenteel” aandeden.
De generatie dichters die in de jaren ’60 debuteerde, - mijn generatie -.
Die dichters en schrijvers gingen via het taalexperiment hun eigen weg, hoewel ze zich nooit helemaal kon losmaken van de vorige “experimentele” generatie.
In de eerste helft van de jaren ’60 is de experimentele poëzie over zijn hoogtepunt heen. Het hermetisme van heel wat experimentele gedichten maakte ze voor vele lezers ontoegankelijk.
Clem Schouwenaars (1932-1993), Willy Spillebeen (1932), Walter Haesaert (1935), Hedwig Speliers (1935), Julien Vangansbeke (1936), Frans Depeuter (1937) en Robin Hannelore (1937) distantieerden zich niet van de experimentele poëzie, maar gingen hun eigen weg, zij voegden er iets aan toe. Bij Schouwenaars valt de zin voor klassieke schoonheid op. Spillebeen bekommert zich minder om het ”schoonheidsgehalte” maar zijn poëzie gaat diep en treft door haar zin voor symboliek, vaak geprojecteerd tegen een mythische achtergrond. De maniërist Haesaert is dan weer virtuoos in de beeldvorming. Hedwig Speliers legt echter op de meest in het oog springende wijze de brug van oud naar nieuw. Als dichter is hij eigenzinnig en toont hij een bijzondere aandacht voor woord en metafoor. Hij zet zich af tegen het experiment als experiment en gaat fel tekeer tegen de parlando-stijl van de nieuw-realisten. Zijn eigen beeldspraak is verstandelijk gecontroleerd, maar zijn poëzie is niet altijd vrij van hermetisme.
De poëzie van de generatie dichters die tijdens of kort na de oorlog zijn geboren vertoont een neo-experimenteel karakter. Ik denk hier onder andere aan Annie Reniers (1941), Dirk Christiaens (1942), Rob Goswin (1943), Fred de Swert (1945-1977), Guy van Hoof (1943). Leeftijdsgenoten: ik ben geboren in 1940.
Samen met de hierboven genoemde (iets oudere) dichters vormden zij een schakel tussen de nieuwe tijd en de eeuwen die achter hen lagen. De dichter van de eerste eeuwhelft had reeds heel veel met de woorden bereikt, nu was het hun beurt om op zoek te gaan naar hun eigen identiteit, rond thema’s zoals liefde en eenzaamheid; de meesten vertoonden een neiging tot introspectie, tot nadenken over mens en wereld, anderen waren kosmisch gericht, schreven tragisch-visionaire poëzie. Ondertussen was het levensklimaat gewijzigd en dat was ook merkbaar in de nieuw-realistische poëzie die gegangmaakt werd door de tijdschriften Kreatief (1966 - 2005) en Revolver (1968 -). Poëzie was echter meer dan plaatjes schieten van de werkelijkheid. Het kon niet worden ontkend dat de nieuw-realisten de poëzie een grotere verstaanbaarheid hadden gegeven.
De nieuw-realistische poëzie was niet alleen een reactie tegen de experimentele poëzie, maar ook tegen de romantische, metafysisch gerichte poëzie.
De vergeten auteurs van de generatie ‘60
Wat mij opvalt, zijn de talrijke auteurs (schrijvers en dichters) die, hoewel zij voor “beloftevolle jongeren” werden aanzien, nooit de appreciatie kregen die zij verdienden. Met “appreciatie” bedoel ik hier: aandacht, publicatiemogelijkheid, recensie, kritiek, kort: het status van een “echte” auteur. Waarom werd hun werk niet uitgegeven door “gevestigde” uitgeverijen? Omdat zij te weinig publiceerden? Omdat zij onverzorgde uitgaven op de markt brachten? Omdat zij slecht schreven? Omdat zij geen geduld opbrachten? Of was het gewoon omdat zij geen “geluk” kenden, omdat zij niet de “juiste” man of vrouw tegen het lijf liepen, lees: de invloedrijke recensent of criticus, de invloedrijke vriend en schrijver, een bevriende uitgever…? Pech dus en niemand treft schuld!
Maar wat gezegd van de wijze waarop de overheid en zij die door de overheid werken, regels opstellen en aan belangenvermenging doen? Ik ken maar één regel: de anti-discriminatieregel: elke schrijver is gelijk voor de wet. Is dat zo?
Thierry Deleu
eindredacteur
Generatievorming in het teken van tegenspraak
Een nieuwe generatie profileert zich meestal door een oudere tegen te spreken. Zo moeilijk als de literatuurwetenschap het heeft met periodiseren (het vaststellen van nieuwe data in de literatuurgeschiedenis), zo eenvoudig klaren de bij een generatiewisseling betrokken jonge auteurs dat karwei.
De schrijvers die rond 1960 debuteerden, vormden een heterogeen gezelschap, maar gemeenschappelijk was hun afkeer voor de klassieke rijmelarij en de (volks)verhalende vertellingen in romanvorm. De belangrijkste “vertellende” auteurs van die vooroorlogse jaren waren de katholieken Antoon Coolen en Herman de Man, Cor Bruijn van protestants-christelijke huize, de sociaal-democraten A.M. de Jong en A. den Doolaard, de marxist Theun de Vries. In het begin van de periode kwam het felste engagement met de malaise van Jef Last.
De weergave van het toen zichtbare maatschappijbeeld was niet de enige mogelijkheid voor een schrijver om het tijdsklimaat op te roepen. Hij kon dat ook doen door in verdichte vorm, met de middelen van stijl en verbeelding, aan te duiden wat er onder de oppervlakte als “tijdgeest” karakteristiek bleek voor een periode. De Nieuwe gedichten (1934) van Nijhoff geldt hier als een voorbeeld: het uiterlijk crisisbeeld van werkloosheid en stempellokalen kwam er slechts incidenteel in voor, maar de mentale beleving van de contemporaine wereld als “woest en leeg” was het onmiskenbare vertrekpunt in zijn verzen.
Wanneer er zich, in het zicht van 1940, een nieuwe generatie meldt, valt er in het smeulend vuur enige flakkering waar te nemen. Als woordvoerder van de “Veertigers” trad de dichter en criticus Ed. Hoornik naar voren. Hij gebruikte de term “mijn generatie” en hij bedoelde Aafjes, Achterberg, Den Brabander en Van Hattum. Of hij had het over “de jongeren die zich in 1939 groepeerden”, zoals Adriaan van der Veen, M. Vasalis, Cola Debrot, Pierre H. Dubois, Han G. Hoekstra, H.A. Gomperts, Eric van der Steen, Adriaan Morriën en A. Marja. In “De Gemeenschap” van maart 1940 schreef over “Een nieuwe generatie”. De ouderen vonden dat het werk der jongeren “in het algemeen een groot gebrek aan generositeit, aan weidsheid van verbeelding, aan geloof in hun ster” vertoonde.
Onze naoorlogse poëzie vertoonde aanvankelijk weinig tekenen van vernieuwing. Daarin kwam verandering in de jaren ’50 met de zogenaamde experimentelen. Die groep wees een intellectualistische en esthetische (dicht)kunst af. In plaats daarvan stelden de experimentelen het spontane, het associatieve. Zij lieten zich inspireren door kunst van primitieve culturen, tekeningen van kinderen en jazzmuziek. Ook voor het surrealisme en dada voelden zij duidelijk veel sympathie. Omdat de meeste experimentele dichters rond 1950 debuteerden, spreekt men van de Beweging van Vijftig. De Nederlander Hans Lodeizen (1924-1950) geldt als een voorloper. Enkele Vijftigers, zoals Claus (1929), Lucebert (1924-1994) en Jan G. Elburg (1919-1992) waren ook actief als beeldend kunstenaar.
De poëzie ging rebelleren in de taal. Zij deed beroep op vrije associaties, verrassende woord- en beeldcombinaties, die correspondeerden met de exploratie van het onderbewuste. De beelden verwezen niet meer naar een direct herkenbare realiteit, maar zij gingen binnen het gedicht zelf een autonoom leven leiden.
Terwijl de poëzie van de Vijftigers rond 1960 hoe langer hoe beter geaccepteerd raakte en de Zestigers sterk inspireerde, manifesteerde zich een tegenbeweging. Twee nieuwe tijdschriften eisten de aandacht op. Gard Sivik, genoemd naar een Antwerps artiestencafé, werd in 1955 opgericht door een groep jonge Vlaamse avant-gardisten. In 1957 voegden de Rotterdamse dichters Hans Sleutelaar en Cornelis Bastiaan Vaandrager (1935-1992) zich bij de redactie. Algauw bepaalden zij, samen met Armando en Hans Verhagen, de nieuwe neorealistische koers van het tijdschrift. De dichters van de “Nieuwe Poëzie” vonden de Vijftigers veel te kunstzinnig, te dichterlijk. De burgerlijke zakelijkheid die door de Vijftigers werd verworpen, werd door de nieuwe generatie juist omarmd. In 1964 verscheen de laatste aflevering van Gard Sivik. Het werd een paar jaar later opgevolgd door De Nieuwe Stijl.
De tijd van de “bewegingen” in de poëzie leek na de jaren zestig voorgoed voorbij. Wel ontstond er een duidelijke opleving van traditionele versvormen. Rijke beeldspraak en herkenbare gevoelens spelen weer een rol. Ook de relatie tussen het woord en de werkelijkheid wordt onderzocht. Virtuoze vormbeheersing en zorgvuldig opgebouwde gedichten blijken eveneens gegeerd. In Vlaanderen “groepeert” Lionel Deflo enkele dichters achter de vlag van de nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen (Brugge, Orion, 1972). In 1981 schrijft Guy van Hoof een essay over De Nieuwe Romantiek (Van Hyfte, 1981).
In de rand van de literatuur deed zich in Nederland een ingrijpend maar kortstondig fenomeen voor, meer bepaald in de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, met name Provo die in 1965 werd opgericht. Hier moet ik wel een parenthese maken. De sociale voedingsbodem voor de verspreiding van het gebruik van psychedelische middelen in de jaren zestig was vooral te vinden in de jongerencultuur. De kern van de voorvechters bedroeg niet meer dan 25 tot 30 mensen en was vooral te vinden op het Leidseplein in Amsterdam (vandaar de naam “pleiners”). Het betrof groepen met een aanzienlijk contingent “intellectuelen” (kunstenaars, schrijvers, studenten, scholieren) die elkaar veel troffen in de cafés rond het Leidseplein. Onder hen waren Simon Vinkenoog, Bart Huges, Robert-Jaspar Grootveld en Johnny van Doorn (Johnny the Selfkicker).
Het middel om zich bekend te maken was de “happening”. Dit van de Amerikaanse “action painters” overgenomen begrip duidde een openbaar evenement aan, waarvan het doel was mensen collectief uit hun bol te laten gaan.
Met Provo begon het gebruik van psychedelische middelen zich te verbinden met het opkomende alternatieve jeugdbestel.
Ik vind deze parenthese belangrijk om de tijdsgeest te schetsen waarin wij als debutanten onze opwachting maakten in de “salons” van de literatuur.
Ik had het daarnet over de Vijftigers, maar ook de Vijfenvijftigers hebben hun stempel gedrukt op de poëzie van mijn generatiegenoten, zij die geboren zijn tijdens de oorlog, laat ons zeggen tussen 1940 en 1950. Zij kozen resoluut voor het woordexperiment, voor de autonomie van de poëzie boven een direct engagement. Ze publiceerden in de tijdschriften De Meridiaan (1951-1960), Het Kahier (1953- ) en De Tafelronde (1953- ), met Paul de Vree.
Het meest invloedrijke tijdschrift was toch Gard-Sivik (1955-1964). Gust Gils (1924) is de auteur van het “paraproza” en van een hele reeks bundels die poëzie brengen van ontmaskering, grimmige ironie, woordspel en surrealistische beelden.
Het centrum van deze tweede experimentele generatie was Antwerpen met de redacteurs van Gard-Sivik als toonaangevende figuren. Niet alleen Gust Gils, maar ook Hugues C. Pernath (1931-1975) en Paul Snoek (1933-1981). Over deze laatste waren wij het roerend eens dat hij nieuwe poëzie schreef. Vooral zijn eerste gedichten, van zijn oorspronkelijke beelden die niet direct “experimenteel” aandeden.
De generatie dichters die in de jaren ’60 debuteerde, - mijn generatie -.
Die dichters en schrijvers gingen via het taalexperiment hun eigen weg, hoewel ze zich nooit helemaal kon losmaken van de vorige “experimentele” generatie.
In de eerste helft van de jaren ’60 is de experimentele poëzie over zijn hoogtepunt heen. Het hermetisme van heel wat experimentele gedichten maakte ze voor vele lezers ontoegankelijk.
Clem Schouwenaars (1932-1993), Willy Spillebeen (1932), Walter Haesaert (1935), Hedwig Speliers (1935), Julien Vangansbeke (1936), Frans Depeuter (1937) en Robin Hannelore (1937) distantieerden zich niet van de experimentele poëzie, maar gingen hun eigen weg, zij voegden er iets aan toe. Bij Schouwenaars valt de zin voor klassieke schoonheid op. Spillebeen bekommert zich minder om het ”schoonheidsgehalte” maar zijn poëzie gaat diep en treft door haar zin voor symboliek, vaak geprojecteerd tegen een mythische achtergrond. De maniërist Haesaert is dan weer virtuoos in de beeldvorming. Hedwig Speliers legt echter op de meest in het oog springende wijze de brug van oud naar nieuw. Als dichter is hij eigenzinnig en toont hij een bijzondere aandacht voor woord en metafoor. Hij zet zich af tegen het experiment als experiment en gaat fel tekeer tegen de parlando-stijl van de nieuw-realisten. Zijn eigen beeldspraak is verstandelijk gecontroleerd, maar zijn poëzie is niet altijd vrij van hermetisme.
De poëzie van de generatie dichters die tijdens of kort na de oorlog zijn geboren vertoont een neo-experimenteel karakter. Ik denk hier onder andere aan Annie Reniers (1941), Dirk Christiaens (1942), Rob Goswin (1943), Fred de Swert (1945-1977), Guy van Hoof (1943). Leeftijdsgenoten: ik ben geboren in 1940.
Samen met de hierboven genoemde (iets oudere) dichters vormden zij een schakel tussen de nieuwe tijd en de eeuwen die achter hen lagen. De dichter van de eerste eeuwhelft had reeds heel veel met de woorden bereikt, nu was het hun beurt om op zoek te gaan naar hun eigen identiteit, rond thema’s zoals liefde en eenzaamheid; de meesten vertoonden een neiging tot introspectie, tot nadenken over mens en wereld, anderen waren kosmisch gericht, schreven tragisch-visionaire poëzie. Ondertussen was het levensklimaat gewijzigd en dat was ook merkbaar in de nieuw-realistische poëzie die gegangmaakt werd door de tijdschriften Kreatief (1966 - 2005) en Revolver (1968 -). Poëzie was echter meer dan plaatjes schieten van de werkelijkheid. Het kon niet worden ontkend dat de nieuw-realisten de poëzie een grotere verstaanbaarheid hadden gegeven.
De nieuw-realistische poëzie was niet alleen een reactie tegen de experimentele poëzie, maar ook tegen de romantische, metafysisch gerichte poëzie.
De vergeten auteurs van de generatie ‘60
Wat mij opvalt, zijn de talrijke auteurs (schrijvers en dichters) die, hoewel zij voor “beloftevolle jongeren” werden aanzien, nooit de appreciatie kregen die zij verdienden. Met “appreciatie” bedoel ik hier: aandacht, publicatiemogelijkheid, recensie, kritiek, kort: het status van een “echte” auteur. Waarom werd hun werk niet uitgegeven door “gevestigde” uitgeverijen? Omdat zij te weinig publiceerden? Omdat zij onverzorgde uitgaven op de markt brachten? Omdat zij slecht schreven? Omdat zij geen geduld opbrachten? Of was het gewoon omdat zij geen “geluk” kenden, omdat zij niet de “juiste” man of vrouw tegen het lijf liepen, lees: de invloedrijke recensent of criticus, de invloedrijke vriend en schrijver, een bevriende uitgever…? Pech dus en niemand treft schuld!
Maar wat gezegd van de wijze waarop de overheid en zij die door de overheid werken, regels opstellen en aan belangenvermenging doen? Ik ken maar één regel: de anti-discriminatieregel: elke schrijver is gelijk voor de wet. Is dat zo?
Thierry Deleu
eindredacteur
Julie Goderis (1944) debuteerde in 1989 met de bundel Er kromt een nieuwe klaarte (Dilbeekse Cahiers). Zij publiceerde in verschillende(literaire) tijdschriften (Vlaanderen, Davidsfonds, Letteren Leuven, Dietsche Warande en Belfort, Appel), werd laureate van de Poëzieprijs Tongeren, tweede prijs Blankenberge en Hasselt en kreeg diverse eervolle vermeldingen (o.a. Jules Van Campenhout, Arca en Gaselwest). Haar werk werd geselecteerd voor de nationale bloemlezing vrouwelijke poëzie in Vlaanderen Eigen Wegen (Leuvense Cahiers) en voor Honderd gedichten uit Vlaanderen (Lannoo). Haar betrokkenheid met poëzie uit zich niet alleen in het geschreven woord. In het stemmig kader van "Den Artemeersch" in Kanegem kregen verzen en dichters een podium. Met het woordtheatergezelschap "Antipode" deed Julie Goderis zowat alle theaterzalen in Vlaanderen aan.
Product Details
Boekformaat 19 x 19 cm
Papier: zeer lichtgeel
Aantal blz 64
Boekprijs € 16
ISBN 978-1-4461-6551-5
herfstweer
zou je niet het bos
in gaan nu de bomen
druisen alsof ze paarden
zijn die al dravend
worden geroskamd
je houdt van de geluiden
de aarde is een huis
dat lawaaierig wordt
schoongemaakt
meiden kletteren met
emmers, een knecht
breekt een bezem af
zou je niet het bos
in gaan nu de bomen
met hun haren zwieren
als dronken danseressen
je wil het waaien horen
dat meer dan vredig
ruisen is, een woede
in de sferen en regen
die neerslaat als een
machteloze vuist
juist nu heb je de bomen
lief, nu ze rusteloos druisen
alsof ze drummen gelijk
paarden in een brandende stal
en hoor de winden fluiten
terwijl er takken breken
en hoor de schuivende geluiden
van bladeren in hun val
Staf de Wilde
zou je niet het bos
in gaan nu de bomen
druisen alsof ze paarden
zijn die al dravend
worden geroskamd
je houdt van de geluiden
de aarde is een huis
dat lawaaierig wordt
schoongemaakt
meiden kletteren met
emmers, een knecht
breekt een bezem af
zou je niet het bos
in gaan nu de bomen
met hun haren zwieren
als dronken danseressen
je wil het waaien horen
dat meer dan vredig
ruisen is, een woede
in de sferen en regen
die neerslaat als een
machteloze vuist
juist nu heb je de bomen
lief, nu ze rusteloos druisen
alsof ze drummen gelijk
paarden in een brandende stal
en hoor de winden fluiten
terwijl er takken breken
en hoor de schuivende geluiden
van bladeren in hun val
Staf de Wilde
18 augustus 2010
Demer Uitgeverij meer dan een Bezige BIj!
Interviews met Willem M. Roggeman
Interviewer: Guy van Hoof
Het boek bevat 6 gesprekken, interviews, van Guy van Hoof met deze bijzondere Vlaamse dichter, auteur, literair journalist, die op velerlei wijzen zijn sporen heeft verdiend in de hedendaagse literatuur. Hij neemt hierin een aparte plaats in.
De interviews zijn vnl. een terugblik op zijn literair leven, de vele ontmoetingen met dichters en auteurs in België, Nederland, en met name in het buitenland. Zijn grote liefde voor de schilderkunst komt steeds terug in alle gesprekken. Ook geeft hij een inkijk in zijn opvattingen over de verhoudingen tussen Nederland en België (Vlaanderen). Zeer veel andere thema’s, onderwerpen, komen aan bod. Eveneens zijn enkele door Willem M. Roggeman geselecteerde zwart-wit foto’s opgenomen in deze uitgave.
Voor wie geïnteresseerd is in het veelzijdig oeuvre van Willem M. Roggeman, is deze uitgave een aanwinst, een “must”.
Hoewel Roggeman jarenlang werkte als literair journalist, dit vak met groot vakmanschap beoefende, wordt hij nu zelf uitgebreid geïnterviewd. De door Guy van Hoof gestelde vragen zijn helder en scherp geformuleerd, to the point.
Website boek: www.lulu.com/content/9144270
Boekprijs: € 15.
Paperback, 56 pages
"Een schrijver moet heel zijn leven studeren. Meer nog dan een dokter, een apotheker of een advocaat moet hij de nieuwe ontwikkelingen binnen zijn vak, de evolutie van de wereldliteratuur volgen om hieruit te halen wat voor hem bruikbaar kan zijn om een eigen, strikt persoonlijk, eigenzinnig oeuvre naar een steeds hoger niveau op te voeren.” Dit is één van de uitspraken van Willem M. Roggeman tijdens de zes gesprekken, die Guy van Hoof met hem heeft gevoerd. Wij krijgen hierin nieuwe aspecten te zien van deze auteur van een omvangrijk oeuvre, die blijk geeft van een grote eruditie, vooral in de langere gedichten, die hij onder de titel “Geschiedenis” heeft gebundeld en waarvan volgend jaar een complete verzameling in Russische vertaling zal verschijnen."
Tevens is een luxe editie verkrijgbaar, groot formaat (groter lettertype) – waarvan beperkte voorraad: www.lulu.com/content/9140927
€ 18 (excl. € 2 verzendkosten)
U kunt zich nu alvast laten intekenen bij Demer Uitgeverij.
Bankgegevens zijn op te vragen bij de uitgever, voor overboekingen vanuit BE en NL.
Hannie Rouweler
Demer Uitgeverij, ePublisher
info@demerpress.be
17 augustus 2010
www.lulu.com/content/8598478
Gewoon lekker
by Hannie Rouweler en andere dichters
PUBLICATIEDATUM: februari 2011.
Dichters: Thierry Deleu, Mark Meekers, Roger Nupie, Theo van der Wacht, Ina Stabergh, Joris Iven, Marleen De Smet, Johan Van Cauwenberge, Job Degenaar, Rik Wouters, Hannie Rouweler, Guy van Hoof, Maria Sesselle, Erik Verstraete, Paul Gellings, Hilde Pinnoo, Tjarda Eskes, Lisette Waterschoot, Boudewijn Knevels, Tine Hertmans, Michiel van Kempen, Francis De Preter, Lupo Barca, Lief Vleugels, Frank Despriet, Patty Scholten en Bert Deben.
ISBN 978-1-4461-6487-7
Copyright all poets / alle dichters (Standard Copyright License)
Edition 2011
Publisher Demer Uitgeverij
Productinformatie: gebonden pocketuitgave, 72 blz.
23,5 x 16 cm.
Verkoopprijs bundel: 16 €.
Nederland: (zonder Iban) ING 3424272 t.n.v. J.R.M. Rouweler, Belgie
Belgie: BNP Parisbas Fortis 001-4253999-43 t.n.v. J.R.M. Rouweler, Diepenbeek
BIC GEBABEBB / IBAN BE66 0014 2539 9943
Drukker: Lulu Drukkerij, Londen
Hannie Rouweler, Demer Uitgeverij, E Publisher www.demerpress.be
Samenstellers: Roger Nupie en Hannie Rouweler
16 augustus 2010
In memoriam broeder R.D.
Vriend van jaren, waar je ook bent
vriend voor jaren, geen dag komt op,
geen nacht valt in of ik verzin
dat ik je weer zie macht van
fantasie, ik kan het niet
zwijgen vertel het aan de
takken van bomen aan twijgen
het verhaal van het maïsveld,
met jou deelde ik zoveel, in
goede en kwade dagen, in
bange tijd in verlegenheid,
de tijd toen ik uit evenwicht
aan elke deur, bij elk contact,
ik zweefde net zo hevig als
jij drankziek, elk moment van de
dag schaterlach van gekken,
wij maakten geen tijd om na te
denken geen rust punten geen tijd
stippen, de wereld draaide.
Toen werd ik stapelverliefd,
jij bleef met lede ogen rood
en doorlopen, koos nieuwe maten
die jou zagen voor wie jij niet
was, je bange zucht naar lucht,
je hardhandig verdringen, geen
spek voor hun bek. In nauwte van
geest en ruimte wachtte je op
spek voor hun bek. In nauwte van
geest en ruimte wachtte je op
de eerste trein naar Ispahaan.
Thierry Deleu
Klaprozen en Kamermuziek
Tien dichters uit Nederland en Vlaanderen
Samengesteld door Thierry Deleu en Hannie Rouweler
Een bespreking door Richard Foqué in DE AUTEUR
De bespreking van een verzamelbundel is altijd een wat complexe en soms zelfs heikele onderneming. Het is niet het werk van één dichter, noch is het een bloemlezing. Vaak en meestal is het thematisch en geeft de titel een indicatie daaromtrent. Niet zo bij deze verzameling. De titel, die intrigeert maar tezelfdertijd flirt met de grens van het melodramatische en het melige en daarom uitdagend is, verklaart zich slechts op het einde van de bundel, in het laatste gedicht van Hannie Rouweler, ‘Klaprozendag’, waar de “poppies in Flanders Fields”, gegoten in sonnetvorm, gaan klinken als kamermuziek: ingetogen, intiem, beschouwend. “Ik moet deze dag niet vergeten. / Bijna alle bladeren zijn van de bomen gewaaid. / Tussen donkerblauwe wolken schijnt in gele strepen / licht”. En dan zeg je “o, ja, de titel”, maar dat is op het einde.
Ondertussen heb je van 60 gedichten genoten, indien je ze tenminste in volgorde hebt gelezen. Dat hoeft niet op zich, maar het is wel een interessante ervaring, want meer dan de titel is het de verdienste van de samenstellers dat ze hier tien dichters met elk 6 gedichten aan het woord laten en deze plaatsen in een weloverwogen volgorde: een kamermuziekstuk in tien verschillende bewegingen maar die samen één sterke compositie vormen. De gedichten zelf zijn de boodschap in deze bundel en zo hoort het ook.
De keuze van de dichters is markant, aangekondigd als tien dichters uit Nederland en Vlaanderen zijn allen toch - wellicht op Gellings na - zeer verwant met Vlaanderen en werken en leven er. Thierry Deleu en Hannie Rouweler zijn als samenstellers natuurlijk niet aan hun proefstuk. Maar het is vooral Thierry Deleu, die systematisch verwijst naar wat hij noemt “de vergeten auteurs” van de generatie ’60. Zo nog in één van zijn recente “pamfletten tegen gang van zaken in het landschap van de letteren”. Het gaat om de “baby-boomers generatie, die debuteerden in de zestiger en vroege zeventiger jaren en om welke reden dan ook blijkbaar nooit het grote publiek hebben bereikt: geprangd tussen de geconsacreerde vijftigers en de postmodernen van de tachtigerjaren. Zeer ten onrechte, want groot talent heeft daardoor nooit de volle erkenning gekregen, die zij eigenlijk verdienden. Sommigen van hen hebben afgehaakt, ontmoedigd en ontgoocheld, anderen zijn volgehouden blijven verder werken, publicaties in kleine oplage en beperkte verspreiding bij kleine gespecialiseerde uitgeverijen, soms in eigen beheer. De echte poëzieliefhebber kent hun en waardeert hun.
Deze bundel doet o.a. recht aan een aantal van deze baby-boomers en het is de verdienste van de samenstellers dat zij hierbij een uitmuntende keuze hebben gemaakt en deze selectie bovendien hebben gekaderd binnen een literair continuüm.
Aan de ene kant van het spectrum is dat Fernand Florizoone, die rustig de nestor kan genoemd worden van de nog levende grote dichters. Hij heeft zich nooit tot enige stroming bekend, maar generaties overspannend, heeft hij de taal in zijn poëzie gewikt en gewogen, uitgepuurd en uitgeperst tot zijn edelste vorm. Hij opent de bundel met 6 korte maar vitale gedichten in een samengebalde stijl, waar de woorden, die er niet staan betekenis geven aan het geschrevene, zo bijvoorbeeld in het gedicht “maart”:
“Het water / nog waterkoud / en schuchter / wat nog rest aan ijs/ geeft zich over”.
Aan de andere zijde van het spectrum vinden we Floor Deroo, net 24 jaar geworden, maar een groeiend talent, die in 2006 reeds haar eerste bundel stille plek publiceerde. Deroo wordt zonder twijfel een belangrijke vertegenwoordigster van een nieuwe dichtersgeneratie, die zich aan het begin van deze eeuw aan het vormen is. Haar zes opgenomen gedichten zijn verbijsterend sterk en volwassen, vitalistisch en onstuimig. Indien poëzie de kunst is van het weglaten, het schrappen in plaats van het schrijven, dan zijn Deroo’s gedichten met haar korte staccato zinnen daar exemplarisch voor.
“Hij denkt in polaroid. / Zoekt het tegenlicht, / het juiste kader. / Vergroot de vlieg op het plafond, / de barst in het gesprek / en komt in fracties later. / Hij lijnt de inval, de uitkijk, het nazicht. / Op afstand is alles minder ver.”
Daartussen komt de generatie zestig, vertegenwoordigd in deze bundel door acht dichters.
Paul Gellings, de enige opgenomen Nederlandse dichter, die echt in Nederland woont. Zoals vele van Gellings’ gedichten vertrekken ook deze vanuit de observatie van een bepaalde fysische context. Deze “situationele” gedichten, geschreven in een sterk gestructureerde vorm en vaak met een strak rijmschema, zijn handvaten voor de dichter om terug te keren in de tijd. Reflectie en mijmering zijn constant verweven en geven aanleiding tot nadenken over zijn eigen tijdelijkheid, zo bijvoorbeeld in “Rijksmuseum”:
“Over honderdduizend jaar wordt een museum opgegraven / dat leek op een stationsgebouw.We vertrokken er, kwamen / er aan en wisten nooit wanneer, daar in dat woelig / weefsel van beelden en lijnen die elk leidden naar / een ander leven, een elders dat onmetelijk was en bleef.”
Thierry Deleu, één van de samenstellers is ook vertegenwoordigd met 6 gedichten. Niet toevallig hebben zij als thema de zee. Voor kustbewoner Deleu is zij een onuitputtelijk inspiratiebron. Deze poëzie is bijna paradoxaal op zichzelf. Deleu slaagt erin om lyrische uitbundigheid te verzoenen met een sterk gedisciplineerde en ingehouden stijl. Zijn ritmische verzen hebben een soort golvende cadans, vloeien in elkaar over, zoals eb en vloed en worden zo landschappen in woorden.
“In dit verzopen land / ogenver van mensen / op een grasspriet van het / water in dit landschap / dat geen landschap is / liggen wij een vogel / dichterbij op hoge poten /loopt zich krom.”
De in deze verzameling opgenomen gedichten van Jenny Dejager, die reeds vier dichtbundels publiceerde, zijn erg verschillend, niet in thematiek - zij reflecteert over zichzelf en haar eigen zijn in de wereld - maar vooral in stijl, beeldspraak en uitdrukking. Triviale verzen (wat te denken bv. van een vers als “Ik schrijf letters op het toetsenbord / van mijn gevoel.) wisselen af met uiterst sterke en ritmisch opgebouwde stansen zoals “Geen argwaan betrad het pad van het mededogen / buiten enkele cryptische woorden: hindernis / mist honger.” Of ook: “De leest van mijn tussentijd is besteld. / daarover spreken straatstenen nu.” Maar dan weer plotseling in het midden van een gedicht valt het ritme weg in een overvloed aan beeld en woord. Wellicht hadden de samenstellers hier wat strenger mogen zijn en de dichter tegen zichzelf beschermen.
Marleen De Smet is geen veelschrijver en zuinig op haar publicaties, dat is een kwaliteit op zich, maar elk van haar gedichten peilt naar de kern van wat poëzie dient te zijn. Zij schrijft een zeer beeldrijke poëzie. Zij plaatst die beelden in juxtapositie, laat ze botsen met elkaar en geeft zo meervoudige betekenissen aan enkelvoudige zinnen, een gelaagdheid en gebaldheid, die af en toe hermetisch overkomt maar die elk gedicht zichzelf doet overstijgen. Het is poëzie die uitdaagt en de lezer doet nadenken over zichzelf en zijn eigen zijn. De verzen komen als schoten op je af, zoals:
“nachtschemer wikkelt / donkere rokken, weerwolven / janken een jacht” en “nagenoeg waren we storm / maar de wind hield de adem in / zo ook de nacht / het wordt een slechte zomer, zei ik / weet je nog hoe bij heldere hemel / plots de winter begon / een haan kraaide uit zijn bek / pas dan sliepen we / in waakstand”
Joris Iven is een meester van de observatie en legt deze vast middels een onuitputtende taalvaardigheid en een volkomen beheersing van structuur en techniek eigen aan de poëzievorm. Zijn zes gedichten die in deze bundel zijn opgenomen zijn daar andermaal uitmuntende voorbeelden van. Hierin schildert hij met woorden een portret van Ensor, brengt hem tot leven. Elk vers is een penseelstrook van poëtisch koloriet. Kortom de meesterdichter confronteert de meesterschilder. “De onderkant / van het doek sleept over de planken vloer, terwijl ik / bovenaan werk aan de laatste reep. Hier help ik / mijn wereld om zeep, mijn wereld met maskers en / skeletten, viswijven en beulsknechten, fanfares en / marionetten.”
Bert Bevers is een dichter pur-sang. Hij schrijft een gedragen en voldragen poëzie, die zijn wortels heeft bij de vijftigers, maar die van daaruit een eigen sterk persoonlijk schrijversschap heeft ontwikkeld. Altijd is er een eenheid tussen vorm en inhoud. Zo ook in deze selectie, waar Bevers de sonnetvorm hanteert maar dan zonder rijmschema in wat hij noemt “zes gedichten voor vreemden”. In zijn typische beeldrijke taal confronteert hij de lezer met ervaringen en beschouwingen, die door het gedicht plotseling een vreemde wending krijgen, een onverwachte bocht maken, existentiële vragen stellen, indringend en beklemmend. Het is poëzie die verontrust. “Zwaarte valt uit onweer als een spookhand in de nek. / Soms is de ziel onkalm, doet ze denken aan een hert / dat drinkt. Dan zijn alle verre dagen maar moeilijk / te verdragen.”
Guy Van Hoof, eveneens diep geworteld in de sixties en schatplichtig aan de vijftigers, heeft van daaruit zijn eigen stijl ontwikkeld, die moeilijk te vatten is in een bepaalde school. De hier opgenomen zes “zeegedichten” vertrekken, in de dichter zijn erkenbare stijl, van een persoonlijk anekdotisch gegeven. Het meesterschap van Van Hoof bestaat er echter in dat bijna onmiddellijk na de eerste verzen dat anekdotische en alledaagse wordt overstegen en getransformeerd in een beklijvende, vaak alarmerende boodschap. Een zuiverend ritueel om het onbegrijpelijke en onvatbare toch te ordenen en zin te geven. “Hete regen op asfalt, / verstrooide bomen lijken glas te drinken / parels namaakzilver / eenzaamheid is moeilijk in te schatten / vermomd als vlinders met één oog / de gevels van de huize / zijn als aangespoeld decor”.
Tot slot en, zoals reeds vermeld, als afsluiting van de bundel zes gedichten van Hannie Rouweler, medesamensteller van deze bundel en poëtische duivel doet al: schrijver, samensteller van bloemlezingen, uitgever. Rouweler heeft een indrukwekkende publicatielijst en rijgt de dichtbundels aan elkaar. Wellicht mede daardoor is haar werk niet alleen zeer uiteenlopend maar ook niet altijd van dezelfde kwaliteit. Aan datzelfde euvel lijdt ook deze opgenomen selectie. Maar dat neemt niet weg dat er een aantal pareltjes tussen zitten. “Klaprozendag” werd al vernoemd, maar ook bv. het gedicht “Zwolle”: Het is een stad om voorbij te rijden, / de brug over en dan verder door / een dunner bevolkt land. Het ligt aan / de rand. Van wat? Een beetje Veluwe, / beetje Salland, polderland met koeien / die langs de IJzel grazen.”
Klaprozen en Kamermuziek is een meer dan merkwaardige verzameling, die elke poëzieliefhebber hoort te koesteren. Niet alleen als een goede en exemplarische staalkaart van de poëzie van de zogenaamde “zestigers”, maar ook voor het leesgenot van elk gedicht op zich, voor elke “beweging” van dit kamermuziekstuk van adagio over andante naar allegro, vivace en presto, tot het openklapt in een poëtische symfonie.
KLAPROZEN en KAMERMUZIEK, Tien dichters uit Nederland en Vlaanderen, samengesteld door Thierry Deleu en Hannie Rouweler, 2010, Demer Uitgeverij.
ISBN: 978-90-813070-7-9.
14 augustus 2010
schaduw en water
Als schaduw het water
om mij heen doet verkleuren
in grauw en grijs.
Gedachten, in een spiegelbeeld
verdrinken, mijn mond geen
woorden kunnen spreken.
Mijn ogen het beeld wat ik
zoek niet kunnen vinden,
tot dan, zal ik verder zoeken
Als de schaduw verdwijnt
het water weer helder kleurt
zal ik de juiste woorden vinden.
Paula Hagenaars
Als schaduw het water
om mij heen doet verkleuren
in grauw en grijs.
Gedachten, in een spiegelbeeld
verdrinken, mijn mond geen
woorden kunnen spreken.
Mijn ogen het beeld wat ik
zoek niet kunnen vinden,
tot dan, zal ik verder zoeken
Als de schaduw verdwijnt
het water weer helder kleurt
zal ik de juiste woorden vinden.
Paula Hagenaars
NIEUWSBRIEF 3de jg., nr. 14
(vrij voor publicatie)
EVEN JOUW AANDACHT:
1. Graag via mail je akkoord met voorwaarden en modaliteiten die hieronder zijn te lezen in 4 punten.
2. In de kortste keren selecteer ik, in overleg met de subgroep Poëzie (geridderde dichters), het gedicht dat in het 2de jaarboek wordt geplaatst. Keuze wordt jou meegedeeld.
3. De prijs voor de bundel wordt later vastgelegd (afhankelijk van o.m. gedichten en illustraties).
4. De voorstelling zal opnieuw plaatsvinden op het gemeentehuis van Koksijde en nadien wordt (gezien het grote succes) opnieuw getafeld in de gerenommeerde hotelschool Ter Duinen tegen gunstprijs.
5. Tijdens de voorstelling zal de voorzitter een kort referaat houden over “De plaats van de dichter in ons bestel”. Ilse Chamon, het culturele gezicht van Koksijde, zal gedichten voordragen van een tiental dichters.
DE 50 MEESTER-DICHTERS VAN DE LAGE LANDEN BIJ DE ZEE
TWEEDE JAARBOEK
Dichter, uit de hemel gevallen meteoriet…
2011
Hilde Boulanger, John Brookhouse (N), Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Greta Casier, Hervé J. Casier, Lidy De Brouwer, Leni De Goeyse, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Ferre Denis, Didi De Paris, Gwen Deprez, Marleen De Smet, Lieve Desmet, Lieve Devijver, Astrid Dewancker, Fernand Florizoone, Trijntje Gosker (N), Wim de Groot (N), Paula Hagenaars (N), Tine Hertmans, Jan Huyghe, Alexander Konovaloff, Patricia Lasoen, Paul van Leeuwenkamp (N), Cathy Mara, Luc C. Martens, Mark Meekers, Peter Motte, Peter le Nobel (N), Edith Oeyen, Ruud Poppelaars (N), Leonie Robroek, Eric Rosseel, Gerard Scharn (N), Hedwig Selles (N), Ina Stabergh, Annemie Steenbergen (N), Maurits Sterkenburg (N), Egied Steylaerts, Pien Storm van Leeuwen (N), Henri Thijs, Jozef Vandromme, Herwig Verleyen, Monique Verplancke, Katelijn Vijncke, Nathalie Vilain, Martin Wings (N)
Beste Meester-dichter,
Na ”De 33 Meester-koks van België” (met een proefjaar als “Compagnon de la Toque Blanche”) bestaat sinds 2000 analoog “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee” (met een proefjaar als “solliciterende Meester-dichter”).
Zoals je weet, is het aantal werkende leden “Meester-dichters” vastgelegd op maximum 50 leden. Om tot “Meester-dichter” te kunnen worden benoemd dient er onherroepelijk een periode als “solliciterende Meester-dichter” te worden doorgemaakt. Deze periode omhelst één jaar.
“Razor’s Edge Editions” bracht december 2008 het eerste jaarboek op de markt, Hoe de dichter zich een weg geselt tegen wind, met als ondertitel “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee”.
Het tweede jaarboek (met nieuwe gedichten) wordt voor het najaar 2011 in het vooruitzicht gesteld!
Slechts bij overlijden, ontslag of klacht wordt een Meester-dichter vervangen. Een wachtlijst wordt bijgehouden.
De geselecteerde dichters laten de voorzitter (thierry.deleu@skynet.be) via mail of brief weten dat zij akkoord gaan met hieronder genoemde modaliteiten en praktische afspraken.
1. De Meester-dichters doen afstand van hun auteursrecht voor het geselecteerde gedicht. Deze overeenkomst geldt enkel voor het jaarboek en dit gedicht. Het geselecteerde gedicht kan overal elders worden gepubliceerd waarbij de dichter zijn auteursrecht behoudt.
2. Daar hij/zij vrijwillig zijn/haar (nieuw) gedicht ter selectie opstuurt, ziet hij/zij ook af van welk honorarium ook en van zijn/haar auteursrecht.
3. De “Meester-dichter” verplicht er zich toe ook van het tweede jaarboek drie exemplaren aan te kopen tegen promotieprijs. Dat engagement wordt per e-mail of brief bevestigd.
4.Praktische afspraken:
- Meester-dichters die hun titel om welke reden ook niet meer willen verzilveren, delen dit asap mee.
- Zij die weet hebben van het overlijden van een Meester-dichter brengen asap de organisatie op de hoogte.
- Indien bezwaar wordt aangetekend tegen de upgrading van een dichter(es) tot meester-dichter wordt (worden) de klacht(en) in de schoot van de subgroep Poëzie besproken en de opneming uitgesteld en/of geweigerd. Deze procedure is niet publiekelijk om de ridderij als geheel niet te schaden.
- Op de wachtlijst staan op dit eigenste moment (in volgorde datum verzoek) een viertal dichters.
- Volgorde is niet het enige criterium voor selectie. Na 12 oproepen via de Nieuwsbrief werd de selectie geactualiseerd, zowel voor wat de effectieve lijst betreft als de wachtlijst.
1. Roswitha De Graaf (N)
2. Ingrid Vandepaer
3. Suzanita
4. Luk Vermeulen
Dichters kunnen zich (nog) altijd kandidaat stellen voor het volgende (derde) jaarboek. Zij worden toegevoegd aan de wachtlijst.
Met dichterlijke groeten,
Thierry Deleu,
voorzitter
thierry.deleu@skynet.be
http://www.geletterdemens.blogspot.com/
Zandzeggelaan 18 - BE 8670 Oostduinkerke
(vrij voor publicatie)
EVEN JOUW AANDACHT:
1. Graag via mail je akkoord met voorwaarden en modaliteiten die hieronder zijn te lezen in 4 punten.
2. In de kortste keren selecteer ik, in overleg met de subgroep Poëzie (geridderde dichters), het gedicht dat in het 2de jaarboek wordt geplaatst. Keuze wordt jou meegedeeld.
3. De prijs voor de bundel wordt later vastgelegd (afhankelijk van o.m. gedichten en illustraties).
4. De voorstelling zal opnieuw plaatsvinden op het gemeentehuis van Koksijde en nadien wordt (gezien het grote succes) opnieuw getafeld in de gerenommeerde hotelschool Ter Duinen tegen gunstprijs.
5. Tijdens de voorstelling zal de voorzitter een kort referaat houden over “De plaats van de dichter in ons bestel”. Ilse Chamon, het culturele gezicht van Koksijde, zal gedichten voordragen van een tiental dichters.
DE 50 MEESTER-DICHTERS VAN DE LAGE LANDEN BIJ DE ZEE
TWEEDE JAARBOEK
Dichter, uit de hemel gevallen meteoriet…
2011
Hilde Boulanger, John Brookhouse (N), Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Greta Casier, Hervé J. Casier, Lidy De Brouwer, Leni De Goeyse, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Ferre Denis, Didi De Paris, Gwen Deprez, Marleen De Smet, Lieve Desmet, Lieve Devijver, Astrid Dewancker, Fernand Florizoone, Trijntje Gosker (N), Wim de Groot (N), Paula Hagenaars (N), Tine Hertmans, Jan Huyghe, Alexander Konovaloff, Patricia Lasoen, Paul van Leeuwenkamp (N), Cathy Mara, Luc C. Martens, Mark Meekers, Peter Motte, Peter le Nobel (N), Edith Oeyen, Ruud Poppelaars (N), Leonie Robroek, Eric Rosseel, Gerard Scharn (N), Hedwig Selles (N), Ina Stabergh, Annemie Steenbergen (N), Maurits Sterkenburg (N), Egied Steylaerts, Pien Storm van Leeuwen (N), Henri Thijs, Jozef Vandromme, Herwig Verleyen, Monique Verplancke, Katelijn Vijncke, Nathalie Vilain, Martin Wings (N)
Beste Meester-dichter,
Na ”De 33 Meester-koks van België” (met een proefjaar als “Compagnon de la Toque Blanche”) bestaat sinds 2000 analoog “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee” (met een proefjaar als “solliciterende Meester-dichter”).
Zoals je weet, is het aantal werkende leden “Meester-dichters” vastgelegd op maximum 50 leden. Om tot “Meester-dichter” te kunnen worden benoemd dient er onherroepelijk een periode als “solliciterende Meester-dichter” te worden doorgemaakt. Deze periode omhelst één jaar.
“Razor’s Edge Editions” bracht december 2008 het eerste jaarboek op de markt, Hoe de dichter zich een weg geselt tegen wind, met als ondertitel “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee”.
Het tweede jaarboek (met nieuwe gedichten) wordt voor het najaar 2011 in het vooruitzicht gesteld!
Slechts bij overlijden, ontslag of klacht wordt een Meester-dichter vervangen. Een wachtlijst wordt bijgehouden.
De geselecteerde dichters laten de voorzitter (thierry.deleu@skynet.be) via mail of brief weten dat zij akkoord gaan met hieronder genoemde modaliteiten en praktische afspraken.
1. De Meester-dichters doen afstand van hun auteursrecht voor het geselecteerde gedicht. Deze overeenkomst geldt enkel voor het jaarboek en dit gedicht. Het geselecteerde gedicht kan overal elders worden gepubliceerd waarbij de dichter zijn auteursrecht behoudt.
2. Daar hij/zij vrijwillig zijn/haar (nieuw) gedicht ter selectie opstuurt, ziet hij/zij ook af van welk honorarium ook en van zijn/haar auteursrecht.
3. De “Meester-dichter” verplicht er zich toe ook van het tweede jaarboek drie exemplaren aan te kopen tegen promotieprijs. Dat engagement wordt per e-mail of brief bevestigd.
4.Praktische afspraken:
- Meester-dichters die hun titel om welke reden ook niet meer willen verzilveren, delen dit asap mee.
- Zij die weet hebben van het overlijden van een Meester-dichter brengen asap de organisatie op de hoogte.
- Indien bezwaar wordt aangetekend tegen de upgrading van een dichter(es) tot meester-dichter wordt (worden) de klacht(en) in de schoot van de subgroep Poëzie besproken en de opneming uitgesteld en/of geweigerd. Deze procedure is niet publiekelijk om de ridderij als geheel niet te schaden.
- Op de wachtlijst staan op dit eigenste moment (in volgorde datum verzoek) een viertal dichters.
- Volgorde is niet het enige criterium voor selectie. Na 12 oproepen via de Nieuwsbrief werd de selectie geactualiseerd, zowel voor wat de effectieve lijst betreft als de wachtlijst.
1. Roswitha De Graaf (N)
2. Ingrid Vandepaer
3. Suzanita
4. Luk Vermeulen
Dichters kunnen zich (nog) altijd kandidaat stellen voor het volgende (derde) jaarboek. Zij worden toegevoegd aan de wachtlijst.
Met dichterlijke groeten,
Thierry Deleu,
voorzitter
thierry.deleu@skynet.be
http://www.geletterdemens.blogspot.com/
Zandzeggelaan 18 - BE 8670 Oostduinkerke
ZWALUW
De eerste zwaluw
op de draad van 1 april,
Pasen in de lucht
en mensen lopen blootshoofd,
weldra de tweede zwaluw.
GRAS
Groene naam
en groener nog
de overkant
onder de voet gelopen
kruipt het
tussen voegen van plaveisel
en bloeit daar wat
kleinbladig
DE STILTE
De stilte van de ziel
de grens voorbij
vrij en ruimtewijd
verbonden
ziel en stilte
als elkaars gelaat.
VALAVOND
In de valavond
de dingen en wij:
ritselt de stilte
geritsel van raadsel
valt de avond
valt een vogel
ruist de ruimte
ruist God in de ruimte?
Fernand Florizoone
De eerste zwaluw
op de draad van 1 april,
Pasen in de lucht
en mensen lopen blootshoofd,
weldra de tweede zwaluw.
GRAS
Groene naam
en groener nog
de overkant
onder de voet gelopen
kruipt het
tussen voegen van plaveisel
en bloeit daar wat
kleinbladig
DE STILTE
De stilte van de ziel
de grens voorbij
vrij en ruimtewijd
verbonden
ziel en stilte
als elkaars gelaat.
VALAVOND
In de valavond
de dingen en wij:
ritselt de stilte
geritsel van raadsel
valt de avond
valt een vogel
ruist de ruimte
ruist God in de ruimte?
Fernand Florizoone
13 augustus 2010
Voor Eric...
Vaya con Dios
Verdriet, morgen ben je
ver uit de buurt
afscheid nemen doet pijn
Kater met AHDH
die aan de rilatine moet
zal je bezoekjes missen
mijn benen, overgebleven
krabpalen, tenen om in
te bijten
Cartouche
Geen koffie meer
fort Napoleon ’k wil
je even niet zien
Rechtspraak, welsprekendheid
rechtvaardigheid en geschiedenis
in 'den hof' zo noemen
inheemsen ‘t Leopoldpark
het sensuele naakt
genaamd 'de zee' heet hier
Dikke Matille
De zee waar je van houdt
haar wisselende stemmingen
herkenbaar voor jou
Heel wat watertjes
samen doorzwommen
vriendschap hield stand
ondanks de stormen
zal de verhuis overleven
wordt gelukkig Eric
in Koekelare
Suzaninka
Vaya con Dios
Verdriet, morgen ben je
ver uit de buurt
afscheid nemen doet pijn
Kater met AHDH
die aan de rilatine moet
zal je bezoekjes missen
mijn benen, overgebleven
krabpalen, tenen om in
te bijten
Cartouche
Geen koffie meer
fort Napoleon ’k wil
je even niet zien
Rechtspraak, welsprekendheid
rechtvaardigheid en geschiedenis
in 'den hof' zo noemen
inheemsen ‘t Leopoldpark
het sensuele naakt
genaamd 'de zee' heet hier
Dikke Matille
De zee waar je van houdt
haar wisselende stemmingen
herkenbaar voor jou
Heel wat watertjes
samen doorzwommen
vriendschap hield stand
ondanks de stormen
zal de verhuis overleven
wordt gelukkig Eric
in Koekelare
Suzaninka
dipje
dan ontwaak je met angst
voor de dag, zijn onmetelijke
uren, zijn vraag achteraf:
wat heb je volbracht,
kwam je vandaag
tot je dagelijkse goede daad?
heb je de lieve liefgehad,
haar lichaam gezegend
met alle kneepjes
van de tederheid,
de onhandigheden
van een oud verlangen
bleven liedjes van vroeger
hangen en kon je er strofen
aan toevoegen: ‘Doehoe, du bist
alles was ich habe, du bist...’
neen, nooit zal je wennen
aan de schone leugen
van de jeugd toen de wereld
bestond uit fonteinen en rozen
deze morgen heerst
de aarzeling, het bange
wachten op een teken
dat iets zal worden
toegestaan al weet je
nog niet wat: een toren
van woorden, een betovering
je bent ontwaakt met angst
voor de dag en kijk toch eens
aan: deze woorden, ze staan
onder zo’n wonderlijk torentje,
een beetje lukraak, een obelisk
van tekens – was dit vege
bouwwerk nu jouw taak?
staf de wilde
http://staf-de-wilde.skynetblogs.be/
dan ontwaak je met angst
voor de dag, zijn onmetelijke
uren, zijn vraag achteraf:
wat heb je volbracht,
kwam je vandaag
tot je dagelijkse goede daad?
heb je de lieve liefgehad,
haar lichaam gezegend
met alle kneepjes
van de tederheid,
de onhandigheden
van een oud verlangen
bleven liedjes van vroeger
hangen en kon je er strofen
aan toevoegen: ‘Doehoe, du bist
alles was ich habe, du bist...’
neen, nooit zal je wennen
aan de schone leugen
van de jeugd toen de wereld
bestond uit fonteinen en rozen
deze morgen heerst
de aarzeling, het bange
wachten op een teken
dat iets zal worden
toegestaan al weet je
nog niet wat: een toren
van woorden, een betovering
je bent ontwaakt met angst
voor de dag en kijk toch eens
aan: deze woorden, ze staan
onder zo’n wonderlijk torentje,
een beetje lukraak, een obelisk
van tekens – was dit vege
bouwwerk nu jouw taak?
staf de wilde
http://staf-de-wilde.skynetblogs.be/
12 augustus 2010
BANNELINGEN UIT DROOMTIJD
NOVELLE VAN LUDO NOENS
Het drong niet tot me door dat ik gaandeweg in de ban was geraakt van een uitzonderlijke gemoedstoestand, tot ik bij verrassing overweldigd werd door een lang vergeten en nu glasheldere herinnering.
Ik was plots terug de zevenjarige knaap in een ziekenhuisbed, treurend om het afgelopen bezoekuur. Met betraande ogen doorbladerde ik het fraaie sprookjesboek dat ik van moeder had gekregen: Hans en Grietje, Roodkapje, De Schone Slaapster, Repelsteeltje, droomachtige kleurplaten vol cryptische betekenissen met barokke zwier getekend.
Zo dwingend sprongen die verontrustende platen me opnieuw voor de geest dat het leek alsof ik in
dat kameleontisch universum van verwondering en terreur de archaïsche sleutel kon vinden die met Rons aberraties in verband stond...
En weer die gewaarwording: er is iets niet in de haak in deze kamer. Op hetzelfde ogenblik trof het mij dat het nachtkastje inderdaad letterlijk scheef stond.
En merkwaardig: bij nader inzien bleken de linkerpoten niet korter, maar kleiner. En ook met Rons bed, viel mij nu op, zat er iets fout: geen normale rechthoekige vorm, maar het hoofdeind iets smaller dan het voeteneind.
En kijk nu, waarom had ik dat niet eerder opgemerkt? Het bezwete hoofdkussen lag half onder de verfomfaaide dekens, maar je kon moeilijk naast de verbleekte bloedvlek kijken...
De jonge would-be hippie Mars komt allengs op het spoor van het verontrustende geheim van zijn excentrieke vriend Ron, een andersdenkende in meer dan één opzicht...
Een metafysische thriller die teruggrijpt naar de non-conformistische sfeer van de jaren zestig van de vorige eeuw.
Ludo Noens is freelance journalist, auteur van novellen, verhalen, non-fiction en essays (bij Elmar, Hadewijch, Pandora en Bres). Hij is ook uitgever van het eigenwillige kwartaalblad Portulaan.
Voor het Nederlandse tijdschrift Bres leverde hij tientallen bijdragen over paranormale en fantastische fenomenen.
ISBN 9789081372305
Bannelingen uit Droomtijd, Ludo Noens - 81 blz.
6 € (incl. verzendkosten) - rek. 210-0123298-63, Ukkel
http://home.scarlet.be/ludio.noens/
e-mail: ludonoens@yucom.be
Kunst en engagement
Nog altijd is er echter een publiek dat de beeldende kunstenaar wenst te zien als de exponent van de romantiek: de kunstenaar die zich buiten de wet plaatst, die zich niet kan of wil schikken naar de normen die het sociaal verkeer oplegt. Deze opvatting werd door de artiest in de hand gewerkt.
De kunstenaar van vandaag is de sociale gelijke van de mensen die hem omringen: hij staat niet meer buiten de maatschappij maar is er door osmose in opgenomen. Verzamelaars en intellectuelen ervaren het als een voorrecht de kunstenaar te kennen. Niet als een curiosum, zoals vroeger, maar als een “interlocuteur valable”.
Een kunstenaar blijft anders dan de gewone mens. Door zijn talent. Het talent dat hem toelaat uit te drukken wat er in zijn hart en geest omgaat. Een hart en een geest die subtieler zijn afgestemd op de gebeurtenissen die in ons leven een diepe indruk nalaten. Weinig mensen leven bewust; op een manier dat ieder ogenblik in hun bestaan een vol ogenblik is. Geladen met vreugde of angst, droefheid of blijdschap, liefde of haat, teleurstelling of hoop. Ieder van ons kent deze gevoelens. Hoeveel zijn er die ze ook bewust beleven? Met al hun zenuwen? En nochtans gaat het hier om persoonlijke ervaringen. Hoe intens-bewust ondergaan wij de gevoelens van anderen? Hoeveel zijn er echt geschokt door de aanslepende oorlog in Irak, om bij een actueel onderwerp te blijven, door de armoede, het vluchtelingenprobleem, de miserie van de verdrukte bevolkingsgroepen?
Wie wordt beroerd door de miserie van anderen? Enkel wanneer wij zelf in verdrukking komen, reageren wij fors en eisen onvoorwaardelijke hulp.
Ik meen dat de kunstenaar - ook voor de situatie waarin anderen verkeren - gevoeliger is dan de meeste mensen. Ik denk aan Goya die kordaat en hartstochtelijk een standpunt kiest in de sociale conflicten van zijn tijd. Ik denk aan Picasso die met zijn “Guernica” het leed van een vrijheidslievend volk vertolkt.
Later zal, onder impuls van de ontvoogding van de arbeider, de kunstenaar zijn zin voor realisme omzetten in taferelen waarin de menselijke nood het altijd terugkomend thema wordt. Ook Permeke heeft op dramatische wijze deze nood in zijn werk binnengeleid. De boer in de tragiek van zijn dagelijkse labeur. Verpauperd, verbitterd, ontdaan van alle menselijke waardigheid.
Bij andere kunstenaars is het de angst waarmee zij afrekenen. De angst om het verlies van het leven.
Het werk van Bacon is een typisch voorbeeld van de probleemkunst van deze tijd. Figuratief en toch zo ver van de fotografische werkelijkheid. Zijn werk onthult een tragische visie op de eenzaamheid en de angst. De mens verschijnt er als een eenling en een gefolterde, doordrongen van wanhoop. Zijn figuren lijden aan een hallucinante incapaciteit om met elkaar in contact te komen of om zich verstaanbaar te maken in de wereld die hen omringt.
Dit zijn voorbeelden van kunstenaars die de menselijke nood in hun werk uitbeelden. Als strijdmiddel tegen de verdrukking van de onmondige. Zij hebben hun ziel of die van anderen willen tonen om de gemeenschap duidelijk te wijzen op de problemen van de tijd. Tot schande van ieder van ons die uit gemakzucht of uit angst deze problemen uit de weg gaan.
Kunst moet een exponent zijn van het vrije denken. Ik ben het er volkomen mee eens. De kunstenaar kan evenwel niet ontsnappen aan de tijdsomstandigheden of het politiek, economisch, filosofisch of godsdienstig systeem waarin hij werkt. Zolang hij zich niet (of zo weinig mogelijk) aan dit systeem verkoopt en “in opdracht” ervan creëert, komt zijn vrije denken niet in de verdrukking.
Kunstenaars kunnen bij uitstek op een geëngageerde en bewustmakende wijze een avant-garde rol spelen: als voorzieners in de maatschappelijke en artistieke wereld.
Kunst is meer dan alleen een verheven smaak van weinigen, meer ook dan alleen versiering, hoe belangrijk en waardevol dat dit op zichzelf ook kan zijn. Kunst is vooral ook een eigen vorm van communicatie met anderen en met de wereld om ons heen, waarin meer en andere ervaringen kunnen worden opgedaan en uitgedrukt dan met intellectuele middelen mogelijk is. “Guernica” laat ons de Spaanse burgeroorlog beter beleven dan drie verhandelingen daarover.
De (beeldende) kunstenaar voelt zich lotsverbonden met de mensheid. Dood, ziekte, honger, ellende, eenzaamheid, verdrukking zijn ook in onze tijd het harde materiaal waarmee de mens zich moet meten. De kunstenaar, vol attentie voor het menselijke, vindt in die situatie zijn inspiratie. Hij vertolkt het wel en wee van die strijd en getuigt.
In zijn werk is de tijdsgeest hoorbaar als één langgerekte zucht, of beter, als een schreeuw. De schreeuw van de verdrukte mens in een wereld die steeds minder menselijk wordt. Kunstenaars geven uitdrukking aan... verdrukking.
Het debat over de verhouding tussen kunst, cultuur, overheid en het bedrijfsleven duurt al bijna tien jaar en het ziet er niet naar uit dat, in deze tijd van teruglopende welvaart en gigantische staatsschuld, de discussie de komende tien jaar uit de lucht zal zijn. “Kan Kunst de wereld redden?” Een vraag die de wenkbrauwen doet fronsen. De vraag kan welbeschouwd beter luiden: “Kan het geld de Kunst redden?” Hierop luidt het antwoord: neen! Geld kan kunst kopen maar niet maken. Geld regeert de wereld, niet de kunst.
Georges de Courmayeur
De kunstenaar van vandaag is de sociale gelijke van de mensen die hem omringen: hij staat niet meer buiten de maatschappij maar is er door osmose in opgenomen. Verzamelaars en intellectuelen ervaren het als een voorrecht de kunstenaar te kennen. Niet als een curiosum, zoals vroeger, maar als een “interlocuteur valable”.
Een kunstenaar blijft anders dan de gewone mens. Door zijn talent. Het talent dat hem toelaat uit te drukken wat er in zijn hart en geest omgaat. Een hart en een geest die subtieler zijn afgestemd op de gebeurtenissen die in ons leven een diepe indruk nalaten. Weinig mensen leven bewust; op een manier dat ieder ogenblik in hun bestaan een vol ogenblik is. Geladen met vreugde of angst, droefheid of blijdschap, liefde of haat, teleurstelling of hoop. Ieder van ons kent deze gevoelens. Hoeveel zijn er die ze ook bewust beleven? Met al hun zenuwen? En nochtans gaat het hier om persoonlijke ervaringen. Hoe intens-bewust ondergaan wij de gevoelens van anderen? Hoeveel zijn er echt geschokt door de aanslepende oorlog in Irak, om bij een actueel onderwerp te blijven, door de armoede, het vluchtelingenprobleem, de miserie van de verdrukte bevolkingsgroepen?
Wie wordt beroerd door de miserie van anderen? Enkel wanneer wij zelf in verdrukking komen, reageren wij fors en eisen onvoorwaardelijke hulp.
Ik meen dat de kunstenaar - ook voor de situatie waarin anderen verkeren - gevoeliger is dan de meeste mensen. Ik denk aan Goya die kordaat en hartstochtelijk een standpunt kiest in de sociale conflicten van zijn tijd. Ik denk aan Picasso die met zijn “Guernica” het leed van een vrijheidslievend volk vertolkt.
Later zal, onder impuls van de ontvoogding van de arbeider, de kunstenaar zijn zin voor realisme omzetten in taferelen waarin de menselijke nood het altijd terugkomend thema wordt. Ook Permeke heeft op dramatische wijze deze nood in zijn werk binnengeleid. De boer in de tragiek van zijn dagelijkse labeur. Verpauperd, verbitterd, ontdaan van alle menselijke waardigheid.
Bij andere kunstenaars is het de angst waarmee zij afrekenen. De angst om het verlies van het leven.
Het werk van Bacon is een typisch voorbeeld van de probleemkunst van deze tijd. Figuratief en toch zo ver van de fotografische werkelijkheid. Zijn werk onthult een tragische visie op de eenzaamheid en de angst. De mens verschijnt er als een eenling en een gefolterde, doordrongen van wanhoop. Zijn figuren lijden aan een hallucinante incapaciteit om met elkaar in contact te komen of om zich verstaanbaar te maken in de wereld die hen omringt.
Dit zijn voorbeelden van kunstenaars die de menselijke nood in hun werk uitbeelden. Als strijdmiddel tegen de verdrukking van de onmondige. Zij hebben hun ziel of die van anderen willen tonen om de gemeenschap duidelijk te wijzen op de problemen van de tijd. Tot schande van ieder van ons die uit gemakzucht of uit angst deze problemen uit de weg gaan.
Kunst moet een exponent zijn van het vrije denken. Ik ben het er volkomen mee eens. De kunstenaar kan evenwel niet ontsnappen aan de tijdsomstandigheden of het politiek, economisch, filosofisch of godsdienstig systeem waarin hij werkt. Zolang hij zich niet (of zo weinig mogelijk) aan dit systeem verkoopt en “in opdracht” ervan creëert, komt zijn vrije denken niet in de verdrukking.
Kunstenaars kunnen bij uitstek op een geëngageerde en bewustmakende wijze een avant-garde rol spelen: als voorzieners in de maatschappelijke en artistieke wereld.
Kunst is meer dan alleen een verheven smaak van weinigen, meer ook dan alleen versiering, hoe belangrijk en waardevol dat dit op zichzelf ook kan zijn. Kunst is vooral ook een eigen vorm van communicatie met anderen en met de wereld om ons heen, waarin meer en andere ervaringen kunnen worden opgedaan en uitgedrukt dan met intellectuele middelen mogelijk is. “Guernica” laat ons de Spaanse burgeroorlog beter beleven dan drie verhandelingen daarover.
De (beeldende) kunstenaar voelt zich lotsverbonden met de mensheid. Dood, ziekte, honger, ellende, eenzaamheid, verdrukking zijn ook in onze tijd het harde materiaal waarmee de mens zich moet meten. De kunstenaar, vol attentie voor het menselijke, vindt in die situatie zijn inspiratie. Hij vertolkt het wel en wee van die strijd en getuigt.
In zijn werk is de tijdsgeest hoorbaar als één langgerekte zucht, of beter, als een schreeuw. De schreeuw van de verdrukte mens in een wereld die steeds minder menselijk wordt. Kunstenaars geven uitdrukking aan... verdrukking.
Het debat over de verhouding tussen kunst, cultuur, overheid en het bedrijfsleven duurt al bijna tien jaar en het ziet er niet naar uit dat, in deze tijd van teruglopende welvaart en gigantische staatsschuld, de discussie de komende tien jaar uit de lucht zal zijn. “Kan Kunst de wereld redden?” Een vraag die de wenkbrauwen doet fronsen. De vraag kan welbeschouwd beter luiden: “Kan het geld de Kunst redden?” Hierop luidt het antwoord: neen! Geld kan kunst kopen maar niet maken. Geld regeert de wereld, niet de kunst.
Georges de Courmayeur
11 augustus 2010
10 augustus 2010
De schat
Heerlijk twee weken
samen met mijn zoon
zeldzaam, ergo kostbaar
waarom zitten er amper 10
minuten in een uur
zie hem openbloeien
hoor zijn lach
mijn hart maakt een sprongetje
als ik zijn hand in de mijne
voel glijden, warm, vertrouwd
Samen op schattenjacht
met glinsterende ogen vroeg hij
diamanten, robijnen, smaragden
samen de heuvels op
smalle paadjes, rotsen, struiken
bezweet, moe, voldaan
ik heb de schat gevonden papa
onzichtbaar, een echte schat
vriendschap, nu weet ik
jij bent mijn allerbeste vriend.
Opgedragen aan Geert en Sander Vandamme
Suzanita
9 augustus 2010
Heerlijk twee weken
samen met mijn zoon
zeldzaam, ergo kostbaar
waarom zitten er amper 10
minuten in een uur
zie hem openbloeien
hoor zijn lach
mijn hart maakt een sprongetje
als ik zijn hand in de mijne
voel glijden, warm, vertrouwd
Samen op schattenjacht
met glinsterende ogen vroeg hij
diamanten, robijnen, smaragden
samen de heuvels op
smalle paadjes, rotsen, struiken
bezweet, moe, voldaan
ik heb de schat gevonden papa
onzichtbaar, een echte schat
vriendschap, nu weet ik
jij bent mijn allerbeste vriend.
Opgedragen aan Geert en Sander Vandamme
Suzanita
9 augustus 2010
9 augustus 2010
Aankondiging
Demer Uitgeverij heeft het genoegen de NIEUWE GEDICHTENBUNDEL aan te kondigen van
TINE HERTMANS
Dorpsdichter Destelbergen
Prijs € 16,00 (+ €3,00 verzendingskosten),
rekening 979-2241435-61
Indien u zeker wilt zijn van uw exemplaar, dan dient u vooraf te reserveren.
De bundel is vanaf heden te bestellen via: http://www.tinehertmans.be/ of info@tinehertmans.be
In de inleiding schrijft Thierry Deleu:
“Vertoonde de euforie in haar debuutbundel vlug scheuren, nu verdraagt zij beter de zon, zij laat de zee niet zo makkelijk los, de dag blijft langer open en helder.
Zij holt het leven niet meer na, zij relativeert, zij geniet. Deze nieuwe visie op haar leven verwoordt zij sober, wat haar zo menselijk maakt, kwetsbaar, zij beleeft hoop, verdringt vrees, wil aan de andere kant van haar leven de warmte vinden van het existeren, zij zoekt met weinig woorden naar de grootste bedding.”
Boekpresentatie op zondag 10 oktober 2010 om 11u00
Gemeentehuis Destelbergen
Inleiding Nicole Ledegen
Artistieke omlijsting Studio Rinkelsteeltje
Met vriendelijke groeten,
Demer Uitgeverij, de auteur
INLEIDING
Thierry Deleu
"Met De geur van akkerwinde publiceert Tine Hertmans haar tweede bundel. Zij bevestigt mijn eerste oordeel (bij haar debuut De dagen zijn van spinrag): gevoelige, aansprekende poëzie, waarin het aardse, de kosmos en het sacrale met elkaar verweven zijn.
Naar de vorm vertonen de gedichten twee stijlen (het stramien verandert): soms strak en ingebonden, soms vrijer en spontaan. De eerste illustreren het keurslijf waar de dichteres in gevangen zit, de tweede reeks evoceert de andere kant van haar leven.
Twee stijlen, twee inhouden. Vooral wanneer ze postvat aan de andere kant van het leven, is haar poëzie minder persoonsgebonden of lotverwant en daardoor rijker, universeler. Ook dan peilt zij naar de randen van het leven zelf, maar zij creëert een wereld die minder bevangen is, minder beschroomd, minder begrensd qua emotie en bereik. Dit is de paradox en in feite een blauwdruk van haar eigen ervaringen.
Wat ook haar uitgangspunt is, zij zuigt je mee in een wereld van lust, verdriet, liefde, verlies, opoffering, jeugdigheid, ouderdom, dood en geboorte.
dageraad
de dageraad
bloeit open
het universum
spant zijn boog
met gouden draad,
doorkruist de lucht
die zwanger is
van pastellen pracht,
zich weldra zal
ontdoen van haar
subtiele dracht
een langstaartmees
wrijft op een tak
de laatste sporen slaap
uit half geloken ogen
hij zet de toon in
voor het ochtendlijke
ritueel –
gekwetter en gekweel –
daar, boven daken,
kruinen, torens,
boven mijn eigen
nietigheid, zo hoog
Deze twee benaderingen (visies) sporen parallel naast elkaar: twee verhaallijnen die elkaar niet kunnen los laten, beide houden elkaar in evenwicht, verhinderen dat de reiziger (hier dus de dichter) ontspoort in een dip, wanhoop, depressie.
In de gedichten aan deze kant van haar leven worden het noodlot, de verwerking van haar ongemak, de pijn om haar stigmatisering, om het afgestorven lichaam, het blije gevoel om haar slapend lief, om haar kind op een intimistische wijze geëvoceerd, zonder dat de gedichten vervallen in goedkoop sentiment. Deze gedichten wekken de indruk dat de dichteres gevangen zit in een keurslijf tot je verneemt dat je intuïtie juist is. De gedichten aan deze kant van het leven tonen ook in hun vorm haar beperktheid, haar begrenzing, haar beslotenheid.
Wanneer zij afstand neemt, creëert zij ruimte om zich in te leven in de andere kant van haar leven. Je voelt dat zij hier een sprong in het diepe maakt: zij wordt een beetje een vreemde van zichzelf. Na de bangelijke beperktheid kiest zij resoluut voor het leven. Zij maakt zelf een einde aan haar winter en zomert in haar nieuwe biotoop: de dageraad/bloeit open/het universum/spant zijn boog/met gouden draad.
Vertoonde de euforie in haar debuutbundel vlug scheuren, nu verdraagt zij beter de zon, zij laat de zee niet zo makkelijk los, de dag blijft langer open en helder. Zij holt het leven niet meer na, zij relativeert, zij geniet. Deze nieuwe visie op haar leven verwoordt zij sober, wat haar zo menselijk maakt, kwetsbaar, zij beleeft hoop, verdringt vrees, wil aan de andere kant van haar leven de warmte vinden van het existeren, zij zoekt met weinig woorden naar de grootste bedding. Zij schept rivieren, stromen, leven, mensen. Zij laat haar vertrouwde wereld kantelen en zoekt de andere kant, dit is haar om-wereld: de natuur, de mensen van diverse origine,/mix van rassen en van tinten/pluimages, religies en gezindten. Zij is een van hen en samen gaan zij op het pad van leven onderweg.
Een mooie bundel."
Abonneren op:
Posts (Atom)