Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

10 maart 2009

Dichters knokken elkaar de tent uit!
















maandag, 09 maart 2009 11:55 Geert-Jan Laan

Zal morgen op het Boekenbal in Amsterdam dat immers in het teken staat van het dier in de literatuur en de poëzie een handgemeen uitbreken tussen de twee voormalige Dichters des Vaderlands Gerrit Komrij en Driek van Wissen ? Het heeft er alle schijn van.

De voormalig dichter des vaderlands Driek van Wissen
In een groot interview in het maandblad M van NRC-Handelsblad beschuldigt Komrij zijn opvolger Van Wissen van zakkenvullerij. “Kletskoek,” reageert Van Wissen in een zeer uitgebreide reactie waarin hij de beschuldigingen van Komrij punt voor punt ontzenuwt.
Rotterdam Vandaag & Morgen beschikt nu reeds over de reactie van Van Wissen. De kemphanen staan klaar voor de strijd.


De kletskoek van Gerrit Komrij in NRC-maandblad zaterdag
door Driek van Wissen
(voormalig Dichter des Vaderlands)

Hoewel ik het boek van de Dichter des Vaderlands liever voor gesloten had beschouwd, dwingt mij het interview van Ilja Leonard Pfeiffer met Gerrit Komrij in het maandblad van de NRC van 7 maart jongstleden tot een weerwoord vanwege een aantal pertinente onwaarheden en onaangename suggesties die mijzelf betreffen en raken.

Allereerst beweert collega Komrij dat ik in 2005 in de eerste week na mijn verkiezing tot Dichter des Vaderlands hem in paniek gebeld heb met de vraag of het waar was dat de NRC niets zou betalen voor de gedichten die ik voor deze kwaliteitskrant zou schrijven en dat ik heel boos ben geworden toen hij dit beaamde. Kletskoek, ik heb de heer Komrij nooit gebeld, toen niet en nooit niet. Het was trouwens ook niet nodig, want onmiddellijk na mijn aanstelling kreeg ik van de NRC te horen dat ik voor elk gedicht een gepaste vergoeding (225 euro) zou ontvangen. En mocht het echt zo zijn dat mijn voorganger nooit een cent voor zijn gedichten gezien heeft, dan kan ik hem alleen maar adviseren alsnog een claim in te dienen. Maar nogmaals, ik heb de heer Komrij niet gebeld, ik heb zijn telefoonnummer niet eens, anders zou ik hem nu bellen en hem vragen waarom hij met dit soort vreemde leugens mij in mijn goede naam meent te moeten aantasten.

Ook de bewering dat ik zelf wel eens zou hebben uitgerekend dat ik in mijn functie wel vierhonderd optredens per jaar had, mist alle grond. Zo’n rekensom heb ik nooit gemaakt. Maar wellicht vergist collega Komrij zich met de schatting van vierhonderd optredens in vier jaar, mijn hele ambtsperiode als Dichter des Vaderlands dus. Dat komt meer in de buurt. Zo’n twee keer per week gaf ik immers wel acte de présence. Maar doorgaans voor een bescheiden honorarium. Want mijn illustere voorganger mag dan wel beweren dat een Dichter des Vaderlands voor een optreden kan vragen wat hij wil, ik heb nooit overvraagd, integendeel. Door de Stichting Schrijvers School Samenleving, de organisatie die in veel gevallen voor mij bemiddeld heeft, ben ik bijna altijd voor het basistarief (250 euro – en soms nog minder) geboekt en dat lijkt mij allerminst aanleiding om mij af te schilderen als de Rijkman Groenink van de Nederlandse poëzie. Bij mijn weten rekenen andere dichters zoals bijvoorbeeld Gerrit Komrij en Ilja Leonard Pfeiffer voor een optreden in elk geval een veelvoud van dit basistarief. Goed, een enkele keer kon ik bij het bedrijfsleven meer vragen (als je daar te weinig vraagt, ben je niet goed), maar daar staat tegenover dat ik ook in een behoorlijk aantal gevallen financieel belangeloos heb meegewerkt voor het goede doel. Maar al bij al ben ik in mijn ambtsperiode niet aan de bedelstaf geraakt en kon ik redelijk rondkomen, maar iedereen zal hopelijk erkennen dat ik als Dichter des Vaderlands er ook hard voor gewerkt heb en dan is het wel erg eenzijdig en kortzichtig van de heer Komrij om mijn functioneren af te doen als “persoonlijke zakkenvullerij”. Je zou haast denken dat een dichter sowieso geen geld mag verdienen.

Het is trouwens ook opmerkelijk en nogal tegenstrijdig dat mijn voorganger mij enerzijds verwijt dat ik als openbare Dichter des Vaderlands tamelijk onzichtbaar ben geweest en anderzijds dat ik bij veel te veel openbare optredens in den lande mijn gezicht heb laten zien. Kennelijk ben je in zijn ogen alleen maar zichtbaar als je als Dichter des Nederlands een keer in de twee maanden de oversteek vanuit de binnenlanden van Portugal waagt voor “een belangrijke bijeenkomst” en als je voor een handjevol doorgewinterde lezers die toch al dol zijn op poëzie een poëzietijdschrift in het leven roept. Maar ik had nu eenmaal een ander idee over de invulling van mijn functie. Ik vond het net zo goed de taak van een Dichter des Vaderlands om veel meer medeburgers met de dichtkunst te laten kennismaken en daarom nam ik niet alleen sommige uitnodigingen aan uit het bedrijfsleven, maar ook van verenigingen van plattelandsvrouwen en van TBS-inrichtingen en voelde ik mij niet zoals Gerrit Komrij te min om ook op te treden in “jeugdhonken en bejaardenhuizen” (HP 30-1-2009). Maar goed, over de taak van een Dichter des Vaderlands kunnen de meningen verschillen, dat is ieders goed recht. En wat dat betreft is het jammer dan de organisatoren van het Dichter des Vaderlandsschap zich vorig jaar alleen maar beijverd hebben om een nieuwe ongelukkige en onduidelijke verkiezingsprocedure te bedenken en zich niet hebben beziggehouden met het uitwerken van een fatsoenlijke taakomschrijving, waarbij ze natuurlijk gebruik hadden kunnen maken van de uiteenlopende inzichten en ervaringen van de eerste twee Dichters des Vaderlands. Ten slotte nog dit. In het interview zegt collega Komrij ook dat hij in 2004 zijn functie als Dichter des Vaderlands heeft neergelegd omdat het hem uiteindelijk te veel werd dat het hele literaire wereldje zich al meteen vanaf zijn aantreden negatief en minachtend tegen hem keerde. Eenzelfde ervaring heb ik ook gehad en wellicht zal het Ramsey Nasr eveneens overkomen, het hoort er geloof ik een beetje bij. En de een kan er beter tegen dan de ander. Maar dat je als oud-Dichter des Vaderlands door je voorganger wordt gediskwalificeerd door middel van aperte leugens en oncollegiale en dubieuze verdachtmakingen is nieuw. Dat is niet alleen grievend voor de persoon die het betreft, maar het is ook schadelijk voor het sympathieke instituut dat Dichter des Vaderlands heet. En dat is dus dubbel jammer.


Driek van Wissen
oud-Dichter des Vaderlands

Geen opmerkingen: