Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

24 juli 2010

SCHELPJES RAPEN … OP DE KUSTTRAM!



 “Schelpen oefenen op iedereen een grote aantrekkingskracht uit. Dit is al zo sinds de oudheid. Spijtig dat je er nu niet zóveel meer vindt op onze stranden. Door hun bizarre vorm, schitterende kleuren en prachtige tekening behoren ze tot de meest fascinerende dingen van de natuur, i.c. de zee. Schelpen zijn niet alleen mooi, het is ook prettig om ze vast te houden.”
Dit is een citaat uit een gesprek die ik voerde met een dame op de kusttram van Oostduinkerke tot Oostende. Ze was warm ingeduffeld en haar muts kwam tot over haar voorhoofd. Toch zag ik de schittering in haar bruine ogen.
Ik kon ze geen ongelijk geven.
“Ik rij naar Oostende,” zei ze, met een vragende blik.
“Ik rij iets verder, tot in De Haan, mevrouw.”
En je acht het niet voor mogelijk, maar wij hielden een gesprek dat duurde tot aan het binnenkomen van Oostende.
“Ik ben weduwe, maar elke week, soms tweemaal, ga ik een vriend bezoeken in Oostende, een weduwnaar, een goede man die zijn vrouw verloor aan kanker.”
Ze zweeg een paar seconden, uit respect voor wat voorbij was, en hernam de conversatie, eigenlijk haar monoloog.
Hoe waren wij bij de schelpen gekomen? Simpel, schelpen horen bij onze generatie, de generatie van de zestigers. Veel mensen van onze leeftijd verzamelden schelpen en bewaarden hun collectie in een stalen archiefkast met ondiepe laden.
“Waarom in een gesloten kast, Lutgarde (ik mocht haar bij de voornaam noemen)?”
“De kleuren van de schelpen verbleken snel als ze aan licht worden blootgesteld,” vertelde ze. “Ze blijven mooier als je ze in het donker bewaart.”
“Dat wist ik niet. Mijn oma – ze overleed in 1968 – leerde mij hoe je een schelp aan je oor moest houden om het geruis van de zee te horen. We waren daar als kinderen van betoverd.”
Lutgarde knikte en in haar ogen zag ik een blikje nostalgie, niet voor lang, want ze herpakte zich snel.
“Weet je hoe dat komt?” vroeg ik. “Aangezien schelpen uit de zee komen en zij eenmaal op het strand de zee erg missen, geven zij hun verlangen naar de zee door via het ruisend geluid.”
Ze lachte en verviel in een minutenlange stilte.
“Ik hoor niet meer zo goed,” zei ze ineens.
“De jaren zeker, Lutgarde?”
“Hoor je nog de auto’s in de verte?”
“Ja!”
“En fluitende vogels?”
“Ja!”
“Een tikkende klok?”
“Ik weet het niet, misschien, de horloges tikken niet meer, ze lopen op pillen,” zei ze.
Toen begon ze een betoog over de belangrijkheid van goede oren. Ze zei onder andere dat, als je eenmaal de grens van de 65 voorbij bent, je slechter gaat horen.
“Diep van binnen in onze oren, voorbij ons trommelvlies, zitten duizenden piepkleine haartjes, zo klein dat je ze niet kunt zien. Als er geluid in je oor binnenkomt, ook als het heel zacht is, vegen die haartjes als een soort tandenborstel over een vlies. Het geluid wordt omgezet in een elektrisch stroompje dat naar onze hersenen gaat en die begrijpen het als geluid. Gedurende ons leven gaan er steeds van die haartjes stuk. Ze gaan plat liggen en kunnen niet meer vegen,” debiteerde zij.
“Maar, Lutgarde, hoe weet jij dat allemaal zo goed?” vroeg ik vol verbazing.
“Ik was apothekeres, vriend, in Deurne.”
“Ah zo!”
“En wat deed jij voor de kost?”
“Ik ben een onderwijsmens, Lutgarde.”
“Een schoon beroep.”
“Was, Lutgarde.”
“Ja, ik hoor soms hoe stout jongens kunnen zijn.”
“Meisjes ook. Bovendien hebben ouders nog weinig respect voor de leraar.”
“Daar zeg je het, vriend, respect, dat is er te kort op onze wereld. Respect voor elkaar, verdraagzaamheid. En ’t wordt niet beter.”
Na een korte halte waarbij weer drie passagiers opstappen, twee vrouwen en één man, derde leeftijd, stond Lutgarde op, maar als ze merkte dat ze nog niet in Oostende was aangekomen, ging ze snel weer zitten.
“Pardon, ik dacht dat ik er was, zo zie je maar dat het niet alleen onze oren zijn die het soms laten afweten, maar ook ons gezicht.”
“Maar neen, Lutgarde, dat overkomt mij ook wel eens. Als je ouder wordt, ben je minder zeker van jezelf, je gaat al eens vlugger aarzelen, meer is dat niet.”
Ze glimlachte en kneep in mijn arm.
In Oostende stapte ze af en bleef mij een hele tijd nawuiven. Ik hoop haar nog eens te mogen ontmoeten. Een knappe, oudere vrouw, met gezond verstand en een luciede geest.
De kusttram is zeker voor de minder jonge reizigers onder ons van goud waard. Hij biedt dé vervoersoplossing op maat. Vanuit om het even welke badplaats zorgt hij voor onze verplaatsing. En voor de prijs hoef je het ook niet te laten: gratis voor 65-plussers!


Thierry Deleu

Geen opmerkingen: