Onderweg in het land van de Katharen
Onlangs reisde ik af naar het land van de Katharen, samen met mijn trouwe compagnon, jonkvrouw Hélène, voor wie ik voor geen enkele draak uit de weg zou gaan, ook niet die van mijn kinderjaren, die met de zeven koppen. Zonder haar functioneer ik niet (meer), met haar durf ik rotsen beklimmen, ravijnen afdalen, met mijn wagen over wegen rijden waar iedere tegenligger je eensklaps (klaps: machtig woord!) confronteert met de dood. Ik overdrijf geenszins: in het land van de Katharen heb ik de dood voor ogen gezien toen wij door de Gorges de Galamus reden!
De Languedoc is het enige echte Zuid-Frankrijk. De Côte d’Azur en de Provence zijn in handen gevallen van de pseudo-artiesten en de nouveaux-riches. De Languedoc is woest gebleven en soms nauwelijks toegankelijk. Hier is het landschap zo ver het oog reikt onbebouwd en niet verpest. Het leven van alledag lokt weinig toeristen, enkel liefhebbers. Het strand daarentegen is een enorme trekpleister voor Belgen, Duitsers, Denen en Engelsen. Belgen die er komen zonnen, melanomen verzamelen als schelpen, bootje varen en ’s avonds met een kater zeeziek worden. Dat is niet voor ons: wij willen zien, voelen, tasten, ruiken, de geschiedenis herschrijven, mysteries interpreteren, onder de indruk komen van Romaanse kerkjes en abdijen.
De Languedoc is niet gemakkelijk te karakteriseren. Er is veel dat aan buurman de Provence doet denken. Vluchtelingen en opstandelingen zochten er hun toevlucht, Hugenoten en verzetsstrijders vonden hier schuilplaatsen en uitvalbasissen. Toch licht de zon ieder hoekje uit. Vermiljoenrode rotsen, kurkdroge garrigue en wiegende wijngaarden liggen als een groene zee over de gloeiende heuvels.
Wij verbleven in Cucugnan. Het bergdorpje ligt op een flank van de Corbières, met hellingen waarop wijngaarden zijn aangelegd. De mensen spreken er langue d’Oc, een taaltje dat dichter bij het Latijn staat dan bij het Catalaans. Het woord “oc” is de tegenhanger van het Noord-Franse “oui” en betekent “ja”. De Noord-Franse langue d’Oïl zou de bovenhand halen.
De moderne literatuurgeschiedenis van de Languedoc begon in de 12de en 13de eeuw met de lyriek van de troubadours. In Cucugnan woonden wij in het Théatre Achille Mir de dorpsklucht Le Sermon du Curé de Cucugnan bij, over een pastoor die door zijn preek opnieuw zijn kerk deed vollopen en van zijn parochianen godvrezende en bezige mensen maakte. Hij had ze wijsgemaakt dat hij op zijn reis naar de hemel, het vagevuur en de hel alle Cucugnanen, zonder uitzondering, in het hellevuur had aangetroffen. “Mais,” dit-il, “je veux vous sauver de l’abîme ou vous êtes tous en train de rouler tête première!” “Le Sermon du Curé” is een fragment uit Lettres de mon moulin van Alphonse Daudet (19de eeuw).
Cucugnan is niet veranderd door de literaire roem die Daudet het dorpje heeft bezorgd. De wijnstokken groeien als altijd op de hellingen.
Op een van onze excursies komen wij Guillaume Bélibaste tegen. De weerspannige zoon van een herenboer die zich inzet voor de religieuze doelen van de Katharen. Ook ons probeert hij te overtuigen. Katharen is Grieks voor "reinen", "zuiveren", "perfecti", "volmaakten", catharsis is de reiniging van het lichaam (purgatie) of van de ziel, de zuivering van de hartstochten. Bélibaste legt ons uit dat het materiële, incluis macht en bezit, het werk van de duivel is. De Katharen belijden een dualisme: enerzijds de materiële, aardse wereld, bestuurd door de duivel, de slechte wereld, en anderzijds de spirituele wereld, de hemel, geleid door God, de goede wereld.
De kruistocht tegen de Katharen duurde 35 jaar (1209-1244). In het woeste bergmassief van de Corbières bleven de zgn. katharenburchten achter als stomme getuigen van de gebeurtenissen: belegering, uithongering, bloedbaden, brandstapels.
Met Bélibaste bezoeken wij een voormalig benedictijnenklooster in Lagrasse, de burcht van Villerouge-Termenès, 2 km buiten Cucugnan het Château de Quéribus, het Château d’Aguilar. Daar nemen wij afscheid van Bélibaste. We rijden door de Gorges de Galamus, ongeveer 100 meter boven de Gorges drukt de smalle weg zich tegen de rotswand aan. Boven de uit stenen gehouwen weg torenen de naakte rotswanden omhoog. Ik waag het niet om af te dalen naar de ruisende Agly die zich zeven kilometer door de witte rotsen sleept.
Zoals je weet, kijk ik vooral uit naar Rennes-le-Château. In mijn boek Ik zou liegen als ik het anders zei wijd ik een bijdrage aan de mysteriën van Rennes-le-Château. Ik wil vooreerst mijn literatuur hierover confronteren met de omgeving, de inplanting van het domein, met sporen en tekens, met beelden, grafstenen en bovendien zoek ik abbé Bérenger Saunière op: waar heeft die man geleefd, hoe en met wie, wat heeft hij precies ontdekt, is hij zo rijk als sommigen beweren? Mijn reis is niet nutteloos geweest: ik heb mijn essay aangevuld en bijgesteld met nieuwe gegevens, met nieuwe vragen, met nieuwe antwoorden. Tijdens renovatiewerken aan zijn kerkje vond Bérenger Saunière in een oude Visigotische zuil die het altaar ondersteunde, enkele houten rollen waarin zich “geheime” perkamenten bevonden. Omdat Ik zou liegen als ik het anders zei een bestseller moet worden (op dwingend verzoek van mijn uitgever), wens ik hier niet dieper op in te gaan. Eén zaak wil ik toch kwijt: ook bij mij blijft de vraag: “Heeft Bérenger Saunière de schat van de Tempeliers gevonden of kwam hij te weten dat het graf van Jezus zich daar niet ver vandaan bevond?” Die laatste wetenschap zal hem zeker “een schat aan zwijggeld” hebben opgebracht!
Onze reis naar de Languedoc was een meevaller: mooi weer, een goed hotelletje met van op het terras zicht op de Corbières en de Château de Quéribus, een landschappelijk hoogtepunt, lekker eten, godendrank. Ik ben vier kilo bijgekomen. Nu nog drie: ik val snel af.
Derek van ’t Gulle Zand
De Languedoc is niet gemakkelijk te karakteriseren. Er is veel dat aan buurman de Provence doet denken. Vluchtelingen en opstandelingen zochten er hun toevlucht, Hugenoten en verzetsstrijders vonden hier schuilplaatsen en uitvalbasissen. Toch licht de zon ieder hoekje uit. Vermiljoenrode rotsen, kurkdroge garrigue en wiegende wijngaarden liggen als een groene zee over de gloeiende heuvels.
Wij verbleven in Cucugnan. Het bergdorpje ligt op een flank van de Corbières, met hellingen waarop wijngaarden zijn aangelegd. De mensen spreken er langue d’Oc, een taaltje dat dichter bij het Latijn staat dan bij het Catalaans. Het woord “oc” is de tegenhanger van het Noord-Franse “oui” en betekent “ja”. De Noord-Franse langue d’Oïl zou de bovenhand halen.
De moderne literatuurgeschiedenis van de Languedoc begon in de 12de en 13de eeuw met de lyriek van de troubadours. In Cucugnan woonden wij in het Théatre Achille Mir de dorpsklucht Le Sermon du Curé de Cucugnan bij, over een pastoor die door zijn preek opnieuw zijn kerk deed vollopen en van zijn parochianen godvrezende en bezige mensen maakte. Hij had ze wijsgemaakt dat hij op zijn reis naar de hemel, het vagevuur en de hel alle Cucugnanen, zonder uitzondering, in het hellevuur had aangetroffen. “Mais,” dit-il, “je veux vous sauver de l’abîme ou vous êtes tous en train de rouler tête première!” “Le Sermon du Curé” is een fragment uit Lettres de mon moulin van Alphonse Daudet (19de eeuw).
Cucugnan is niet veranderd door de literaire roem die Daudet het dorpje heeft bezorgd. De wijnstokken groeien als altijd op de hellingen.
Op een van onze excursies komen wij Guillaume Bélibaste tegen. De weerspannige zoon van een herenboer die zich inzet voor de religieuze doelen van de Katharen. Ook ons probeert hij te overtuigen. Katharen is Grieks voor "reinen", "zuiveren", "perfecti", "volmaakten", catharsis is de reiniging van het lichaam (purgatie) of van de ziel, de zuivering van de hartstochten. Bélibaste legt ons uit dat het materiële, incluis macht en bezit, het werk van de duivel is. De Katharen belijden een dualisme: enerzijds de materiële, aardse wereld, bestuurd door de duivel, de slechte wereld, en anderzijds de spirituele wereld, de hemel, geleid door God, de goede wereld.
De kruistocht tegen de Katharen duurde 35 jaar (1209-1244). In het woeste bergmassief van de Corbières bleven de zgn. katharenburchten achter als stomme getuigen van de gebeurtenissen: belegering, uithongering, bloedbaden, brandstapels.
Met Bélibaste bezoeken wij een voormalig benedictijnenklooster in Lagrasse, de burcht van Villerouge-Termenès, 2 km buiten Cucugnan het Château de Quéribus, het Château d’Aguilar. Daar nemen wij afscheid van Bélibaste. We rijden door de Gorges de Galamus, ongeveer 100 meter boven de Gorges drukt de smalle weg zich tegen de rotswand aan. Boven de uit stenen gehouwen weg torenen de naakte rotswanden omhoog. Ik waag het niet om af te dalen naar de ruisende Agly die zich zeven kilometer door de witte rotsen sleept.
Zoals je weet, kijk ik vooral uit naar Rennes-le-Château. In mijn boek Ik zou liegen als ik het anders zei wijd ik een bijdrage aan de mysteriën van Rennes-le-Château. Ik wil vooreerst mijn literatuur hierover confronteren met de omgeving, de inplanting van het domein, met sporen en tekens, met beelden, grafstenen en bovendien zoek ik abbé Bérenger Saunière op: waar heeft die man geleefd, hoe en met wie, wat heeft hij precies ontdekt, is hij zo rijk als sommigen beweren? Mijn reis is niet nutteloos geweest: ik heb mijn essay aangevuld en bijgesteld met nieuwe gegevens, met nieuwe vragen, met nieuwe antwoorden. Tijdens renovatiewerken aan zijn kerkje vond Bérenger Saunière in een oude Visigotische zuil die het altaar ondersteunde, enkele houten rollen waarin zich “geheime” perkamenten bevonden. Omdat Ik zou liegen als ik het anders zei een bestseller moet worden (op dwingend verzoek van mijn uitgever), wens ik hier niet dieper op in te gaan. Eén zaak wil ik toch kwijt: ook bij mij blijft de vraag: “Heeft Bérenger Saunière de schat van de Tempeliers gevonden of kwam hij te weten dat het graf van Jezus zich daar niet ver vandaan bevond?” Die laatste wetenschap zal hem zeker “een schat aan zwijggeld” hebben opgebracht!
Onze reis naar de Languedoc was een meevaller: mooi weer, een goed hotelletje met van op het terras zicht op de Corbières en de Château de Quéribus, een landschappelijk hoogtepunt, lekker eten, godendrank. Ik ben vier kilo bijgekomen. Nu nog drie: ik val snel af.
Derek van ’t Gulle Zand
Geen opmerkingen:
Een reactie posten