Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

25 april 2008

"Eindterm" (2002) - debuutroman Thierry Deleu - hoofdstuk 29-30

29

Sabine du Tertre heeft haar dagboek nagelaten. Haar dagelijkse belevenissen wisselen af met fragmenten van een zelfde verhaal.
De personages in die fictieve passages zijn zo uit Sabines leven gegrepen. De meeste scènes zijn zwaar aangedikte doorslagen van wat ze zelf heeft meegemaakt, van dialogen die ze zelf heeft gevoerd. Het aandeel van de realiteit in die fictie is zo groot, dat ze in het beschrijven van zeer onwaarschijnlijke dromen een paar keer de echte namen van bekende mensen heeft gebruikt.
Zo vertelt ze dat ze op een namiddag samen met de minister en Dekunst een bureaulandschap op de vijfde verdieping binnenging. Dit gebeurde al eens meer. Op vraag van de secretaris-generaal.
“Ik was getuige van belangenvermenging met statutaire consequenties.”
Sabine schreef niet waar het concreet om ging. Ging het om een droom? Of alludeerde zij op de inmenging van de minister bij het overtreden van de voorrangsregeling? Het maakt niets uit, maar zij gebruikt hier dus echte namen.
Het omgekeerde komt ook voor. Als ze opsomt wie haar op de dag van de dood van haar man is komen condoleren, sluipt De Spin, een fictief personage, plotseling de realiteit binnen.
De vier levens van Hélène is de titel die vaak terugkomt boven het fragment. Het is het verhaal van een vrouw die vier liefdes heeft: haar man en drie minnaars. Mon gelijkt in veel opzichten op Joris Dekunst. Is Mon De Spin? Dirk is duidelijk Peter Deforge. Maar wie is Piet? Die laatste komt pas in het verhaal voor als Sabine over Hélènes naaktportret spreekt.

Sabine vertelt in die tijd aan enkele vrienden dat haar relatie met Dekunst spaak is gelopen. Zij vindt hem ineens vervelend ouderwets. Ze mist bij hem romantiek. Zij is “zijn bezit” geworden en wat je bezit moet je niet meer najagen. Ook Mon vertoont toevallig deze trekken.
Over Mon schrijft ze in haar dagboek: “Misschien is onze relatie uniek. Misschien houdt hij zoveel van mij dat hij het niet kan uiten.”
Op woensdag 18 december 1991 schrijft zij: “De relatie tussen Mon en Hélène dooft uit. Hélène wil de relatie verbreken.”
Hélène voelt zich ongelukkig bij de gedachte dat zij zonder Mon verder moet leven en toch is zij ervan overtuigd dat ze zich dan vrijer zal voelen.
“Ik weet het: ik zal hem missen. Maar ik weet ook dat ik zonder hem kan leven, omdat ik dol ben op Dirk.”
Hélène boeit zich bovendien op omdat Mon haar steeds nadrukkelijker vraagt haar man te verlaten. “Hij is getrouwd met zijn werk en ik vraag hem toch ook niet om te scheiden.”
In De vier levens van Hélène verzint Hélène, het alter ego van Sabine, een goede reden om zich van Mon te ontdoen: “Ik kan het niet meer aan mij steeds te moeten schikken in die relatie. Nu eens is hij mijn baas en ik zijn medewerker, dan weer is hij mijn minnaar en ik zijn lief. Mon maakt nog weinig onderscheid: ook in onze liefdesrelatie speelt hij de baas. Morgen, na de briefing, zeg ik hem dat het uit is tussen ons.”
Maar zij kan het dan weer niet.

Vanaf september 1991 duikt De Spin op in het verhaal. Het is geen nieuw personage, hij wordt nergens naast of tegen Mon uitgespeeld. Mon komt na de introductie van De Spin nog maar één keer in het stuk voor: nadat Sabine du Tertre een relatie is begonnen met Peter Deforge, worstelt ook Hélène met het probleem van twee geliefden.
Het fictief verhaal dat Sabine ontwikkelt in haar dagboek krijgt een onrustwekkend en angstaanjagend verloop.
Zij schrijft: “De laatste tijd ga ik door een hel. Vorige vrijdag zei ik eindelijk tegen hem dat alles voorbij was. En sindsdien is de sfeer op het werk bijna onhoudbaar. Mon gedraagt zich de ene keer als een onmenselijk strenge baas en de andere keer komt hij grienen en janken als een hond.”
Twee dagen later wordt Mon opgenomen in het ziekenhuis. Hij heeft hoge koorts. Hij lijkt de pedalen kwijt te zijn.
“Hij is aan rust toe,” oordeelt de neuroloog.
Toch wil hij dat Hélène elke morgen aan zijn ziekbed verslag uitbrengt over de gang van zaken op het werk. Wanneer Hélène ziet dat hij beter wordt, zegt ze hem: “Zou je niet beter een vaste vriendin hebben die vrij is? Ik bezorg jou toch alleen maar last.”
Sabine schrijft: “Ik heb De Spin ook gezegd dat ik jong ben en veeleisend. Van de liefde wil ik de lusten, niet de lasten. Een man heb ik thuis.”
Dit stukje werd geschreven op zaterdag 15 maart 1992. In die periode werd Joris Dekunst kort in het ziekenhuis opgenomen wegens hartritmestoornissen.
Sabine kon geen twee mannen tegelijk beminnen. Zij wilde Joris geen pijn doen, maar zij wist ook dat dit onvermijdelijk zou zijn. Zij hield nog van hem, maar op een andere manier. En ze vond dat ze hem niet mocht voorliegen. Toen Dekunst zijn werk op Onderwijs hervatte, besloot Sabine dan ook hem over Peter te vertellen.

Bij Deforge vond Sabine de passies uit haar jeugd terug: literatuur, muziek, kunst. De tien vorige jaren was ze nauwelijks aan iets cultureels toegekomen, omdat ze altijd in de weer was voor haar carrière. Maar na enkele maanden met Peter kreeg ze de smaak opnieuw te pakken. Ze liet zich gaandeweg minder in beslag nemen door haar werk en trok steeds meer tijd uit voor zichzelf. Ze hield nog wel van haar job, maar ze bleef niet meer dralen na vergaderingen en recepties. Haar werk bleef ze echter graag doen. Dank zij Dekunst had ze zich kunnen omringen door bekwame medewerkers. Christof Dokmans verving haar tijdelijk als afdelingshoofd.
Sabine was van plan te werken tot haar vijfenvijftigste. Daarna zou ze zich toeleggen op het schrijven.
“Ik ga mijn leven vertellen in een boek.”

30

Sabine wilde niet breken met een traditie die haar overleden man had ingevoerd. Op zaterdag 16 augustus ’92 was Burghgraeveveld het decor van het tuinfeest van de vrijmetselaarsloges “Les Ours” en “Hedera Helix”. Peter Deforge ontving de gasten en leidde enkele dames rond in het huis. Toen ze in de slaapkamer annex studeerkamer van Sabine kwamen, nam hij de revolver uit de lade van het nachttafeltje en toonde hem aan de verbouwereerde dames.
“Dat is toch gevaarlijk met kinderen in huis,” zeiden ze. “Je zou dat beter op een veilige plaats wegsluiten.” Peter vertelde later het voorval aan Sabine. Ze liet de revolver echter in het nachttafeltje liggen.

In augustus gaat Sabine in Brussel uit eten met Thiéry De Haan die ze heeft leren kennen aan de universiteit. Ze doen dit ieder jaar. De Haan zorgt ervoor dat die goede gewoonte niet verloren gaat. Op die dag wordt er niet over onderwijs gepraat, maar uitsluitend over “les affaires du coeur”. De Haan is daar goed in, zo’n beetje het type Don Juan die van stamper tot stamper vlindert en zich nergens bindt.
De Haan heeft “On dirait le Sud” gekozen aan de Valkstraat. Met zijn sober en warm decor een plaats om onder vrienden te zijn. Een stek die Brassens zou verleiden tot een lied. Op de tafels tinten van zomers blauw, romantisch licht van kaarsen en kleurrijke boeketten. Hij weet het altijd te kiezen. Sabine vindt dat hij klasse heeft en bovendien een onuitputtelijk savoir-vivre.
“Bestel jij maar,” zegt ze, “jij kent de specialiteiten van het huis en je hebt een goede smaak.”
Meer heeft De Haan niet nodig om zich uit te sloven en haar welgevallig te zijn. Ze eten zalmmoot met een puree van olijven en een flan van aubergines en courgettes.
Sabine is die avond heel opgewekt. Ze zegt dat ze haar relatie met Dekunst aan het afbouwen is. Het valt haar zwaar om er definitief een punt achter te zetten, maar het zal er nu zeker van komen. Want ze is inmiddels goede maatjes geworden met iemand die op het kabinet Onderwijs werkt. Die relatie telt nu voor haar. Ze geeft toe. Ze is zelf een beetje verbaasd over de vlucht die deze verhouding heeft genomen. In het begin had ze er geen goed oog in. Ze had het gevoel dat haar nieuwe geliefde zich aan haar vastklampte, en dat kon ze niet hebben.
Maar de relatie had zich ontwikkeld. Hij bleek een gecultiveerd en gevoelig man te zijn die bovendien ook boeken schreef. Hij was lief, hij bood houvast.
Ze zegt: “Deze relatie heeft toekomst, de andere is uitzichtloos.”
Wanneer ze daaraan toevoegt dat haar nieuwe vriend eist dat ze exclusief van hem is en dat ze het daar mee eens is, weet De Haan niet wat hij hoort. Sabine die zich de wet laat voorschrijven! Ze is een ander mens geworden.
Hij vraagt haar: “Wie is die geluksvogel, Sabine?”
“Peter Deforge.”
“Peter Deforge,” herhaalt hij, “maar ik ken die. Heb je hem niet gezegd dat je met mij uit eten ging?”
Zij heeft het niet gedaan. Ze is het niet gewoon om alles te vertellen.
“Dat moet ik nog leren,” denkt ze.
De Haan en Deforge hebben aan dezelfde school gestudeerd.

Op zaterdag 13 september 1992 doen Sabine du Tertre en Peter Deforge samen boodschappen in Kortrijk. Er heerst een drukte van belang in de Korte Steenstraat en op de Grote Markt. Sabine is moe en nerveus, maar ze moet dringend een kopie van de sleutel van Burghgraeveveld laten maken voor Peter. Ze gaan een koffie drinken in “Capeau’s tea-room” en praten over hun toekomst.
Ineens vliegt ze uit: “Je moet verdragen wat er nog overblijft van mijn relatie met Dekunst! Je kunt niet zeggen dat ik me niet heb ingespannen!”
Deforge schrikt ervan. Maar Sabine komt tot bedaren. Haar furie ebt even snel weg als ze is opgekomen. Sabine weet dat ze onhebbelijk kan zijn als ze moe is. Dan zondert ze zich van iedereen af, om situaties als deze te voorkomen. Nu is het even uit de hand gelopen.
De vrijdag daarop verschijnen Sabine en Peter voor het eerst samen op een publieke activiteit. In een zaal naast de Kortrijkse stadsschouwburg wonen ze een toneelvoorstelling bij van de groep Antigone. Ze spelen Vrijdag van Hugo Claus.
Na de voorstelling gaan ze naar de receptie in café “Brasserie du Théâtre”, daar recht tegenover. Het krioelt er van bekenden en Sabine neemt ostentatief Peters arm.

@

Maandagnamiddag 22 september, kwart voor vijf, haalt Sabine du Tertre Dekunst uit een vergadering op de zevende verdieping. Ze spreekt een tiental minuten met hem. Niet lang daarna verlaat ze haar bureau. Ze neemt de lift, daalt af naar de parkeergarage en stapt in haar Alfa Romeo. Minder dan een uur later glijdt ze door de toegangspoort van Burghgraeveveld.
Kwart vóór zes. Ze is zelden zo vroeg thuis. Meestal is het tegen acht uur aan. Maar ze voelt zich niet lekker. Ze trekt de koelkast open, haalt er wat beleg uit en eet het met brood. Daarna trekt ze nog een karton yoghurt open. Warme maaltijden gebruikt ze 's middags, op Onderwijs. Of zoals het de laatste tijd wel meer gebeurt in “De Markies” bij de Sint-Michielskathedraal.
Na het eten schrijft Sabine in de agenda die ze voor haar huishoudster bijhoudt: “Dinsdag: met Peter, Ivo en Frank het benedenhuis inrichten. Woensdag: de onderlakens verschonen in de slaapkamer. Als je wat tijd hebt voor de schoenen en de handtassen: leather cream Wooly special voor de handtassen. Denk erom woensdag ook de was op te halen.”

Omstreeks halfzeven stuurt Joris Dekunst zijn metalic grijze BMW het erf van Burghgraeveveld op. Hij parkeert zijn wagen zo dicht mogelijk bij de ingang van het huis, stapt uit en loopt zichtbaar gehaast, star voor zich uit kijkend naar de deur. Hij belt aan. Hij wacht. Sabine is al naar boven, naar haar kamer getrokken. Zij komt openmaken. Hij gaat naar binnen.
Sabine du Tertre heeft een afspraak met Rogier Vanderweyden verzonnen om Peter Deforge weg te houden. Er is tijd om in te pakken voor Dworp. Er is tijd voor Joris Dekunst. Ze lopen de trap op, naar de slaapkamer van Sabine. De slaapkamer is ook haar werkkamer.
De kamer waar zij in de lente nog in haar dagboek schreef: “Ik zal Joris over Peter moeten vertellen. Ik wil Joris niet kwetsen. Ik hou nog steeds van hem en zal waarschijnlijk altijd van hem blijven houden, maar vanaf nu op een andere manier. Ik wil hem niet voorliegen.”
Reeds op woensdag 26 maart noteerde ze: “Ik wil Joris geen pijn doen, maar ik ben bang dat het niet anders kan. Ik geloof niet dat ik twee mannen op hetzelfde ogenblik kan liefhebben. Ik wil ook niet dat het zo zou zijn. Hoewel hij mij soms doet afzien, wil ik hem niet doen lijden.”
Sabine du Tertre en Joris Dekunst drinken een wodka. Ze praten over de kansen van Vanderweyden om de vakbonden te overtuigen de samenwerkingsverbanden te “slikken of te stikken”.
“Overtuigen? Overroepen!” zegt Dekunst.
Sabine is daar nauw bij betrokken. Het kabinet van de minister doet op alle mogelijke uren van de dag - en soms ‘s nachts - een beroep op haar om denkpistes te ontwikkelen en scenario’s uit te schrijven, prognoses te maken en grafieken op te stellen.
Sabine en Joris praten ook over de organisatie van haar leven.

Tussen halfacht en twintig voor acht komt Ivo Hennebert het hof opgefietst. Hij merkt de grijze BMW op.
Hij loopt bij zijn zoon Frank aan: “Wie is er?”
“Haar baas”.
Frank Hennebert bewoont met zijn jonge vrouw Roos het conciërgehuisje van Burghgraeveveld. Roos is ook de huishoudster van Sabine. Franks vader is gekomen om samen de paardenboxen schoon te maken. Burghgraeveveld telt nog twee appaloosa’s en een Arabische hengst. Maar Frank heeft het klusje al geklaard.

In de kamer boven toont Sabine du Tertre haar nieuwe juwelen. Sabine en Joris Dekunst delen dezelfde passie. Aan Dekunst had ze voor een maand nog gezegd dat ze enkele schetsen had gemaakt.
“Ik zal het geluk nu dichter bij huis zoeken. We moeten meer aandacht hebben voor eenvoudige dingen, Joris.”
Ze heeft plannen voor een tennisveld en een klein zwembad met stroming. Om tegen de stroom op te kunnen zwemmen.

“Maandag vandaag,” zegt Frank Hennebert tegen zijn vader. “Vreemd. Sedert Deforge hier woont, heb ik Dekunst hier ’s avonds niet meer gezien.”
En normaal gezien belt hij ook niet aan. Sabine staat hem op te wachten op het terras. Marcel, de chauffeur van Dekunst, was het gewend dat de baas ’s avonds al eens alleen uitreed.
Het is vijf voor acht als Ivo Hennebert zijn been over de fiets zwaait en weer wegrijdt.

@

Roos, de vrouw van Frank, komt uit het toilet. Ze blijft even voor het raam van de keukendeur staan. Twaalf meter tussen het conciërgehuis en het grote binnenhuis van mevrouw. De kamer van Sabine du Tertre kijkt uit op het huisje van de conciërge.
Een doffe klap. Roos hoort een doffe klap in de villa. Ze kijkt verbaasd op. De hond springt op en blijft onrustig rondlopen. De hond is altijd waakzaam. Er is nooit veel beweging op het erf.
Roos heeft nog werk. Ze begint haar koperen potten en pannen op te poetsen. Maar ze gebruikt de verkeerde producten en ze maakt de potten nog vuiler dan ze al waren. Ze morst op de koop toe wat van het spul op haar jurk.
Ze denkt: “Wat mag dat geluid geweest zijn?”
Ze wast onmiddellijk haar jurk, hangt die op het droogrek en trekt een andere aan. Dan gaat ze strijken.

Een kwartier, twintig minuten na de klap. Ineens gooit iemand de deur van de conciërgewoning open. Roos schrikt op. Het is Joris Dekunst.
Hij zegt verward: “Er is iets gebeurd met madame, met een kogel. Bel de 100 en een dokter.”
Ivo Hennebert zit thuis TV te kijken, als de telefoon gaat. Frank is aan de lijn.
“Er is iets gebeurd met madame, met een kogel.”
Hij gebruikt de woorden van Joris Dekunst.
“Bel als de bliksem de dokter op,” roept Ivo.
Frank heeft het nummer niet bij de hand. Terwijl Roos het nummer zoekt, zegt Frank ineens: “Ze zal zeker al dood zijn.”
“Maar Frank toch!”
Frank haakt in en draait het nummer van de dokter. Ivo trekt zijn jas aan, rent naar buiten en springt op zijn fiets. Als hij de Doorniksesteenweg aan de Kattenberg oversteekt, ziet hij ze al komen: de MUG, een ziekenwagen en vlak daarachter de dokter. Hij laat ze voorrijden. De inrijpoort - een stenen boog, een ijzeren hek - is een probleem voor de grote reanimatiewagen. Hij komt er moeizaam doorheen.
Als Ivo Hennebert in de kamer komt, begint net de reanimatie. Sabine ligt naast het bed op de vloer, maar ze heeft duidelijk op het bed gelegen. Ze hebben haar blouse losgemaakt en uitgedaan. Ze draagt nog de donkergrijze pantalon waarmee ze 's morgens naar haar werk is vertrokken. Ze heeft zich niet omgekleed. De dokter zit er aan één kant op z'n knieën bij. Ivo Hennebert gaat aan de andere kant zitten. Dekunst bevindt zich ook in de kamer. Hij is redelijk kalm.
Er verschijnt een grafiek op het scherm van de monitor: eerst pieken en dalen, dan een min of meer stabiele horizontale lijn. De dokter schuift een ooglid open. De pupil staat wijd open, het oog is naar boven gericht.
Hartmassage. De eerste elektrische impuls. Het lichaam krijgt een hevige schok, de romp wordt even van de vloer getild. Daarop neemt Joris Dekunst zijn hoofd in zijn handen en prevelt onverstaanbare woorden. Hij lijkt wel hysterisch.
Sabine du Tertre is dood. De revolver ligt boven op de radiator van de verwarming.
Dekunst verlaat de kamer en loopt naar de trap. Ivo Hennebert merkt hoe hij trilt op zijn benen. Hij neemt hem bij de arm. Ze lopen samen de trap af. Dekunst kijkt hem aan.
“Ik heb mijn beste vriendin gedood.”
Hennebert kijkt hem op zijn beurt in de ogen. Vragend. Verbaasd.
“‘t Was een ongeluk”.
Ivo Hennebert gaat er niet op in, hoewel hij die woorden goed heeft verstaan. In de woonkamer gaan ze aan de tafel zitten.
“Waarom kon Dekunst daarstraks geen buitenlijn krijgen? Waarom moest hij eerst naar de conciërgerie lopen? Hij kwam hier zo vaak. Er staan twee telefoontoestellen in het huis. Eén in de kamer van Sabine.”
Een rijkswachter komt binnen en vraagt: “Waar is de betrokkene?”
Hennebert wijst naar Dekunst. De rijkswachter stelt hem enkele vragen volgens het boekje.

Er heerst een drukte van belang in de villa en in het conciërgehuis. Overal opgewonden mensen. Rumoer. Familie en vrienden worden telefonisch op de hoogte gebracht, maar niemand denkt eraan om Peter Deforge op te bellen.
“Peter,” schreeuwt Roos ineens, “we moeten meneer Deforge opbellen.”
Maar niemand weet waar hij uithangt. Rijkswachters lopen af en aan. Het parket is gearriveerd in de persoon van onderzoeksrechter Alain Mirbeau.
Later op de avond, omstreeks elf uur, in het conciërgehuis polst iemand naar de eerste bevindingen van wapendeskundige Yves Paelinck.
“Mogelijk een ongeval,” zegt hij.

Geen opmerkingen: