HET
VERDRIET VAN BELGIË
De weg naar een nieuwe politieke partij die het vertrouwen van de mensen (her)wint!
Vrijheid zonder een gevoel van
verantwoordelijkheid is willekeur en willekeur is een schip op zee zonder roer
of zeil.
(Mary
Wollstone-Craft)
1
De mensen steken hun tong uit naar de politiek. Wantrouwen tegenover het openbare gezag heeft altijd bestaan, maar de kloof is nooit zo diep geweest. In de ogen van de mensen is er een nadrukkelijk verschil ontstaan tussen wat zij willen en wat een politicus doet.
De mensen steken hun tong uit naar de politiek. Wantrouwen tegenover het openbare gezag heeft altijd bestaan, maar de kloof is nooit zo diep geweest. In de ogen van de mensen is er een nadrukkelijk verschil ontstaan tussen wat zij willen en wat een politicus doet.
Buiten de
eigenlijke politiek bestaan er echter vele andere vormen van burgerlijke
samenwerking: vakbonden, mutualiteiten, spaarkassen, landbouwersverenigingen.
Geleidelijk aan zijn de politici, samen met de zuilen, uitgegroeid tot een
apart lichaam in de maatschappij, een externe factor. Burger en politiek zijn
twee totaal verschillende zaken geworden.
De mensen
zitten nu met het gevoel dat de politicus “andere” belangen verdedigt dan de
hunne: de belangen van “standen”, drukkingsgroepen en organisaties.
Burger en
politieke klasse zijn daardoor van elkaar vervreemd, ondanks de veelvuldige
“contacten”. De mensen voelen dat de politicus in grote mate met zichzelf (zijn
portemonnee) en zijn “achterban” bezig is.
Het
negeren van verkiezingsuitslagen, het weigeren van door de kiezer gevraagde
koerswijzigingen, het doof blijven voor zijn “signalen”, leveren de mensen het
bewijs, dat niet hun stem belangrijk is, maar de interne regels en de eigen
logica van het politieke bedrijf.
Een politicus die verkondigt dat hij een maatschappelijk
ideaal heeft, waarvoor hij wil leven en moeite doen, wordt door niemand meer
geloofd. Het grote publiek heeft al te veel van die valse “roepingen”
meegemaakt, te veel valse kaarten zien uitspelen.
Er is nood
aan een politieke beweging, die tot in
het merg gehecht is aan de stelling: de democratie is er voor de mensen,
door de mensen en van de mensen.
Niet de
zogezegde onverschillige, stiekem frauderende burger moet naar de politiek
worden “teruggebracht”. Maar de politicus moet opnieuw een beweging richting
burger maken. Hij moet oplossingen kunnen aanbieden voor de spanningen
tussen de bevolkingsgroepen, het aangetaste leefmilieu, de onveiligheid, de
hoge criminaliteit, de gerechtelijke
achterstand.
Indien
burger en politiek niet opnieuw een eenheid vormen, zal uiteindelijk de
politieke democratie zelf worden aangetast.
Dat “de
mediatisering” het werk van de politicus heeft bemoeilijkt, is een vals
argument. De ware politicus moet geen
twee rollen spelen, geen bepaalde redeneringen of antwoorden ontwijken. Hij
moet spreken zoals hij denkt. De ware politicus moet de taal van de mensen
spreken!
De
politiek opnieuw verzoenen met de mensen betekent ook dat vele bemoeienissen
vermeden moeten worden. De politiek moet iedereen zijn kamer aanwijzen, niet
zeggen waar de deur en de trap hoort te staan. Van zodra de politiek dat
laatste doet, wordt ze voor de mensen iets vijandigs. Echte politiek is het
oplossen van conflicten die zich in elke maatschappij voordoen. Maar ze moet niet
andermans leven willen inrichten.
De mensen
stemmen tegen de politiek: ze blijven weg van de stembus, kiezen blanco of
geven hun voorkeur aan extremistische en antipolitieke lijsten. De oorzaken
zijn niet op één hand te tellen. Het beleid is er ongetwijfeld één van.
Kibbelende ministers, ondoorzichtig gedoe rond de staatshervorming, schendingen
van de grondwet. Het is niet te verwonderen dat de mensen zich afkeren van de
politiek.
Het
(foute) beleid verklaart echter niet alles. Het heeft ongetwijfeld de afkeer
tegenover de politiek versneld, dat wel. Er is echter een dieper liggende
oorzaak. De afkeer voor de politieke democratie en voor de traditionele
partijen verraadt een diepe stroming van ongenoegen en ontgoocheling.
Wat er ook
van zij, er is iets fundamenteels aan de hand: waarom haken de mensen af,
waarom pikken zij zo gretig in op partijen die de politiek en de democratie
willen ridiculiseren?
Een
belangrijke reden is ongetwijfeld het verdwijnen van de ideologische
“zekerheden”. Velen voelen zich bedrogen. Eén voor één storten de totalitaire
regimes in en de vrije democratie komt in de plaats.
De
implosie die zich de jongste jaren heeft voorgedaan, is het resultaat van twee
fenomenen. Het eerste is het meest zichtbare: het economische failliet van het
communistische systeem. Geplanifieerde economieën zijn niet geschikt om een
moderne, postindustriële samenleving op te bouwen. Het tweede fenomeen is
ongetwijfeld de kentering die zich in de derde wereld heeft voltrokken. Vele
ontwikkelingslanden vragen vandaag om economische liberalisering en democratie
als hefboom om uit de onderontwikkeling te geraken.
Niemand
verdedigt nog een door de staat geplande economie. Geen mens haalt het nog in
zijn hoofd om openlijk en ronduit te pleiten voor nationalisering of het onder
collectief gezag plaatsen van ondernemingen.
De mensen
krijgen hierdoor wel de indruk dat alle partijen en politici in feite hetzelfde
zeggen en dat er geen echte verschillen meer bestaan. De ideologische
verschillen worden nog wel eens uit de kast gehaald, maar niet meer uit
overtuiging. Het zijn veeleer dekmantels geworden die moeten verhullen dat het
in onze politieke democratie in wezen om wat anders gaat: om macht en
eigenbelang. De mensen weten dit, voelen dit en balen.
De
politiek spuit ideeën, waarden en programma's, niet uit overtuiging, niet om de
samenleving vooruit te helpen, maar om macht om de macht te verwerven, om het
eigenbelang te laten zegevieren. In de ogen van de mensen is de politiek
verworden tot een spektakel waarbij de woorden al lang niet meer de daden
dekken en waarbij zijn ideeën, noch zijn verzuchtingen of verwachtingen aan bod
komen.
Naast het
verdwijnen van de “ideologische verschillen”, doet zich in ons land een tweede verontrustend verschijnsel voor, met name de
corruptie en het cliëntelisme. Er gaat geen dag voorbij of we worden via krant,
radio, of televisie opgeschrikt door een of ander geval van politieke
oplichting. Deze corruptie vindt haar verspreiding in de steeds groter wordende
bemoeizucht van de overheid.
Even
schadelijk voor de democratie is echter het cliëntelisme. De politieke
benoeming en “het iets regelen”. In de politieke wereld maakt men er zich nog
nauwelijks druk over, maar men onderschat het afgrijzen waarmee de mensen tegen
dit alles aankijken. Politiek dienstbetoon ervaart de burger vaak als een
vernedering, waarbij hij de politici moet smeken ogenschijnlijk “kleine”', maar
voor hem levensbelangrijke problemen op te lossen, problemen die in feite niet
zouden mogen opduiken of die zichzelf zouden moeten oplossen indien de staat en
de administratie naar behoren zouden werken.
Vele
politici nestelen zich graag in dit cliëntelisme: hun intuïtie vertelt hun dat
ze de mensen op die manier afhankelijk maken. Zo afhankelijk dat zij er bij de
verkiezingen niet meer onderuit kunnen om voor de behulpzame politicus te
stemmen. De mensen pikken dit niet langer. Deze afhankelijkheid of politieke
lijfeigenschap nemen zij niet meer. Zij hebben de politici door: ze azen op hun stem.
Naast de
implosie van de ideologieën en het cliëntelisme is de almacht van
drukkingsgroepen, het corporatisme, de derde belangrijke oorzaak voor de afkeer
van de mensen voor de politiek. Zij voelen aan dat het niet meer het parlement
is, - diegenen die zij hebben gekozen, - die de macht heeft om beslissingen te
nemen, maar de belangengroepen. Zij voelen aan dat wat ook de uitslag van de
verkiezingen is, er toch niets zal veranderen, omdat achter de schermen van het
politieke spektakel “anderen” staan die de touwtjes in handen hebben. Deze
“anderen” zijn de drukkingsgroepen. De politici zijn het verlengstuk, de
“politieke arm”, geworden van deze organisaties. Deze organisaties, ook zuilen
genoemd, bezitten schoolnetten, hospitalen, mutualiteiten, werknemers- en
werkgeversorganisaties, socio-culturele verenigingen, banken, reisbureaus en
noem maar op. Zij beheren het overheidsapparaat. Zij controleren de
staatsbedrijven. Iedere stap die de mens in zijn leven zet, wordt door hen
georganiseerd, staat onder hun controle, letterlijk van de wieg tot het graf.
Deze
zuilen beheersen grote delen van het maatschappelijk leven. Op zichzelf is daar
echter niets op aan te merken. Maar de zuilen worden wel een probleem van zodra
ze zich ook met het politieke leven inlaten. Dan worden ze een staat in de
staat, die buiten het concept van het algemeen stemrecht en de parlementaire
controle valt, met groepen die steeds groter willen worden en meer middelen
willen vergaren.
Beetje bij
beetje voelen de mensen zich in de steek gelaten. En dat ondanks hun
waarschuwingen, keer op keer, bij elke stembusgang. Tot de schok niet meer te
vermijden zal zijn.
2
De
problemen, waarmee onze moderne samenleving worstelt, files, migrantenrellen,
armoede, hooliganisme, werkloosheid, worden in de schoenen geschoven van de
mensen: zij zijn schuldig en moeten op hun plaats worden gezet. Files vinden
hun oorzaak niet in een gebrekkig openbaar vervoer, maar in een teveel aan
auto's. Spanningen tussen de eigen bevolking en de migranten zijn niet te
wijten aan het ontbreken van enig beleid, maar aan een foute ingesteldheid van
de mensen. Schrijnende armoede is niet het gevolg van een slecht functionerend
sociaal systeem, maar van een gebrek aan middelen, van een tekort aan
belastinggeld, van fraude.
De ideeën
achter dit alles zijn duidelijk. Het staatsapparaat waarop de zuilen teren,
moet intact blijven. De greep van de overheid op het dagdagelijkse leven van de mensen moet ongeschonden
gehouden worden. In plaats van de mensen aan te moedigen om zelf hun
verantwoordelijkheid op te nemen, worden zij ontmoedigd om nog zelf een
inspanning te doen. Van enige zelfredzaamheid of vorm van spontane samenwerking
mag geen sprake zijn.
Ondanks
het gigantische overheidsapparaat zijn er geen middelen en mensen genoeg om een
integere openbare service te verlenen. Niet in de spoorwegstations, op de
postkantoren, aan het loket van de autonummerplaten, in de gerechtsgebouwen, de
diensten voor ruimtelijke ordening of milieuzaken, voor studiebeurzen, bij de
fiscale autoriteiten of de verleners van economische vergunningen. De lijst van
dit Belgisch verdriet is eindeloos.
3
De
tegenstelling in de Belgische politiek is niet meer een strijd tussen links en
rechts, gelovig en niet-gelovig, vrije markt en planeconomie. Welke zin heeft
het nog te spreken over links en rechts. Wat is tegenwoordig “links” en wat
“rechts”? De zeldzamen die nog pleiten voor een planeconomie en grote
interventies van de overheid noemen zich links, waaronder dan “progressief”
moet worden verstaan. Eigenlijk is dat een aberratie. Want precies de begrippen
“links” en “progressief” werden gebruikt als etiketten voor regimes die
gedurende decennia de mens hebben onderdrukt.
En toch.
Wie in onze Westerse samenleving de vrije democratie en de vrije economie
verdedigt, wordt nog bijna automatisch “rechts” genoemd - hij is
afkeurenswaardig want het begrip betekent in feite “reactionair” of gekant
tegen de vooruitgang. Voor wat betreft de landen die tot de voormalige
Sovjet-Unie behoren, is het eigenaardig genoeg net het tegenovergestelde. Zij
die daar zweren bij de vrije
markteconomie heten “links”, ook in onze Westerse berichtgeving. Zij die
zich blijven vastklampen aan het communisme heten in al
onze nieuwsbulletins steevast de “rechtse conservatieven”.
Wel intact
is het onderscheid tussen “gelovig” en “niet-gelovig” gebleven. Deze begrippen
behouden ook vandaag nog hun volle betekenis, maar ze beheersen niet meer de
politieke strijd. De scheiding tussen Kerk en Staat, tussen religie en
politiek, tussen het spirituele en het wereldlijke wordt niet meer betwist.
Algemeen wordt aanvaard dat gelovigen ook politiek actief kunnen zijn in
partijen die het evangelie of de bijbel niet gebruiken (of misbuiken) als
blauwdruk voor een politiek systeem.
Tussen
gelovigen en niet-gelovigen hoeft inderdaad geen demarcatielijn meer te liggen.
De politieke kloof ligt als dusdanig niet tussen geloof of ongeloof, maar
binnen deze “kampen” zelf. Er bestaat geen enkele reden meer om, politiek
gesproken, de geesten te laten scheiden door religieuze thema’s.
Het
religieuze levensgevoel en de gelijkgezindheid met andere gelovigen staan
buiten de politiek. Wie de bevolking politiek nog wil mobiliseren op grond van
geloofszaken, staat in feite met lege handen. Hij probeert een kunstmatige
tegenstelling op te roepen.
De
politiek ontwikkelt zich vandaag volgens een nieuwe breuklijn: deze tussen de
mensen die steeds verder vervreemden van de politieke democratie en de meeste
politici die nog slechts de emanatie zijn van de partijen en hun zogenaamde
achterbannen. Kortom, de zuilen bepalen heden en toekomst van dit land. De
mensen weten dit, zij zijn niet dom. Zij voelen instinctmatig aan dat hun
invloed en de invloed van diegenen die zij gekozen hebben, nihil is.
Het
politieke landschap in ons land moet dan ook gehergroepeerd worden. Er is een
partij nodig, die opkomt voor de elementaire rechten en vrijheden van iedereen.
Een partij die opkomt voor de leefgemeenschappen die spontaan ontstaan en
gegroeid zijn, zoals individu, gezin, familie, buurt, wijk, volk, tegenover de
kunstmatige instellingen, zoals staat, overheid, administratie, bureaucratie.
Het is niet voldoende dat deze instellingen democratisch gekozen zijn, opdat
zij zich mogen aanmeten, voortdurend in de plaats te treden van de mensen en
hun leefgemeenschap.
De
gemeenschap is de samenleving van de mensen, van de burgers, de burgerlijke
maatschappij in de ware zin van het woord. Van zodra de staat zich in de plaats
stelt van de gemeenschap is hij niet meer bekwaam de noden van deze laatste te
lenigen. De staat die buiten zijn oevers treedt, is een staat die de samenleving verarmt en ontregelt. Dit is de sterke, maar
illegale staat.
In deze
illegale staat wil de overheid zich met alles en nog wat moeien. Fraude en het
stiefmoederlijk optreden ontwikkelen zich ten nadele van het recht en de
wettelijkheid. De overheid betuttelt en bemoeit zich zodanig met het leven van
de mensen, dat zij het uiteindelijk beu worden.
Egoïsme,
het nastreven van het eigenbelang, desnoods ten koste van de medemens, is
kenschetsend voor iedere maatschappij die geterroriseerd wordt door een
bureaucratische overheid. De open samenleving steunt echter op de individuele
vrijheid, op recht, op verantwoordelijkheid, genegenheid, edelmoedigheid en
spontane solidariteit, m.a.w. op alles wat de gemeenschap met elkaar verbindt.
De illegale staat daarentegen stoelt op bevoogding, afgunst en sociale dwang.
Dit is de nieuwe breuklijn.
De nieuwe
partij die uit de hergroepering van ons versplinterde politieke krachtenveld
geboren wordt, zal integendeel opkomen voor de mensen en de gemeenschap. Een
beweging die de mensen opnieuw werkelijk wil
vertegenwoordigen. Dit heet: opkomen voor het algemeen belang.
Alleen
zo'n beweging kan het alternatief zijn voor de antipolitieke reactie van de
mensen. Hun afkeer voor de politieke democratie moet worden omgezet in nieuwe
hoop en nieuw vertrouwen. De mensen hebben niets te verwachten van de
extremistische en antipolitieke boodschappers.
Wie
eerlijk is, weet en zegt het al geruime tijd: wat we nodig hebben is een
democratisch georiënteerd en geïnspireerd alternatief dat de mensen opnieuw aan
de oppervlakte brengt. Waar het nu om gaat is de negatieve energie om te zetten
in een positieve actie door een beweging te vormen van alle mensen die de
vrijheid niet vrezen, de verantwoordelijkheid niet schuwen en de solidariteit
niet ontlopen. Dit alternatief hoeft geen kleur te hebben: de mensen die het
genegen zijn kunnen in soort van samenwerkingsverband een beleidsgeschikt
programma samenstellen.
4
De
democratie wint veld over de gehele wereld. Paradoxaal kent de democratie een
crisis in de democratieën zelf. Op het ogenblik dat ze op haar hoogtepunt
staat, is ze onderhevig aan nog nooit gekende interne spanningen. Het is of
zich in onze samenlevingen een sluipend gif verspreidt, dat de democratie niet
dadelijk doodt, maar de werking van de instellingen ondermijnt. Corporatisme,
cliëntelisme, corruptie en het inhoudsloze politieke debat maken dat de mensen
zich massaal afkeren van het openbare leven. Wat baat het zich ervoor te
interesseren, zo redeneren zij, wanneer men met hun mening toch geen rekening
houdt. De mensen hebben immers het gevoel dat eens de verkiezingen voorbij
zijn, de politici hen toch maar als onvolwassen beschouwen. Deze tragische
frustratie moet worden weggewerkt. De mensen moeten opnieuw greep krijgen op de
democratie, de democratische instellingen en de politici die ze bevolken. Dat
is de eerste opdracht.
De mensen
moeten opnieuw invloed krijgen op wie in het parlement zal zetelen en wie de
dienst in de regering zal uitmaken om wat te beslissen. Nu is dit niet het
geval.
Hoeft het
dan te verwonderen dat zij zich afkeren van dit willekeurige politieke gezag?
Wat een
eerste positief signaal zou kunnen zijn, is het afschaffen van de kopstem of ze
in elk geval niet gebruiken om aan de eerst gerangschikte kandidaten een zetel
toe te wijzen. Alle kandidaten worden op voet van gelijkheid geplaatst. Wie het meeste stemmen haalt, is
gekozen.
Ten tweede
moeten de mensen opnieuw greep krijgen op de politiek en de politici. Dit
betekent dat de mensen de kans krijgen zelf te beslissen over essentiële
punten. Vele politici zijn daartegen gekant. Voor hen is zijn de mensen vrije
slaven die “bij contract” (lees verkiezingen), een deel van hun individuele vrijheid
en hun persoonlijke rechten hebben afgestaan aan het “algemeen belang” (lees de
politiek). Voor hen is het niet wenselijk dat de mensen zelf spreken, beslissen
of regeren. Zij worden daar niet toe in staat geacht. Alleen zij die gekozen
zijn, hebben het politieke leven in handen. Dit is een visie die de
mogelijkheden van de mens miskent.
5
Door de
vele communautaire en institutionele compromissen en politieke koopjes die
worden gesloten, is ons land onbestuurbaar. De mensen verdwalen in een institutioneel
niet meer te ontwarren kluwen. Het regent bevoegdheidsconflicten. De
bureaucratische paperassen en de regeldrift nemen zienderogen toe. En in elk
geval wordt het bestuur van onze instellingen - en daar was het oorspronkelijk
toch om te doen - niet dichter bij de mensen gebracht. Federalisme wordt
beschouwd als een wondermiddel tegen communautaire spanningen, daar waar het in
de eerste plaats een samenhangende filosofie is om het beleid zo dicht mogelijk
bij de mensen te brengen.
Ongetwijfeld
zijn er meerdere oorzaken voor het falen van de staatshervorming. De toestand
die werd geschapen, waarbij drie gemeenschappen (de Vlaamse, Franstalige en
Duitstalige gemeenschap), drie gewesten (Vlaanderen, Brussel, Wallonië) en vier
taalgebieden (het Nederlandstalige, Franstalige, Duitstalige en tweetalige
taalgebied) tot stand werden gebracht, is een onhoudbare constructie.
De
hervorming van onze instellingen moet radicaal worden overgedaan en totaal
anders worden aangepakt. In plaats van steeds maar nieuwe communautaire
compromissen te bedenken naar aanleiding van de vorming van een of andere
regering, moet er een geheel nieuwe staatshervorming komen.
Een echte,
authentieke, doorzichtige federale staat houdt in dat eerst maximale autonomie
wordt toegekend aan het bestuursniveau dat het dichtst bij de mensen aanleunt:
de steden en gemeenten. Vervolgens aan de gemeenschappen, de deelgebieden van
dit land. En tenslotte aan de federale overheid. De federale staat moet slechts
op zich nemen wat de overige niveaus samen beslist hebben om over te dragen, of
het organiseren van een doorzichtige en omkeerbare solidariteit. Op die wijze
wordt een “federalisme van samenwerking” op gang gebracht in plaats van een
“federalisme van splitsing, scheuring en confrontatie”, zoals nu het geval is.
Ook de rol van de provincies moet in dat kader radicaal worden herzien. In
plaats van het zoveelste, overbodige bestuursniveau met zijn eigen belastingen,
instellingen, scholen en wegen in stand te houden, moeten zij worden omgevormd
tot vrijwillige samenwerkingsverbanden, federaties tussen steden en gemeenten
die taken op zich nemen die samen beter en efficiënter kunnen worden beheerd.
Een echte,
authentieke, transparante federale staat betekent ook dat elk bestuursniveau
zijn eigen inkomsten int en zijn deel van de schuld draagt. Er kan niet langer
sprake zijn van dotaties, toegewezen inkomsten of te ristorneren belastingen,
zoals nu gebruikelijk is. In een echte federale staat beheert elk van de
bestuursniveaus zelf zijn eigen belastingmateries.
In dit
kader moeten de deelgebieden ook een gedeelte van de openbare schuld dragen.
Het is volkomen onlogisch dat een bestuursniveau eigen bevoegdheden uitoefent
en eigen inkomsten heeft, zonder een gedeelte van de openbare schuld te beheren.
Alleen met
zo’n radicale aanpak is het mogelijk een eenvoudig en doorzichtig federaal
België tot stand te brengen. De gemeenschappen autonomie verschaffen binnen een
Belgisch federaal staatsverband, is een kleine stap binnen een bredere
internationale ontwikkeling.
6
De lijst
van staatsbemoeienissen is eindeloos, ook en vooral in het economische leven.
De staat beheert de spoorwegen, de telefoon, het luchtverkeer, het maritiem
transport en een aantal banken en spaarkassen. Hij bezit meerdere investerings-
en ontwikkelingsmaatschappijen. Hij vervaardigt staal en delft steenkool. Hij
participeert in aankoop, productie en distributie van gas of elektriciteit. Hij
levert bouw- en exploitatievergunningen af, controleert de prijzen, subsidieert
bedrijven, heft belastingen op arbeid en kapitaal. De staat beschikt daartoe
over een leger van ongeveer 800.000 man overheidspersoneel, onoverzichtelijk
opgedeeld in ministeries, rijksdiensten, scholen, universiteiten, parastatalen,
instituten, fondsen, regies, openbare
maatschappijen, controlediensten en comités.
Miljarden
euro overheidsschuld heeft de Belgische staat na 168 jaar opgestapeld. België
bezit daarmee een van de omvangrijkste overheidsschuld van alle westerse
geïndustrialiseerde landen. De overheid besteedt jaarlijks miljarden euro
uitsluitend aan het betalen van de interesten op de uitstaande schuld. Hierdoor
is de fiscale druk in België één van de hoogste van heel de wereld.
Het onvermijdelijk gevolg is een verarming van de staat
en een samenleving die steeds meer en meer verkommert. Nu dreigt deze
“verpauperde” staat ook de materiële welvaart van ons land te vernietigen. Wij
hebben een onbetaalbare verzorgingsstaat en een torenhoge overheidsschuld laten
ontstaan.
België zou
een paradijs kunnen zijn, indien die schuld niet bestond.
Eén zaak
staat vast. De samenleving heeft minder staat en tegelijk meer regering nodig,
minder almacht en meer bekwaamheid. De rol van de staat dient drastisch te
worden herzien, de overheidsuitgaven radicaal herschikt.
Vrij snel
moet opnieuw een overschot op de begroting worden aangelegd, waarmee de zware
erfenis van de overheidsschuld kan worden weggewerkt. Een overschot op de
begroting is ook de enige mogelijkheid om te komen tot een drastische
inkrimping van de belastingdruk en een diepgaande heroriëntering en
herschikking van de overheidstaken, waarbij de regering en de regeerders
opnieuw aandacht besteden aan de échte noden en geld vrijmaken voor de
essentiële opdrachten van de staat (een beter uitgerust politiekorps, een beter
werkend gerechtelijk apparaat, een snellere afhandeling van administratieve
dossiers).
7
Met de val
van de Muur in Berlijn werd overduidelijk dat een planeconomie niet werkt en
ook nooit gewerkt heeft. De planeconomieën konden ook niet werken. Zij
miskennen immers de essentie van de menselijke natuur. Wie niet voor zichzelf
mag werken, leeft vreugdeloos en zonder ambitie.
De vrije
economie daarentegen is een bron van welvaart. Ze eerbiedigt het simpele
menselijke verlangen naar emancipatie van zichzelf en van zijn kroost. Hiervoor
moet de mens beschikken over de vruchten van zijn arbeid, of toch over een
groot deel ervan. De concurrentie dwingt er bovendien toe dat slechts dat
geproduceerd wordt waaraan in de samenleving behoefte bestaat. Wie deze wet van
vraag en aanbod verwerpt of wie niet efficiënt produceert, verdwijnt uit de
markt. De vrije concurrentie zorgt er derhalve voor dat de schaarse middelen op
een maximale wijze worden benut. Economische achteruitgang, inflatie of
werkloosheid vinden hun oorsprong in het verstoren of het aan banden leggen van
de vrije concurrentie.
Overheidssubsidies
en hoge belastingen op arbeid en kapitaal remmen de economische ontwikkeling en
benadelen het grote publiek. Overheidssubsidies veroorzaken een scheeftrekking
van de concurrentie. Grote bedrijven met een lange politieke arm verkrijgen
voordelen ten nadele van hun kleinere mededingers. Zware belastingen
veroorzaken hoge loon- en investeringskosten, waardoor onze handel en industrie
een handicap oplopen. Werknemers en ondernemers worden er bovendien door
ontmoedigd om nog meer inspanningen te leveren of nieuwe initiatieven te
ontplooien.
Alleen een
vrije economie, een economie zonder subsidies, met lage belastingen en een
soepele loonvorming kunnen nieuwe welvaart creëren. Alleen een vrije economie
laat toe dat nieuwe, bij uitstek kleine en middelgrote initiatieven aan de
oppervlakte komen, hetgeen de enige waarborg is tegen economische achteruitgang
en voor een verdere toename van de groei en de tewerkstelling.
De vrije
economie, gekoppeld aan de politieke democratie, is ook de oplossing voor het
milieuvraagstuk. De ecologische beweging stelt weliswaar de “vooruitgang” in
vraag. De “vooruitgang” zou de mens ook ongelukkig maken. Bestaat de oplossing
erin de vooruitgang en technologische vernieuwing stop te zetten? Bijna niemand
zal daar ja op antwoorden.
Hoe we het
ook bekijken, het ecologisch vraagstuk moet op een andere manier worden
aangepakt dan door het aan banden leggen van de economische vooruitgang en de
technologische vernieuwing. In plaats van terug te keren naar het verleden of
de toestand te bevriezen, moet de aantasting van de natuurlijke omgeving worden
bestreden door de vrije economie, de politieke democratie en de vooruitgang
zelf waarvoor zij samen kunnen zorgen. Alleen dan zal de producent er zorg voor
dragen dat er geproduceerd wordt zonder het leefmilieu aan te tasten.
Eens de
welvaart toeneemt, groeit ook het verlangen van de mensen naar inspraak, naar
medezeggenschap, naar deelname aan de macht.
De vrije
economie is ook het beste wapen tegen maatschappelijke fenomenen als
criminaliteit, corruptie, maffia, bendevorming. Hoe meer een samenleving zich
op basis van een vrije economie moderniseert, hoe minder de mensen afhankelijk
blijven van “tribale” verbanden en zekerheden, waarop de georganiseerde misdaad
stoelt.
8
De feiten
kunnen niet geloochend worden. Van een werkelijk sociaal beleid, van echte
solidariteit kan vandaag nauwelijks sprake zijn. Het is veeleer een valse
solidariteit. Nog steeds leven tienduizenden mensen in mensonwaardige
omstandigheden, in verkrotte woningen, met schamele bestaansminima, zonder
scholing, zonder opleiding.
Hoe kan
het dat wij ieder jaar meer dan duizend miljard aan sociale zekerheid besteden,
zonder dat zij die het meest hulpbehoevend zijn daadwerkelijk geholpen worden?
Waar ligt de oorzaak voor dit falen? De oorzaak ligt in het feit dat er veel te weinig overblijft om de
echte behoeftigen, de zogenaamde vierde wereld, daadwerkelijk ter hulp te
komen. Bovendien raken de echte behoeftigen niet over de bureaucratische en
reglementaire hindernissen die de toegang tot de sociale voorzieningen
versperren. Uiteindelijk zijn de enige winnaars de zuilen die in het systeem
optreden als verdelingsfondsen. Hun macht en hun invloed op het leven van de
mensen is hierdoor zo mogelijk nog groter geworden dan deze van de staat en de
administratie. Met solidariteit heeft dit alles niets meer te maken, hoewel het
nog zo wordt verkocht. De mensen hebben het echter stilaan door. Zij zien ook
de verpaupering en de verkrotting. Zij kennen zelf in hun buurt of in hun
straat mensen die in nood leven, die het met minder dan niets moeten stellen,
terwijl anderen, die het niet nodig hebben, royaal van de sociale zekerheid of
van de werkloosheidsuitkeringen genieten.
Aan de
zwakste mensen moet, in plaats van een aalmoes zoals dat nu het geval is, een
volwaardig inkomen ter hand worden gesteld. Dit inkomen moet voldoende hoog
zijn om in menswaardige omstandigheden te kunnen leven. Aan hen die een
onvoldoende inkomen hebben, moet de overheid een woon-, gezondheids- of
pensioenkrediet toekennen. Een reëel sociaal beleid voeren en de armoede bannen
uit onze samenleving, vergt dus niet dat de overheid zelf de sociale
voorzieningen organiseert of sociale kazernes bouwt, maar wel dat de overheid
erover waakt en er zorg voor draagt dat de zwaksten de middelen in handen
krijgen om zelf de elementaire voorzieningen te kunnen aanschaffen. Een reëel
sociaal beleid voeren, betekent ook dat het gebrek aan verantwoordelijkheid van
sommigen niet zomaar op de gemeenschap kan worden afgewenteld.
Dat de
gemeenschap een sociaal beleid voert, houdt geenszins in dat men zijn eigen
verantwoordelijkheid kan ontvluchten of zijn plicht kan afkopen. Een echt sociaal
beleid zal ook meer oog moeten hebben voor de alsmaar groter wordende groep van
ouderen, bejaarden, de hulpbehoevende gepensioneerden, verspreid over honderden
rust- en verzorgingsinstellingen. Net zoals er ook meer aandacht zal moeten
besteed worden aan hen die zich, dag in dag uit, met de zieken, de bejaarden,
de mentaal en fysiek gehandicapten bezighouden. De lonen die vandaag worden
uitbetaald aan mensen die hun leven wijden aan het bijstaan en verzorgen van
vooral ouderen waar nog nauwelijks door het gezin of de familie naar omgekeken
wordt, moeten drastisch worden verhoogd.
9
Verdraagzaamheid!
Neen aan het racisme! Stop het fascisme! Dit zijn slogans die dateren uit een
ander tijdperk en nu voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog opnieuw massaal
worden gescandeerd. Zij zijn gericht tegen de opkomst van het nieuwe
extremisme. Wat gaat er mis? Vanwaar dit nieuwe extremisme? Hoe het te stoppen?
Want één zaak is zeker, deze kanker moet worden gestopt.
In een
wereld die razendsnel evolueert en waar de zekerheden van gisteren wegsmelten,
voelen velen zich verloren en vertwijfeld. Ze hebben de veranderingen niet
verteerd, hun horizon wankelt.
Het
vijandbeeld dat het Westen er gisteren nog op nahield, “het rode gevaar”, is
omgeslagen in samenwerking en een begin van vriendschap. België is
grondwettelijk en economisch in crisis geraakt. Onze steden zijn na de fusies
van de jaren zeventig, groter en killer geworden. Ook de buurt, de wijk, de
straat waarin we leven, hebben een ander gezicht gekregen.
Wie
slaagde in het leven is vertrokken, gaan wonen buiten de stad. Wie minder geluk
had, bleef in de stadskern: soms in grauwe wijken met veel verkrotte huizen en
omgeven door vreemdelingen die we migranten zijn gaan noemen. In zo'n wereld
overleven vergt een sterk bewustzijn, een diep besef van de eigen identiteit.
En velen bezitten die niet. Het zijn zij die ten prooi vallen aan het nieuwe
extremisme, het nieuwe “houvast” tegenover de onzekere toekomst. Het houvast te
behoren tot een groep, een volk of een ras. Wat er fout gaat, is de schuld van
de andere groep, de rivaliserende clan, het ingeweken volk. Wie nog het
vertrouwde uiterlijk en gedrag vertoont van de eigen groep, wordt getolereerd,
de rest niet.
De vraag
is natuurlijk: hoe deze toestand verhelpen? Volstaat het de bevolking in te
delen in een goede en een kwade helft, racisten en niet-racisten, verdraagzamen
en intoleranten? Komen we er zo uit? Of bereiken we hierdoor niet net het
tegenovergestelde? Het antwoord is niet eenvoudig.
Op het eerste zicht is de keuze die men ons vandaag
voorhoudt, erg simpel. Het is een keuze pro of contra de zogenaamde
multiculturele samenleving. Het rechtse extremisme stelt dat zo'n samenleving
niet mogelijk is en dat de vreemdelingen uitgeprocedeerd moeten worden. Anderen
vinden het tegendeel. Uiteenlopende culturen kunnen ook in één samenleving
vreedzaam naast elkaar bestaan. Het is puur een kwestie van ingesteldheid en
van opvoeding.
Is het
ook de juiste keuze? Bestaat er ergens ter wereld één zogenaamde multiculturele
samenleving? En bestaat er ergens op deze aardbol één moderne samenleving die
geen etnische invloeden van buitenaf heeft ondergaan? Neen, het ene noch het
andere bestaat. Er zijn wel landen waar verschillende volkeren of meerdere
religies naast elkaar gedijen, maar iedere keer is er een gemeenschappelijke
band, één cultuur, één gemeenschappelijk verleden dat geschiedenis heet. Het is
echter dwaas te beweren dat een moderne samenleving kan overleven zonder
invloeden van buitenaf. De keuze tussen een multicultureel samenlevingsmodel of
een massale terugkeer van vreemdelingen naar hun land van herkomst is een
simplisme.
Is er
echter een andere keuze? Is er een derde weg? Ja. Het is de moeilijke, de
aartsmoeilijke weg van de “inburgering” om het met een eenvoudig woord te
zeggen. Het gaat erom, dat de -
overwegend islamitische migranten - de bij ons geldende levenswijze en waarden
aanvaarden.
Het naast
elkaar leven van culturen en godsdiensten in West-Europa kan natuurlijk, maar
dan wel met eerbiediging van de waarden die ten grondslag liggen aan onze
beschaving en die hun uitdrukking vinden in de elementaire rechten en vrijheden
die in onze grondwet opgenomen en gewaarborgd zijn.
De
vrijheid van godsdienstbeleving is een van de fundamentele vrijheden in de
vrije democratie. Van zodra de islam echter de staat en de samenleving wil
ordenen overeenkomstig haar morele beginselen en haar opvatting over wat goed
en kwaad is, wordt de grens van de verdraagzaamheid overschreden. Wij moeten
onze waarden intact houden: de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van
godsdienstbeleving, de gelijke behandeling van man en vrouw, het pluralisme, de
scheiding van Kerk en Staat. Deze waarden doen aanvaarden en er naar laten
leven ook is de weg van de “inburgering” die moet worden bewandeld.
Zij die
desondanks bij het integrisme en fundamentalisme willen blijven, moeten de kans
krijgen terug te keren naar hun land van herkomst. Tegelijkertijd onderstelt de
“inburgering” ook een onverbiddelijke houding tegenover de illegale migratie en
een snellere afhandeling van de aanvragen van vreemdelingen die Belg willen
worden of van asielzoekers.
Omdat onze
samenleving ook niet alle vluchtelingen, politieke en economische, een onderdak
kan verschaffen, moeten wij ons concentreren op die mensen uit andere
continenten, die wegens hun politieke overtuiging worden vervolgd en voor wie
het Westen het enige toevluchtsoord is. Uiteindelijk zullen de migratiestromen
tot stilstand komen wanneer daar ter plaatse welvaart tot stand komt. Dit veronderstelt
de verbanning van het protectionisme en het opzetten van een echte vrije
wereldhandel.
10
De
scheiding tussen religie en politiek en het feit dat de politieke krijtlijnen
niet meer getrokken worden op basis van een geloofsovertuiging is nu een algemeen
aanvaard principe. Het stoelt op de onmogelijkheid de staat tegelijkertijd te
doen gehoorzamen aan twee verschillende bronnen van gezag: het wereldlijke en
het kerkelijke. De scheiding tussen religie en politiek betekent echter niet
dat er geen kerkelijk gezag kan bestaan. Deze scheiding houdt enkel in dat de
staat neutraal moet zijn ten opzichte van wie wel en niet gelovig zijn. Deze
scheiding tussen religie en politiek houdt geen antiklerikalisme in, m.a.w.
geen overdracht aan de staat of aan een ander wereldlijk gezag van het
monopolie in het denken. De scheiding tussen religie en politiek houdt
integendeel in dat de overheid garant staat voor het pluralisme, zowel op het
vlak van de religieuze beleving en het onderwijs als op dat van de benadering
van de ethische vraagstukken.
De
wetgeving (strafrecht, burgerlijk recht) moet de weerslag of de vertaling zijn
van de grote waarden en van de overeenstemmende elementaire rechten en
vrijheden zoals die sinds eeuwen zijn geëvolueerd en met onze samenleving
vergroeid. De wetgeving moet de langzame ontwikkeling volgen, die zich in de
gemeenschap voordoet. Ze mag er niet op vooruit lopen en evenmin nahinken. Een
aanpassing van de wetgeving aan de zich wijzigende opvattingen moet steeds
behoedzaam gebeuren, m.a.w. slechts nadat men er zich van heeft vergewist dat
het overgrote deel van de burgers de nieuwe opvatting beleeft en deelt.
Dit is
zeker het geval wanneer het gaat om ethische vraagstukken. Bij de aanpassing
van de wetgeving omtrent de ethische kwesties zal elk lid van de wetgevende
macht zelf op basis van zijn eigen geweten moeten oordelen in hoeverre de
nieuwe wetsbepaling weergeeft wat naar zijn mening in de gemeenschap leeft.
Anderzijds mogen ethische vraagstukken, door de staat niet worden bevoordeeld
of gepropageerd, in welk onderdeel ook van haar beleid, sociaal of cultureel.
De beleving van ethische waarden is dus een strikt persoonlijke zaak, die de
overheid in de ene of in de andere richting mag sturen. In zoverre de wetgeving
een ethisch of moreel concept behoeft, moet zij altijd zo dicht mogelijk
aansluiten bij wat het overgrote deel van de burgers denkt en voelt.
Ook in de
opvoeding van onze kinderen, het onderwijs dus, moet de overheid een strikt
neutrale houding aannemen. Het hele onderwijs draait vandaag nog altijd rond de
belangen van de grote onderwijsnetten. In plaats van deze netten te subsidiëren
zou de overheid rechtstreeks de ouders moeten subsidiëren.
Onderwijs
is natuurlijk niet “gratis”. Het wordt door iedereen betaald via de belastingen.
Het zou veel socialer zijn en heel wat meer kinderen van werklozen en
arbeidersgezinnen naar de hogere school of de universiteit halen, indien
degenen die over een voldoende inkomen of vermogen beschikken, zelf een deel
van de financiële verantwoordelijkheid voor de opleiding van hun kinderen
zouden opnemen.
Het beheer
over de scholen, vrije of gemeenschapsscholen, moet opnieuw in handen worden
gegeven van de inrichtende machten en de ouders. De rol van de
onderwijsbureaucratie moet daarbij worden beperkt tot het bepalen en het
controleren van de minimale voorwaarden die vereist zijn voor het afleveren van
het diploma. Voor het overige moeten de scholen volledig vrij zijn om zelf
kunnen beslissen welke types, richtingen of projecten er worden aangeboden.
11
De nieuwe
breuklijn dwingt tot een hergroepering van de politieke krachten in Vlaanderen.
Tenzij wij ons neerleggen bij het extremisme en de antipolitiek, is er een
wisseloplossing nodig voor de klassieke machts- en standenpartijen. Het moet
een opbouwend en begeesterend alternatief worden. Een hergroepering van al
diegenen, binnen of buiten de politiek, die opnieuw voorrang willen geven aan
de mensen, is onafwendbaar. Vrij denkende democraten in dit land, verspreid
over verschillende politieke partijen of gewoon buiten de politieke arena
blijven staan, moeten zich (her)groeperen.
Een partij
die opnieuw echt aandacht wil besteden aan en oplossingen wil zoeken voor de
verzuchtingen en de verwachtingen van de mensen.
Welke
klassieke partij komt hiervoor in aanmerking? Dit is niet de juiste vraag?
Welke partij kan met de zuilen en hun organisaties, die aan haar worden
gelinkt, nieuwe afspraken maken, met als principe: geen inmenging in of
vermenging met de politiek? Wat niet betekent dat de zuilen (zoals hierboven
opgesomd) monddood worden gemaakt. Hun standpunten, ideeën en voorstellen
blijven discussiestof.
Thierry Deleu
Geen opmerkingen:
Een reactie posten