Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

8 juli 2009

Gastredacteur (zie linkerkolom) JORIS IVEN - deel 2


Joris Iven - deel 2

Stilstaan & sterven

Ik zie het al een beetje zitten als gastredacteur van de Geletterde Mens. Hier komt mijn tweede bijdrage.
In mijn eerste bijdrage vermeldde ik terloops het voltooien van mijn studie toegepaste economische wetenschappen (1972-1976) en het aanvatten van mijn studie politieke en sociale wetenschappen in Antwerpen. In die tijd lieten mijn ouders me wel verstaan dat ze niet al mijn studies gingen blijven betalen. Ik had een diploma en moest dan maar gaan werken. Ik moest mijn studentenkot en mijn studie in Antwerpen dan maar zelf betalen. Zo ging ik eind 1976 niet alleen een andere studie beginnen, maar begon ik ook werk te zoeken. Een van mijn vrienden tijdens de studie economie aan het toenmalige Limburgs Universitair Centrum, Roger Huisman, was aangeworven als leerkracht aan het Technisch Instituut Maasmechelen. Hij liet me weten dat die school ook een deeltijdse leerkracht Frans zocht. Ik ging me voorstellen in die technische school en werd meteen aangeworven. Mijn lessen werden op maandag en dinsdagvoormiddag ingepland, zodat ik de rest van de week kon gaan studeren in Antwerpen.
Roger Huisman had er nog een bijverdienste bij. Hij schreef namelijk bijdragen voor de pagina “Cultuur op zak”, die op maandag in Het Belang van Limburg verscheen. Hij had een bijdrage geleverd over een dichtbundel, maar dacht dat ik dit misschien net zo goed had kunnen schrijven. Ik moest maar eens contact opnemen met Marcel Grauls, die ook in Diepenbeek woonde en die voor het persagentschap Belga werkte, maar die – ook als bijverdienste – de pagina “Cultuur op zak” eigenlijk wel samenstelde. Marcel Grauls was goed op de hoogte van literatuur, dixit Roger Huisman. Ik heb dan contact opgenomen met Marcel Grauls en ben in 1977 poëzierecensent geworden voor Het Belang van Limburg. Mijn eerste recensie schreef ik over de bundel Va-Banque (1977) van H.C. ten Berge. Ik herinner het me nog alsof het gisteren was.
Al vlug werden de recensies van dichtbundels uit Vlaanderen en Nederland aangevuld met besprekingen van het werk van andere dichters. Ik bracht bijvoorbeeld de Turkse dichter Nâzim Hikmet aan. Ik besprak uitvoerig de poëzie van de Chileen Pablo Neruda en de Peruviaan César Vallejo – dichters wier werk ik eind de jaren zeventig van de vorige eeuw bijzonder geestdriftig las, zoals ik in mijn eerste bijdrage al vermelde. Maar een dichter die erg veel indruk op me maakte was de Mexicaan Octavio Paz. Het was niet in de eerste plaats met zijn gedichten dat hij een zodanige indruk op me maakte, maar veel meer nog met zijn essayistiek. In 1979 kon ik Zonnesteen op de kop tikken, een dichtbundel die werd gevolgd door een drietal essays. Daarna volgden zeer vlug de essaybundels Het labyrint der eenzaamheid, De kinderen van het slijk en De boog en de lier.
Ik ga de inhoud van deze essays hier niet omschrijven, maar het zijn de beste essays over poëzie die ik ooit heb gelezen. Wat me naar aanleiding van het lezen hiervan vooral bezig hield is dat de dichter de tijd stilzet in het gedicht. Hij bevriest een moment. Hij kapt een beeld uit. Hij bewaart. De kunstenaar legt het vluchtige vast in een vorm voor de eeuwigheid. Of wat dacht je?
Het is altijd moeilijk een theorie te verduidelijken aan de hand van een praktisch voorbeeld, een gedicht. Maar een (willekeurig) gedicht van Octavio Paz wil ik de lezer toch niet onthouden. Hier komt het, in een vertaling van Stefaan van den Bremt en Guy Posson, uit de bundel Nachtmuziek over San Ildefonso en andere gedichten.

*

Boominwaarts

Er is in mijn voorhoofd een boom gegroeid.
Hij is er ingegroeid, binnenwaarts.
Zijn wortels zijn aderen,
zijn takken zenuwen,
zijn warrige gebladerte gedachten.
Onder jouw blikken licht hij op,
en zijn vruchten van donkerten
zijn sinaasappels van bloed,
zijn granaatappels van licht.
Het daagt
in de nacht van het lichaam.
Daar binnenwaarts, in mijn voorhoofd,
spreekt de boom.
Kom dichterbij, - hoor je hem?

*

Het toeval wil dat Marcel Grauls op zijn minst zo geobsedeerd was door de nieuwe romans uit Latijns-Amerika als ik door de poëzie uit dat continent. Door onze intensieve samenwerking kon zo ons debuut verschijnen, Uit de bek van de hel. Schrijvers uit Latijns-Amerika, uitgeverij Kritak, 1980. Als auteurs tekenden H. Ter-Nedden, een pseudoniem van Marcel Grauls, en ikzelf.
Ik had eind de jaren zeventig van de vorige eeuw een vriendin en we hadden in 1980 wel trouwplannen. De schoonbroer van Marcel Grauls, Günther Ceelen, was een jonge en beginnende kunstfotograaf. Hij zou foto’s maken voor de uitnodiging voor de trouwpartij. Günther nam ons mee naar de ruïne van een zinkfabriek in het Maasland en daar werden de foto’s gemaakt voor de uitnodiging. Tijdens deze bezigheden daagde bij mij het idee dat een fotograaf in wezen hetzelfde doet als een dichter: hij zet momenten stil, hij hakt beelden uit, hij legt het vluchtige vast in een vorm voor de eeuwigheid.
Zo groeide het idee voor mijn eerste dichtbundel Galerie De Taxus, die in 1987 zou verschijnen bij uitgeverij Manteau. Deze debuutbundel heeft twee afdelingen, De maker en De man. In de eerste afdeling staan gedichten over foto’s die Günther Ceelen maakte naar aanleiding van het huwelijk en van ontmoetingen met dichters. Het zijn gedichten over het stilzetten van de tijd, het vastleggen van het beeld.
Helaas heeft Günther Ceelen de publicatie van deze dichtbundel niet meer kunnen meemaken. Hij zou een eerste tentoonstelling als kunstfotograaf hebben in Sint-Truiden. Hij is de foto’s voor de tentoonstelling gaan ophangen en ’s avonds op de terugweg naar huis heeft hij een auto-ongeval gehad, waarbij hij is overleden. Vandaar de tweede afdeling in mijn debuutbundel, De man. De kunstenaar die voor zichzelf de tijd stilzet, het beeld bevriest.

*

Doving

Langs het raam van deze wagen
glijdt de wereld geruisloos voorbij:
de huizenrij, de aangeplante bomen.

In stilte gingen rouwenden achter hem aan
tot ze voor de laatste leegte stonden,
teruggedrongen in dode beknelling.

In herinnering zonder beelden; pijn.

Even moet iets innigs verschenen zijn
in die laatste blik. Oogleden, lippen
die naar de hemel reiken, willen kussen.

In heengaan kon hij naderbij niet komen.

Geen opmerkingen: