Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

11 juli 2008

Een TERECHT verbolgen Commerman!

Hallo allerbesten,

Natuurljk is dit geen leuke messive, zeker niet op 11 juli.
Na 25 jaren zwoegen en zweten en wel wat leute (gelukkig maar) had ik
toch wat meer waardering en empathie van de literatuurassistenten
verwacht. Zeker als je weet dat de voorzitter van de Beroepscommissie
zelf in Gierik 23 met het gedicht "Melancholie" debuteerde. Uiteindelijk
voel ik me, en dat klinkt wellicht vreemd, wel opgelucht. De toestand is
nu zeer duidelijk: we moeten van die adviserende klootzakken niks meer verwachten, ze wilden ons al lang weg en het is hen eindelijk gelukt.
Als ik echter vaststel dat van de 9 leden van de Beslissingscommissie er
maar EEN (= de voorzitter van de Tijdschriftencommissie) is die Gierik
ooit onder ogen heeft gehad en dat die 8 andere dus beslissen dat Gierik
mag verdwijnen zonder dat ze tijdschrift kennen??? Nu ja, vreemd vind ik
dat. Dezelfde redenering kun je volgen voor de leden van deBeroepscommissie, slechts EEN lid kent het tijdschrift (onze abo Raymond Vervliet), maar die mocht niet deelnemen aan de vergadering omdat men
hem zwaar verdenkt van "belangenverstrengeling" omdat zijn zoon Koen de
lay-out van Gierik verzorgt. Ach ja, we leven nog in de middeleeuwen.
Wantrouwen, kortzichtigheid, jaloezie heersen weelderig. Ook komen we te
vrij voor onze mening uit en dat zijn ze in ontzuilde tijden nog niet
gewend, en we leggen ook als de vinger op een maatschappelijk-literair
thema en ook dàt vinden ze niet altijd gepast.
Laten we ons nu concentreren op het nummer 100. Al zeg ik het zelf, het
gaat een waanzinnig knap nummer worden: 25 Vlaamse auteurs zetten er met
knappe teksten hun schouders onder (er zijn al 24 van binnen, alleen
Christophe Vekeman ontbreekt nog, maar die hadden we ook een weekje meer
tijd gegeven). Een nieuw formaat, een nieuwe lay-out. En vergeet niet
dat het nummer op dinsdag 7 oktober in het Letterenhuis (symbolischer
kan het echt niet) zal worden voorgesteld, met het nodige feestgedruis
en hopelijk een hele schare perslui en de nodige hoempa in de kranten.
Uiteraard zullen we het hele Fonds uitnodigen. Maar zoals gebruikelijk
zullen ze weer hun kat sturen en volhouden dat Gierik geen impact heeft
op het literaire veld. Ondertussen gaan we allemaal eens goed nadenken over de (mogelijke) toekomst van Gierik of zijn opvolger. Uiteraard ga ik een stapke
terugzetten: 25 jaar gratis je xxx afdraaien voor letteren en auteurs is
een mooie termijn en ik voel me trouwens te VERNEDERD door die
Fondsadviseurs (die ook nog zitpenningen ontvangen om ons te
vernederen!) om ze nog een blik waardig te gunnen. Ooit zei een van die
gasten tegen Tone Brulin: "Maar Tone, ge gaat uw stuk toch niet inGierik publiceren, ge weet toch dat we die mannen ter dood hebben
veroordeeld!?" Waarop Tone rustig antwoordde: "Toch wel, want ik ben
tegen de doodstraf! Bon, men heeft de straf dus eindelijk toch
uitgevoerd! Zij hopen dat ze nu eindelijk van ons verlost zijn, wel, het
zal hen nog spijten. Daar gaan we samen iets aan doen! En voortaan
zonder hun hulp.
Hierbij in "attach" nog een kleine overweging die ik gisteren schreef (een voorgevoel?). Misschien kan het ook nog in nummer 100? Hoe er de moed in gasten en gastinnen.
Heel, heel hartelijk en heel, heel erkentelijk voor alles wat jullie
voor Gierik al hebben gepresteerd.
Guy Commerman

Het tijdschriftenlandschap

Het heeft me heel wat kopbrekens bezorgd. Ik heb het daarom ook aan menigeen gevraagd. Niemand kon me een sluitend antwoord geven. Nu ja, zo wat vage omschrijvingen omtrent invloed en beschikbaarheid, maar een concrete, alles verklarende invulling van het begrip kreeg ik nergens te horen. ‘De bijdrage van het tijdschrift aan het tijdschriftenlandschap is te beperkt.’ Dat schreven tijdschriftenadviseurs. Nergens stond vermeld hoe men tot dat besluit gekomen was. Geen enkel voorbeeld, geen enkele bewijsvoering, geen enkel argument. Wat doe je met zo’n gratuite zinsnede? Daar sta je dan, in dat onbeschrijfelijke landschap, want zeggen de Fransen: un paysage n’est nullement un pays sage. Dus gingen we op zelfonderzoek, er zat niets anders op.
Aangezien men het over een landschap had, zouden we dus maar verder van deze ecologische beeldspraak gebruik maken. Een literair landschap is slechts boeiend, interessant, mysterieus en avontuurlijk als er een zo groot mogelijke diversiteit van gewassen en bomen in terug te vinden is. De hoogte van de bomen, de soorten, de spanwijdte van de takken, de verschillen in ouderdom, de opeenvolging van de jaarringen spelen hoegenaamd geen rol in de beoordeling van het landschap. De mogelijke vruchten van de bomen (eikels, beukennootjes, appels, pruimen, abrikozen, kersen, katjes, bramen, kastanjes ...) wijzen op een onuitputtelijk smakenpalet. De wortels spreiden zich in breedte en diepte en wroeten zich voorwaar een weg naar om het even waar er water is. Hier en daar sieren zelfs enkele bloemen de hoofden van de woudbewoners (magnolia’s, goudenregen, acaciabloemen, bloesems allerlei). Elke bast is anders, met veel en weinig barst, maar niet te min om een liefdesverklaring in het hart te kerven en te dragen. Kortom, geen enkele boom neemt een blad voor de mond. Al wie wil groeien en bloeien in dergelijk bladgrondlandschap krijgt alle kansen, groeikrampen inbegrepen. Niemand wordt geveld, geveild, besneden, gesnoeid of verbrand. Men mag zaaien en planten en enten en oogsten, overal en in het wilde weg. Er is niet één plaats die geen plaats kan bieden. U merkt op dat ik het alleen maar over bomen heb? Inderdaad, ik had over hun kruinen gezien: in dit landschap krioelt het vanzelfsprekend van bosschages, onderhout, varens en mossen en hier en daar wordt zelfs een toefke onkruid geduld. Een kale plek, waar de zon even mag meespelen, ontbreekt niet in het schouwspel. En dan overal bloemen: een boeket van bosviooltjes, meiklokjes, boterbloemen en lelietjes-vandalen. Enkele geleerde paddestoelen bieden onderdak aan zwammende kabouters. Mocht de literatuur zich thuisvoelen in dit landschap, dan wil ik er zelfs over schrijven. Wat ik dus ook doe. Een literair tijdschrift lezen in zo’n landschap moet deugddoend zijn. Beide bestaan en ademen aldus in eenheid, spreken dezelfde taal. Het landschap wordt een letterenhuis met duizend ramen en deuren, die voortdurend openstaan, waar iedereen binnen en buiten loopt, kan vertoeven, opleven en inspiratie opdoen. Een uitgelezen plek om de tijd op schrift te stellen, als tijdschrift bijvoorbeeld.
Dan bestaat er ook de andere opvatting. Dat een tijdschriftenlandschap moet beantwoorden aan herkenbaarheid, aan ordening, onderhoud (met een ‘d’ deze keer), essayistische monocultuur en streng prozaïsch beheer. Kortom, een toonbeeld van literaire homogeniteit. Enkel de erkende boomsoorten mogen in rechte rijen worden aangeplant, elke stam met de nodige meters afstand gescheiden van de volgende stam. Streng, onafgebroken bosbeheer ontmoedigt elke vorm van wildgroei. Een toevallig verdwaalde plant, die niet niet gepland was (weer met een ‘d’) wordt zonder letterkundig pardon gerooid en afgevoerd, aangezien zijn bijdrage tot het landschap als minderwaardig en verstorend wordt ervaren. In het midden van dit landschap werd een brede, wandelweg van verharde aarde aangelegd, die het kuieren veilig stelt zonder gevaar om zich te schrammen aan een wispelturige, ongehoorzame tak of te wulps doornroosje. Voorwaar een landschap voor alle mogelijk angsthazige academici en hun bevriende recensenten die zich aan de vooraf strikte en veilige regeltjes wensen te houden en zeker niet in een literair oerwoud wensen te verdwalen, waar allerlei ongekende en ongetemde gevaren loeren. Wat men al kent, biedt zekerheid en veiligheid. Wat niet dadelijk herkend wordt, wordt ook niet erkend. In dergelijk landschap ontmoet iedereen iedereen op de veilige wandelweg en niemand loopt iemand in de weg. Iedereen kent iedereen en loopt nooit verloren, want er is altijd wel iemand die de juiste weg wijst. In geval van nood is er nog altijd de boswachter, die zich als gewillige adviseur aandient. Hij weet alles over de hoge bomen, zelfs de namen van de stamvaders en hoe statig en eerbiedwaardig ze constant blijven groeien en wegens hun onfeilbare getrouwheid aan de natuurlijke aard der literaire dingen uiteindelijk zullen worden gelauwerd, zelfs als ze geen laurierboom zijn. Als nieuwe aanplanting in dit landschap debuteren is haast ondenkbaar, tenzij in de schaduw van een bekroonde woudreus. Doodgewone lezers en abonnees mogen dit elitaire park slechts betreden bij vertoon van een bijzonder commissiepasje dat in zeer uitzonderlijke omstandigheden als aanmoediging en stimulans wordt verleend. Voorwaarde is echter dat men na het bezoek geen kritiek op het conceptuele aspect van het landschap mag leveren. Een literair tijdschrift dat zich niet aanpast aan deze literaire bestaanszekerheid wordt in de op regelmatige afstand geplaatste vuilnisbakken op het vooraf getraceerde wandelparcours onverbiddelijk gedumpt. De boswachter zorgt wel voor de dagelijkse schoonmaak. Opgeruimd staat netjes, zingt hij opgeruimd. Allons écrivains de la patrie ... of zoiets van die aard, je ne trouve pas le terme exacte.
Het is overduidelijk, nu weet ik het: er bestaan dus twee soorten van tijdschriftenlandschap. Een onbeschrijfelijk en een onbeschreven, een voor woudlopers en een voor boswachters, een voor lettervreters en een voor letterproevers.
Jammer dat van al die bomen na verloop van tijd ook nog papier wordt gemaakt. Maar laten we ons daar vooral niet te ‘bedrukt’ over maken. Een onbeschreven blad vindt zijn weg wel. Gisteren ontmoette ik nog een boswachter die paniekerig rondtuurde. "De WEG kwijt?" vroeg ik hem. Hij begreep niet wat ik bedoelde, ik heb hem toch maar voortgeholpen. Je haalt toch niet de ‘kaas’ van iemand zijn brood... Ik bood hem ook mijn tijdschriftenschandlap aan.

Guy Commerman

Geen opmerkingen: