Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

18 november 2011


PORTRAIT VIVANT
PHILIP HENDERICKX
Tentoonstelling 11 november tot 31 december 2011


Portrait Vivant
Het beeldend werk van Philip Henderickx presenteert zich als een zoektocht naar het punt waarop een bepaalde realiteit in haar tegendeel omslaat en er zich een andere, mogelijke werkelijkheid aandient. Het punt dus waarop de ene voor de andere realiteit wordt verruild, waarbij die laatste ons enigszins vraagwekkend en verontrustend toeschijnt. Dat het om een zoektocht gaat, is af te leiden uit de verschillende operaties die Henderickx op het herkenbare uitvoert. Er wordt geen precieze methode bij herhaling toegepast, veeleer wordt er op een weergegeven realiteit ingegrepen door juxtapositie, toevoeging, weglating, serialisering, en uitvergroting, waardoor een schijnbaar vanzelfsprekende realiteit minder aannemelijk wordt. De kijker wordt hierbij een gegeven realiteit ontnomen en krijgt er een levensechte droom voor in de plaats.
Ondanks de diversiteit aan ingrepen op verschillende onderwerpen, keren ogen in veel werken terug. Ogen waarvan men zich kan afvragen of ze iets zien, en zo ja, wat er dan, al dan niet buiten het kader, te zien valt. Soms starende ogen die met nadruk iets lijken te willen; soms sprekende ogen waarvan de boodschap niet alleen geluidloos maar ook betekenisloos blijft. Het menselijk portret functioneert hierbij als een spiegel waarbij men het weerkaatste beeld mooi, interessant, of herkenbaar kan vinden, maar tegelijk niet omheen dat opake punt van de blik kan. Dit laatste suggereert in zijn afgescheiden zijn van – niet alleen van de toeschouwer, maar ook van het lichaam waarvan die ogen deel uitmaken – isolement en vervreemding. Hier opent zich een ruimte waarin de toeschouwer zijn angsten en verlangens op de grens van verzinnebeelding ziet.
In de obstructed portraits is de blik er geen van verstandhouding en betekent die evenmin een uitnodiging tot comfortabele spiegeling. De portretten weigeren zich te tonen. Ogen kijken vanuit en voorbij een masker naar een punt dat alleen voor scheelogigen voorstelbaar is, worden verhuld door een oogbolgrote bel, of schijnen ijskoud geloken in zichzelf gekeerd te zijn. Dit obstakel dat wederkerigheid verhindert, opent op de noodzakelijke illusie waarmee langs een vergeten omweg een mens wordt gezien.
Dat het om de fantasie van de toeschouwer gaat, wordt op een nog meer concrete manier duidelijk gemaakt door de sculpture vivante AAIH. Het hert beantwoordt aan een behoefte tot contact en communicatie, maar in de mate dat het hert daaraan zal beantwoorden, zullen er ook meteen voorbij die behoefte vragen oprijzen: wat wil het hert van mij? wat denkt het? denkt het wel? wat verlang ik als ik me tot iemand richt en hoe is het mogelijk dat een zeer menselijke nood ook door een levenloze constructie van pluche en bedrading kan worden gelenigd? en wanneer niemand luistert, welke woorden vertrouw ik haar toe? *
Waar Henderickx eerder een verdraaide weergave van de werkelijkheid presenteerde, wordt nu in diezelfde werkelijkheid op directe manier ingegrepen; waardoor enkele onderzoeksvragen nadrukkelijker worden gesteld. Waar ligt de grens tussen het vertrouwde, herkenbare en werkelijke, en het tegendeel daarvan? Door welke strategie wordt die grens bepaald en gehandhaafd? En wat als de onwerkelijkheid van een artificieel hert meer werkelijkheid oplevert dan ons lief is?
Een hert is weliswaar geen huisdier en de mens minder nabij dan kat en hond, maar eveneens bevolkt het een vergeten, kinderlijke sprookjeswereld. In die zin is het hert ons weinig vertrouwd en tegelijk heel nabij, want appelerend aan een emotionele laag waar de dieren spreken, van ongetemde goedheid getuigen, en ons bijstaan zoals alleen een nobel hert dat kan.
· het hert zal consultaties houden op 19 nov + 26 nov + 17 dec + 23 dec + 29 dec 2011 van 15 tot 18 u
· Dominiek Hoens
Dominiek Hoens doceert kunstfilosofie aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent, hij is tevens adviserend onderzoeker aan de Jan van Eyck Academie en mede-oprichter en redacteur van S - het tijdschrift van de Jan van Eyck cirkel voor Lacaniaanse ideologiekritiek.


Geen opmerkingen: