NOOT
Pedro Almodóvar Caballero (°1951), geboren in Calzade de
Calatrava, is de meest succesvolle regisseur van het Spanje na Franco. Hij liep
middelbaar onderwijs in Cáceres en verhuisde in 1967 naar Madrid, waar hij
twaalf jaar als administratief medewerker voor een telefoonbedrijf werkte. ’s
Avonds speelde hij in een punkband. Hij kon zich niet aan de filmacademie
inschrijven en is dus een autodidact. Hij begon zijn filmcarrière in de jaren
van de movida madrileña met werk dat
als provocerend werd ervaren. De film Mujeres
al borde de un ataque de nervios
(1987) betekende een doorbraak, waarvoor hij vijftig prijzen kreeg en een Oscar
nominatie. Voor Todo sobre mi madre
(1999) kreeg hij in 2000 de Oscar voor de beste buitenlandse film, voor Hable con Ella (2002) de Oscar voor het
beste scenario. De regisseur heeft een voorkeur voor een beperkt aantal
actrices, onder wie Carmen Maura.
Carmen García Maura (°1945) komt uit een welgestelde en
conservatieve familie in de Madrileense wijk Chamberí. Ze is al meer dan
twintig jaar een van de bekendste Spaanse actrices en heeft zowel in Spanje als
daarbuiten al diverse prijzen gewonnen. Ze studeerde filosofie en schone
kunsten in Parijs, kreeg vervolgens opdrachten in theaters, bij
bedrijfspresentaties en voor televisie in Madrid. Daar werd ze opgenomen in de
prestigieuze theatergroep “Los Goliardos” en kwam in de jaren 1970 in contact met Pedro
Almodóvar. Ze acteerde in zeven films van Almodóvar. Na Mujeres al borde de un ataque
de nervios (1987) is de samenwerking om onduidelijke redenen stopgezet.
Maar in 2006 kwamen beiden weer samen om de succesfilm Volver te maken.
Regie-instructies
van Pedro Almodóvar
aan
Carmen Maura
1
Ik vertel je over de toon, de
verborgen bedoelingen,
de mysterieuze parallellen. Het
gaat niet om wat er
gebeurt, maar om hoe het wordt
gebracht. Er is zoveel
gaande. Iemand wordt verdronken
in bad, iemand
het hoofd afgehakt, iemand de
pols doorgesneden.
De maestro zegt: “We spreken over
de kunst van
het doden. Het zwaard wordt
achter in de nek
geplaatst, in het kruis tussen de
schouderbladen.
Het windt vrouwen op dat ik
stierenvechter ben.”
Als hij zijn vriendin penetreert,
zegt hij: “Doe je
ogen dicht, doe alsof je dood
bent.” Ze stift haar
lippen rood, bloedrood. Je komt
weinig in beeld,
alleen op het eind. Als Angel
bloed ziet, valt hij flauw.
Je neemt hem in de armen. Belachelijk.
Je kust hem.
2
Streel jezelf waar je het lekker
vindt. Daar gaat het
om. Keer je nu eens naar mij. Ik
ben de regisseur,
mijn vertrouwde alter ego, en jij
bent mijn zus die
op het verweesde meisje past,
terwijl wij de echte
wezen zijn. Zoals ik nu twee
mannen liefheb, heb jij
ooit, in een ver verleden, twee
mannen liefgehad,
onze vader en de priester die het
orgel bespeelde in
de kapel van je school. Je
masturbeerde op het plein
en bent altijd, tegen wil en
dank, schuldig aan wat
zich afspeelt op het toneel. Je
hakt zo radeloos met
de bijl op je slaapkamer in, ligt
vervolgens in nachtpon
in de fauteuil en steekt een
sigaret op. Je telefoneert
met de rode telefoon en vraagt
dat de ander ophangt.
Ne me
quitte pas. Toe, bevrijd je. Snuif nog een lijntje.
3
Ik bestuur een trein zonder
remmen en zorg ervoor
dat hij niet ontspoort. Jij bent
de motor van het verhaal
en je raast maar door. Alles
wordt complex, ook als jij
dat niet wil. Je wereld stort in
als je vriend je bedankt.
En jij? Jij moet jezelf redden.
Hij lult maar voor zich weg:
“Ik heb liever jou dan succes.
Jij bent de geisha van
mijn leven. Houd me voor de gek
en zeg dat je altijd
op me hebt gewacht.” Lippenstift,
vlinders. Camera’s
draaien voortdurend. In de studio
val je flauw na het
inspreken van het gesprek. Het
gaat niet meer. Je stelt
je flat te huur, koopt dan slaappillen
en steekt je bed
in de fik. Je pakt de koffer met
zijn spullen en gooit ze
op de afvalcontainer. De roltrap,
het vrouwenhoofd. Je
zegt dat hij te laat is gekomen en
ruimt de puinhoop op.
4
Carmen, jij bent chemie. Maar als
je over de vijftig bent,
let op. Zal het nog werken na
zeventien jaar, als ik je laat
terugkeren in een prent die over
terugkeren gaat? Het
begint allemaal bij je grafsteen
op het kerkhof. En weer
waait die oostenwind die de
mensen hier gek maakt en
herinneringen oproept aan de
brand. Je bent omgekomen,
denken ze. Op het eind wordt
alles helder en klaar. Nu
verteren de vlammen nog de bomen
die verkolen. Op weg
naar huis altijd die windmolens
op een bruine vlakte van
dor gras. De oleander heeft dit
jaar geen bladluis.
Jij verschijnt aan je jongste
dochter na de begrafenis
van haar tante. Je roept vanuit
de koffer van de auto:
“Laat me eruit. Help een handje,
hier. Ik ben gebroken
van de reis. Geef me lucht.” Je
zucht. Blauw overheerst.
5
Je kunt als geest rondwaren in de
straten van bijgelovige
dorpen, maar jij kiest ervoor om
je onder het bed te
verstoppen en daar komt je oudste
dochter je bezoeken.
Zij die zo mooi zong over de
lichten die ze zag twinkelen
en die in de verte je terugkeer aankondigden.
Je zegt dat
je bent teruggekomen om haar om
vergeving te vragen.
Ze had gelijk dat ze vluchtte en jou
haatte. Je zag niets,
terwijl je man haar misbruikte.
Maar je hebt wel gezien
dat hij met een oude hippie liep
en je hebt het huis met
hen erin in brand gestoken. Je
wilt naar de rivier rijden,
omdat je er zo lang niet meer
bent geweest, en daar
ligt een ander begraven. Met
mannen hebben jullie nooit
geluk gehad. Je loopt traag op
pantoffels door de gang
naar je kamer en zegt zacht: “Ik
blijf tot het einde.”
Vertaling: Joris Iven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten