Drie-hoek-s-ver-hou-ding
Een.
Plots valt het haar op
een glimp, een fractie,
ze heeft het goed gezien,
de blik
van deze vrouw,
naar haar man,
hij weet zich geen houding te geven
zij voelt een blos naar haar wangen stijgen,
haar ogen fonkelen
van ongeloof, onmacht, woede ook
wat kan ze doen?
ze staan op een openingsreceptie,
veel geroezemoes,
veel lachende gezichten.
Haar man merkt dat ze het gezien heeft,
hij weet zich geen houding te geven,
dit versterkt haar vermoeden:
deze twee kennen elkaar
op deze speciale manier.
Tranen vullen haar hart
dat zwaar begint te wegen.
Ze kijkt naar de vrouw die zich kwartslag heeft weggedraaid,
ze ziet haar profiel,
ze is mooi,
zwart kleedje met open schouders waarop haar zwarte haren,
diep uitgesneden hals,
bruinverbrand van de zomerzon,
mooie taille,
lange slanke benen.
Ze glimlacht zelfverzekerd,
kijkt triomferend om zich heen.
Twee.
Ze heeft hem gezien
en hij haar,
daar is hij dan,
eindelijk,
haar minnaar,
met zijn vrouw.
Onvoorzichtig.
Ze heeft zijn blik opgemerkt,
daar is ze zeker van!
Ze voelt een blos naar haar wangen stralen,
haar ogen fonkelen,
eerst van ‘betrapping’,
dan van spanning,
de intense spanning van ‘het mag niet’,
in een oogwenk herwint ze haar zelfzekerheid.
Wat kan ze haar maken, hier, ‘en plein publique’?
Ze draait zich een beetje weg van hen,
zodat ze haar kunnen bewonderen,
haar mooie lichaam,
dat hij nu zeker erg moet begeren,
het windt haar op,
ze voelt zijn blik,
ze voelt zich vrouw,
ze bloost,
kijkt gespeeld onverschillig om zich heen,
haar blik blijft even rusten op zijn vrouw,
mollig, wat wil je, drie kindjes,
niet dik, maar toch,
en zo’n jaar of tien ouder dan zijzelf
haar gezicht spreekt boekdelen,
ze heeft hun door!
Wat een adrenalinestoot dat gevoel.
Of ze nu weg gaat of blijft,
het maakt niet uit,
zij heeft deze avond de hoofdrol gespeeld.
Drie
Hij ziet haar
en terzelfder tijd ziet zij hem.
Hij schokt even
van intense blijdschap haar te zien,
maar ook van angst om zijn vrouw die naast hem staat.
Tegelijk.
Zomaar, in een seconde tijd.
Zijn blik blijft even hangen
op haar, naar wie hij verlangt,
van wie hij droomt nacht na nacht.
Hadden ze nu maar even, één moment alleen,
haar mond, haar ogen,
ze kijkt hem aan,
schichtig,
samenzweerderig.
Plots is er het besef,
zomaar,
zonder naar zijn vrouw te kijken,
weet hij,
dat ze weet.
Een blos stijgt naar zijn gelaat,
hij krijgt het warm,
zijn ogen schieten heen en weer
Wat doen?
Hij wil zijn vrouw niet kwijt,
de moeder van zijn kinderen.
En haar die hij bemint,
hij kan niet zonder haar,
hij kan niet kiezen.
Benauwd!
Al die mensen!
Hij ziet uit een ooghoek haar lichaam,
haar begeerlijke lichaam,
het zweet breekt hem uit,
zijn vrouw blijft roerloos staan,
ze weet het!
Was hij nu maar … op de maan.
Leonne Kaes
Geen opmerkingen:
Een reactie posten