Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

17 mei 2012

Archiefgedichten uit "Jaren na Lichtmis" (1979)


VADER (1)


Vader, nu je nog in leven bent
in de focus van vandaag herinneringen schoffelen
aan die jaren na Lichtmismaand
in eenvoudige woorden, en vader
om bestwil geen leugen,
fijn dat je nog 'ns genieten kunt
of ook 'n keer een wrange nasmaak proeft
Ik wil geen leemten opvullen, vader
enkel herstellen wat wij toen ongemaakt
achter ons lieten, met het excuus
dat we later wel 'ns tijd zouden maken
Als ik mensen hoor praten over herinneringen
dan lijkt het wel of zij zich zonder meer
weer te binnen kunnen brengen wat geweest is
Ik kan dat niet, vader, ik weet nooit
het verschil tussen wat nu echt is  
en de vele verhalen die zich
daaroverheen hebben neergevlijd
De tijd van toen, vader
toen de Engelsen kwamen als engelen
in kaki gehuld met bruine dekens en
confituur van appelsien in blikken dozen
Bill noemden zij jou


WALVISTRAAN


Na de oorlog in het eerste bewaar
bij zuster B., een duim groot, stokoud
nog niet bij de Heer ontboden
Elke morgen, na de bel van tien
netjes op een rij, in de grote zaal
voor de beproeving van de dag:
het doorslikken van een walvistraan
(En als ik thuis kwam, vader
kreeg ik van moeder een tweede walvis ingekapt
Omdat het gezond was)
Ik herinner mij nog levendig
hoe ik op mijn lei een boot in krijt
had getekend, uit Spanje weerom
Ik mocht mijn boot in alle klassen tonen
de zuster liep voorop, ik erachteraan
met de lei horizontaal voor mij
als een ondiepe schaal vol toverwater
(Later heb ik vernomen dat die rondgang
een compensatie was voor de fooien
die ze van moeder had) 


NAAR ZEE


Ik herinner mij nog levendig, vader
alsof het gisteren was
hoe je in de gutsende regen
met je gammele fiets naar Kortrijk reed
Om een saxofoon
Voor die knappe zoon van jou
Ik was toen zeven en de derde van de klas
de eerste die met pen en inkt mocht schrijven
de eerste die, zes maand later
op kosten van het ziekenfonds
naar Zon en Zee mocht
omdat ie een zwakke gezondheid had
Moeder werd er stil van
haar gemoed schoot vol,
bij de deur bestak zij de dokter van dienst
alsof ie jarig was
jij keek over mijn linkerschouder
in de richting Dover
toen wij afscheid namen
ginderver, een busreis van huis
waar het een privilege was te mogen blijven
Bij de Zusters van Liefde


ASWOENSDAG                                                                                                              


Eén dag in het jaar, een woensdag 
liep de meester ernstiger,                                                                                                   
ik zou beter schrijven:                                                                                               
met het heilig vuur in zijn broek,                                                                                
tussen de banken door,                                                                                                 
mijn klasgenootjes en ik                                                                                               
hielden met één hand                                                                                                   
het haar op boven ons voorhoofd                                                                                        
De meester wou zien                                                                                                     
of er daar een kruisje stond                                                                                           
een kruisje van as,                                                                                                     
en wee wie geen kruisje had                                                                                            
die kreeg een klap om de oren                                                                                           
die er dagen rood van stonden                                                                                          
Ik had altijd het grootste                                                                                              
op het kruisje van de meester na,                                                                                      
maar dat baarde mij zorgen,                                                                                             
telkens hield ik mij gedeisd                                                                                           
en keek onschuldiger                                                                                                    
dan de vroomste kwezel uit de klas,                                                                                    
niet één keer in die zes jaar                                                                                           
heb ik het geheim van de koterhaak                                                                                     
moeten prijsgeven, vader                                                                                               
godzijdank.                                                                                                            


COWBOY EN BANDIET


Wij speelden cowboy en bandiet
met vijf revolvers en een schietgeweer,
en kwart over zes lag ik in mijn brits
te luisteren naar mijn collega's
hoe zij, luidruchtiger dan daarnet
het scenario van de dag afwerkten
Kinderen die willen studeren
moeten vroeger naar bed, zei je altijd,
en moeder, zonder meelij
bracht die wijsheid in de praktijk
't Was flink frustrerend vader
te horen hoe mijn vriendjes
verder mochten spelen
met mijn revolvers, mijn speelgoed,
al moet ik toegeven
dat dit hun voorwaarde (sine qua non) was
om met jouw overbeschermd kind
te willen acteren in dezelfde film


MARIE


Marie naaide voor moeder
toen ik 10 was en zij over de veertig
Vaak mocht ik naar haar toe,
het vaakst op zaterdag,
welkom op wasdag zei ze toen
en klapte haar naaimachine toe
Zij had een zoon, een Algerijns type
die het huis rondliep in blauwe slip,
hij kon vlinders toveren uit dooie vliegen
grote vlinders uit grote vliegen,
wij maakten vaker jacht op dikke rosse
Marie waste mij vaak op zaterdag
in mijn nakie bovenop een rieten stoel,
het handje hield zich op tussen mijn dijen
en toen mijn wijzertje klom naar kwart
gierde Marietje het uit
en riep er het buurmeisje bij
van net over de twintig
Blozend als een kriek keek ze toe
hoe ik mij ietwat schaamde
en naar de badhanddoek vroeg



VADER (2)


Minder en minder kan ik afstand nemen
van wat voorbij is,
figuren maken zich los en treden naar voren
Als een archeoloog graaf ik naar sporen
diep in mij bewaard gebleven,
elke laag is een periode
in elke periode vind ik tekens van herkenning
schilderingen, wachtwoorden
Het verblijf op de lagere school is een periode,
maar over eerder, nog vroeger terug
wil ik jou schrijven,
over mensen en dingen van toen
over de puberteit, terugzien zonder schroom
op een tijd van onzekerheid en onzekerheden
In die periode ontmoette ik N.
het eerste meisje dat ik kuste
met wie ik heb gevrijd, al heeft dat woord niet de inhoud
die je er later aan geeft
Dit her-denken loopt mij soms uit de hand,
het wordt meer en meer een terugreis
naar mijn eigen begin, naar mijn eerste eind,
ik voel onrust, angstzweet breekt mij uit


JAN CARREER


Een zondag, in de Mariamaand
werd ik uit het lof gehaald
om te verschijnen voor Jan Carreer
klein, met fijn zwart haar, op zijn spitse
neus glom een brilletje van zilver
gladde wangen, een gladde kin
(hij schoor zich om het uur, zei men)
zijn boord ivoorwit, zonder kreuk
Hij wou weten wat ik had gedaan
(doen is vuil, de spreuk van de week)
met enkelen samen, op een kamertje
een paar nachten eerder,
(de namen heb ik nooit gekend)
Ik zei dat ik nergens van wist,
(fout, vader, beter schuld te bekennen
en saam met je rechter boete doen),
hij trok letterlijk van leer
met de ceintuur van zijn soutane,
hoe heviger ik de feiten ontkende
hoe striemender hij kletste
op mijn blote dijen,
(eerst mocht ik mij wel neervlijen
over de leuning van zijn club)
Dat is een waar verhaal, vader
jou wel bekend, mij bij gebleven




Thierry Deleu

Geen opmerkingen: