nachtclub
In den Hemel
zal ik
pauzeren, vroeg
de Dood, hij
zat wat op
te lezen – ik
had nog nooit van hem
gehoord, toch niet
als entertainer
mag ik een
glas van u, een schuwe
dame schoof aan
tafel, nieuw
in dienst,
man verloren
op een heuvel
aan een kruis
ik wenkte,
men moet grootmoedig
zijn, bedacht
ik, het kan ons
allemaal overkomen
– ze lachte,
bette de
barstjes in haar lippen
met de fletse
belletjes van het schuim
hoe ben jij,
begon ze, toen
de Dood weer
op het podium
klom, gebaarde
dat meteen
een gedicht
volgde van gewicht
een rijm van
cijfers, mij
ontging op wie het
sloeg
het magere
vrouwtje knikte
schoof haar
schouderbandjes weg
besteeg de treden,
ik geloofde
mijn ogen niet
hoe sierlijk
traag ze zich
ontkleedde
hoe graag de
Dood haar
opzoog met zijn
blik
een rood
schijnsel omgloeide
zijn schedel,
de grijns zei:
zie dit
cijfer, het danst zo
schuchter, bleek als
geesten
en bevend als
de buik der aarde
mij ontviel de
laatste twijfel:
het beste is
wat men tot het
einde bewaarde,
het grootste
talent ontmoet je
in de goorste tent
Staf De Wilde
Geen opmerkingen:
Een reactie posten