Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

7 december 2007

"Eindterm" (2002) - debuutroman Thierry Deleu - hoofdstuk 4

4

Pierre was drie jaar en Sabine een maand toen ze in Kortrijk kwamen wonen. In de jaren na de oorlog kregen de kinderen Nederlandse les van Leen Duyck. Zij was de dochter van de schouwburgdirecteur, lerares, overtuigd vrijzinnig, socialist en vrijgezel. Iedereen noemde haar dan ook juffrouw Duyck. Ze bracht Pierre en Sabine niet alleen Nederlands bij, ze hield ook hun Frans op peil. Bovendien leerde ze hun de Vlaamse literatuur kennen. Juffrouw Duyck kweet zich zes jaar lang van haar taak.

Hun huis was voor de meeste speelkameraadjes een sprookjeskasteel. Je kwam er via een prachtige hal in het salon met vleugelpiano en een zware antieke kast. Als Georgette Dardenne achter de piano ging zitten, bleven zij altijd staan luisteren. Het was alsof zij in een film waren terechtgekomen. Georgette Dardenne had mooie slanke vingers en ze lakte haar vingernagels.
Sabine en haar broer Pierre hadden alles, waar een kind maar van kon dromen, en toch deden ze heel gewoon. Met Sinterklaas bracht hun vader marsepein mee. Dat hoorde bij hun stand.
Vader Du Tertre woonde in Antwerpen. Hij kwam zijn kinderen regelmatig opzoeken. Dan gingen zij uit rijden in de wagen van Du Tertre, samen met hun vriendjes uit de buurt. Er waren nog niet zoveel auto's in die jaren na de oorlog. Vader Du Tertre reed meestal naar de speeltuin van “Moeder Siska” in Knokke. Daar trakteerde Du Tertre met krentenbrood en chocolademelk.
Georgette, hun moeder, was een zeer voorname dame die de beste relaties had met allerlei kunstenaars en welgestelde burgers. Maar ze was gauw uit haar lood geslagen. Ze werd heel nerveus en zelfs kwaad als de zaken niet liepen zoals zij het zich had voorgesteld. Michel Du Tertre, van zijn kant, was de rust zelf. Een lieve bedaagde heer.
Sabine was een lief kind dat graag behaagde en van mooie dingen hield.
Omdat Georgette Dardenne regelmatig naar concerten en theater ging, leerden Sabine en Pierre van kindsbeen af hun eigen boontjes te doppen. Ze kregen ook volop geestelijk voedsel. Er lagen stapels boeken in huis, er werd gemusiceerd en er werden interessante gesprekken gevoerd in verschillende talen. Nooit werd er over banale dingen gepraat bij de Dardennes.

Sabine liep school in het Kortrijks lyceum, de middelbare school waar zij de Grieks-Latijnse richting volgde. Zij was een opgewekt, spontaan en vriendelijk kind. Ze was buitengewoon welbespraakt. Haar schriftelijke examens verliepen echter niet altijd zoals haar omgeving het verwachtte. In cijfers uitgedrukt was ze zeker niet de beste van de klas. Ze was ook met alles en nog wat bezig buiten de school. Het inleveren van haar huistaak durfde ze gerust enkele dagen uitstellen. Ze kon zich dan heel handig uit de slag trekken: uiteindelijk was het toch niet zo verschrikkelijk belangrijk dat haar werk op die dag af was. Ze had een sympathieke nonchalance over zich. Nooit heeft ze zich doodgeblokt. En als ze weer eens haar les niet had geleerd, probeerde ze de leraars met praten voor zich te winnen. Ze hoefde nooit na te denken voor ze kon antwoorden. Het was haar niet aan te zien dat ze uit de Kortrijkse bourgeoisie voortkwam. Ze had van huis uit een enorme culturele bagage meegekregen, en ze was tweetalig opgevoed, maar ze keek nooit misprijzend neer op haar klasgenoten. Ze wilde wel dat het interessant was op school, en in die zin was ze veeleisend tegenover de andere leerlingen. Ze hield zich niet op met mensen die haar interesses niet deelden.
Op school wisten ze uiteraard dat haar ouders gescheiden waren, maar Sabine sprak daar niet over. “Het was toch een goeie klas, hé,” zei ze altijd toen ze een van hen tegen het lijf liep.
Eén van de meisjes werd later een bekende zangeres, maar daar deed Sabine ietsje denigrerend over. Ze liep niet hoog op met de Vlaamse zangers. Zij was klassiek geschoold. Het roodharige zangeresje zat ook niet zolang bij haar in de klas, zij kon die studie niet aan en moest naar de economische afdeling overstappen.

Op haar zeventiende jaar stortte Sabine du Tertre zich in het Kortrijkse verenigingsleven. Ze sloot aan bij de Humanistische Jongeren, de libertaire kunstkring “Atrium” en het Vermeylenfonds. Logisch, want het waren precies die verenigingen die bij voorkeur rekruteerden in de rijksmiddelbarescholen. Bovendien stond de vrijzinnigheid van de familie Dardenne buiten kijf, hoewel Sabine en haar broer Pierre gedurende hun hele humaniora godsdienst volgden. Was Georgette Dardenne nu gelovig of ongelovig? Ze wist het wellicht zelf niet. Maar Herwig Dardenne, de oom van Sabine en ook haar peter, was een prominent lid van de Kortrijkse vrijmetselaarsloge “Les Ours”.

Opvallend is dat Sabine in die tijd zoveel optrok met haar broer Pierre. Toch waren ze als kinderen meer dan eens slaags geraakt. Pierre vond dat Sabine hem altijd uitdaagde en provoceerde. Als adolescenten groeiden ze weer naar elkaar toe. Ze bezochten dezelfde T-dansants en ze waren lid van dezelfde verenigingen. Pierre ging twee jaar vroeger naar de universiteit dan Sabine. Hij studeerde geneeskunde aan de Gentse Rijksuniversiteit, maar hij stak een groot deel van zijn tijd in politieke discussies.
De jaren zestig kwamen eraan. Op de campus werd een aanloop genomen naar '68. Uiteraard probeerde Pierre ook in Kortrijk wat enthousiasme op te wekken voor het nieuwerwetse ideeëngoed. Hij stichtte een antifascistisch comité, maar de Zuid-West-Vlaamse provinciestad was daar blijkbaar niet rijp voor. Op een voordracht over apartheid in Zuid-Afrika zaten meer BOB-ers dan toeschouwers in de zaal. Hij slaagde er wel in een vredescomité op te richten dat een anti-atoommars door de straten in de buurt van het station wist te loodsen. Sabine was er altijd bij, ze was overal lid van, maar ze nam geen bestuursfuncties waar. Ze was, in tegenstelling tot haar broer, niet het type van de politieke activist die het voortouw neemt in de discussies. Ze was geen comitard. Sabine Du Tertre interesseerde zich eigenlijk meer voor de letteren.

@

Dichter en Menenaar Piet Tersmidse ontmoet haar voor het eerst op een poëzieavond van het Vermeylenfonds. Sabine en enkele medeleerlingen declameren moderne poëzie van de vijftigers: Gerrit Kouwenaar, Remco Campert, Lucebert, Claus en een paar gedichten van Tersmidse. Zijn eerste bundel is net uit.
In de pauze raken ze in gesprek. Piet vindt Sabine een aantrekkelijke verschijning. Zij heeft een mooie stem en haar rollende, Franse r is heel speciaal. Ze heeft bovendien lef. Ze maakt indruk. De dichter is 35, gehuwd, één kind, en leraar Nederlands.

Kort daarop treedt Piet Tersmidse samen met de dichter Paul Snoek en de barden Wannes van de Velde en John Lündstrom op in het Zeepreventorium van De Haan. Op uitnodiging van het Humanistisch Verbond. Sabine heeft thuis een aankondiging zien liggen en is erheen gegaan. Piet Tersmidse interpreteert haar aanwezigheid als een teken van belangstelling.
Het wordt een prettige avond. Er is veel volk komen opdagen en er heerst een aangename sfeer. Op de terugweg naar Menen vertelt Tersmidse aan Vansteen, met wie hij met de wagen naar De Haan is gereden, dat hij Sabine een lief en intelligent meisje vindt. Als meisje van achttien kan ze heel relevante dingen zeggen over literatuur. En ze steekt haar ideeën niet weg als er gereputeerde schrijvers bij zijn.
Tersmidse, Vansteen en Raepzaad dweilen zowat het halve land af met hun avondvullend literair programma. In de wagen komen Tersmidse en Vansteen op het idee om de avonden door Sabine te laten inleiden en aaneenpraten. Kwestie van de zaak wat levendiger te maken. Sabine voelt zich gevleid. Van dan af vergezelt ze het driemanschap op hun tocht langs Vlaanderens cultuurtempels. In die periode wordt Piet Tersmidse verliefd op Sabine Du Tertre. En zij op hem.

Ze omhelzen mekaar voor het eerst bij Tersmidse thuis. Hij woont in een nieuw rijhuis met twee verdiepingen op de plek waar zijn vader een “onbewoonbaar verklaard” pand heeft gesloopt. Zijn bureau bevindt zich beneden, aan de achterkant van het huis. Daar brengt Tersmidse de meeste tijd door. Ze hebben de hele avond gepraat over duizend-en-één dingen. Sabine zit in het eerste jaar rechten aan de Vrije Universiteit Brussel. Tersmidse geeft les aan de rijksmiddelbareschool van zijn stad. Via hem komt Sabine Du Tertre bij Amaryllis terecht.
Amaryllis werd in december 1962 opgericht door enkele gelijkgestemde Zuid-West-Vlamingen. Ze vonden dat in “Arm Vlaanderen” de moderne, eigentijdse kunst moest worden gepropageerd vanuit een universeel humane geest. Tot de kliek die Amaryllis boven de doopvont hield, behoorden, naast Vansteen en Tersmidse, onder meer ook de schilder Cello Raepzaad, de jonge musicoloog Hervé Cottigny (een nazaat van Henri Cottigny) en manusje-van-alles Pierre Defleur, een ingeweken Limburger uit Olen.
De Amaryllis-groep, pluralistisch qua samenstelling en ideeëngoed, organiseert met vrij groot succes literaire avonden en tentoonstellingen. De schrijvers Hugo De Keyser, Roger van Kluisbergen, Abel Vergooid, Rol Brugghe, Anita Vlieghe, de Antwerpenaar Guido Van ‘t Hof en de schilders André Lerouge, Jacques Verkinder en Rogier Vanopdenberg sluiten zich bij de redactie aan. Het is de tijd van de nouveau roman, de postexperimentele poëzie, de abstracte schilderkunst. Het lukt Tersmidse in de zomer van 1966 een tentoonstelling van Cello Raepzaad in het I.C. te Westende te laten inleiden door de administrateur-generaal van het departement Cultuur.

Sabine Du Tertre floreert in het Amaryllis-gezelschap. Met haar charme, haar jeugdige spontaneïteit en vooral haar verbaal talent is ze een graaggeziene gast in het atelier van Cello Raepzaad, de schilder, waar de vergaderingen van Amaryllis meestal plaatsvinden. Op de activiteiten citeert zij uit werk van binnen- en buitenlandse schrijvers. Daarbij is ze niet te verlegen om haar mening over alles en nog wat te kennen te geven.

Na afloop van een literaire avond of een vernissage gaan zij gewoonlijk nog ergens napraten. De onstuimige Nederlandse dichter, Peter Blindevink, die gekomen is op vraag van Huib Den Ouden, doet heel uitbundig. Het gezelschap zit te pintelieren in “Den Artiest” in Geluwe bij beeldhouwer John Crozant. Ineens haalt Blindevink een glazen ampul te voorschijn met een witte vloeistof erin.
“Even een krakertje nemen.”
Hij giet de vloeistof in zijn zakdoek en snuift eraan. Blindevink zit aan de geestverruimende middelen. Daarna roept hij heel luid, zodat iedereen in het café het kan horen: “Vannacht slaap ik met Sabine!” Blindevink brengt de nacht inderdaad in het huis van de Dardennes door. Het minste dat je kunt zeggen, is dat hij met Sabine onder één dak heeft geslapen. Op de canapé. In het gezelschap van de rottweiler.

De relatie tussen Sabine en Piet Tersmidse wordt met enige terughoudendheid door de Dardennes gevolgd. Tersmidse heeft een dochtertje. Geheel in de stijl van de burgerij wordt Tersmidse officieel door Georgette Dardenne geconvoceerd om de verhouding te bespreken. Zij zelf maakt geen probleem.
“Je bent hier welkom, maar ik weet niet wat mijn broer ervan zal vinden,” zegt ze aan Tersmidse.
Herwig Dardenne is de man naar wie de hele familie opkijkt en wiens oordeel wordt gevreesd. Dat hij behoorlijk rijk aan het worden is met de hypotheekbank “De Leye”, zal daar wel niet vreemd aan zijn.
Herwig Dardenne is bovendien de peter van Sabine, en die taak gaat hem - bij ontstentenis van vader Michel Du Tertre - zeer ter harte. Dardenne vindt het best, maar hij raadt Tersmidse wel aan schooldirecteur te worden. Tersmidse is op dat ogenblik intern pedagogische begeleider op zijn school. Maar dat is voor Dardenne geen grote referentie. Zeker niet als hij verneemt dat het gaat om vernieuwingen in het technisch en beroepsonderwijs.
“Voor het geval u er ooit over zou denken zich bij onze familie te voegen”, zegt Herwig Dardenne, “wil ik u nu al zeggen dat ik uw inkomen echt wel minimaal vind.”
Velen zouden dit aanmatigende taal hebben gevonden, maar Herwig Dardenne kan het zeer hoffelijk formuleren en Piet Tersmidse is het er in grote lijnen mee eens.
“Ik zie wat ik kan doen,” zegt Dardenne.
Eigenlijk geniet Piet reeds enige faam als letterkundige.
Het leeftijdsverschil tussen Sabine en Tersmidse – acht jaar – komt niet aan de orde. Daar worden ten huize Dardenne geen vragen over gesteld. Dat komt doordat ze er zelf alles vanaf weten: stamvader Carlos Dardenne was tien jaar ouder dan zijn vrouw Anna Byttebier, Michel Du Tertre is acht jaar ouder dan Georgette Dardenne en Herwig Dardenne is pas op zijn veertigste getrouwd met een vrouw die bijna twintig jaar jonger is.
Piet Tersmidse maakt zich daar ook geen zorgen over. Hij heeft trouwens het gevoel dat hij van Sabine nog veel kan leren. Van politiek bijvoorbeeld is zij beter op de hoogte dan hij. Als haar vader op bezoek komt, laat hij altijd wel een pak interessante Franse bladen en tijdschriften achter, zoals L'Express, Le Nouvel Observateur, of Le Monde.
Hij maakt zich wel zorgen over zijn dochtertje Valerie. Om de veertien dagen gaat hij haar ’s zondags halen en samen eten zij dan gebakjes. In de zomer trekt hij met haar naar de Westhoek, naar Beauvoorde, Vinkem, Houtem, naar de kleine dorpjes aan de Schreve. Valerie, pas vijf, geniet van die ritjes. Zij wijst hem de kapelletjes aan en de militaire kerkhoven. Dan vertelt Tersmidse van de grote oorlog en van de velden die onder water liepen. Valerie, die later persfotograaf zou worden, geeft tweeëntwintig jaar later een fotoboek uit over de Moeren, met gedichten van haar vader. Die twee hebben altijd een speciale band met elkaar gehad.

Na de zomer van 1962 laat Sabine du Tertre zich inschrijven aan de Vrije Universiteit Brussel. Zij kiest voor rechten én geschiedenis. Aan haar beslissing om rechten te gaan studeren gaat niet veel overleg aan vooraf. In die tijd wordt de faculteit rechten beschouwd als de beste vervolmaking voor iemand met literaire belangstelling.
Dat Sabine er meteen geschiedenis bijneemt, moet worden toegeschreven aan haar geldingsdrang. Ze wil zich ineens met iedereen meten. Ze lijkt plotseling behept met een tomeloze ambitie die ze binnen de kortste keren wil waarmaken. Alles willen meemaken, alles willen zijn. Maar ook uit onmacht: ze kan niet kiezen. Georgette Dardenne kon niet kiezen tussen haar man en haar familie. Michel du Tertre kon en wilde niet kiezen tussen zijn vrouw en zijn zus.
In die periode begint Sabine du Tertre zich tegenover iedereen te beklagen over haar vader. Ze heeft het gevoel dat ze door hem niet au sérieux wordt genomen. Hij vindt alleen haar broer belangrijk. Pierre wordt naar Antwerpen ontboden om met vader van gedachten te wisselen over allerlei ernstige kwesties. Haar broer wordt op zijn wenken bediend. Zij niet. Voor haar geldt het adagium “sois belle et tais-toi”, wees mooi en hou je mond. En zelfs over dat “mooi” heeft haar vader opmerkingen. Hij heeft haar altijd te rond gevonden.
Daarom wil Sabine dubbel zoveel presteren: om het op zijn minst even ver te schoppen als haar broer. En om haar vader een lesje te leren.
Piet Tersmidse wordt directeur. Hij schrijft gedichten; zij koestert eveneens een schrijversdroom. Haar eerste verhalen zijn doortrokken van een heel morbide sfeer. Het is niet altijd duidelijk waarover het precies gaat - ze houdt van vage, impressionistische situatieschetsen en van troebele scènes - maar er zit altijd dood en vervolging in. Piet Tersmidse begrijpt het niet altijd. Het verontrust hem zelfs dat Sabine, die vaak zo uitbundig is, zo'n soort verhalen schrijft.

Sabine du Tertre steunt de dichter Piet Tersmidse door dik en dun. Ze staat duidelijk aan zijn kant als zijn poëzie ter discussie komt, en ze prijst zijn werk bij haar vrienden aan. Tersmidse schrijft vooral erotische metaforenpoëzie.
“Als ik een gedicht van jou hoor, sla ik altijd mijn ogen neer.”
Of: “Die liefdesscènes zijn toch tussen jou en mij hé, Piet?”
Tersmidse zoent dan haar twee bange bruine ogen en zegt lachend: “Met jou of in mijn verbeelding.”
Ze is heel trots wanneer ze de bundel Val der Engelen mee naar de drukker mag brengen in Zingem.

Hij noemt haar Bolleke, of sporadisch ook “koortskapelletje”. Die laatste naam alludeert op de koortskapel in zijn geboortedorp, een restant van een cisterciënzerabdij voor nonnen. Ze organiseren samen de “Nacht van de Vrije Vogel” in het cultureel centrum van Waregem, waarvoor ze de dichters Guido Commère en Eduard van Antwerpen, de schilder Etienne Bryunseel en jazzmuzikant en beeldhouwer Ghijs Brecht uitnodigen. Ze lezen samen karrenvrachten poëzie en romans.
Zijzelf treedt al tijdens haar eerste jaar aan de universiteit in de voetsporen van haar broer Pierre: ze gooit zich in de politieke strijd. Wanneer de linkerzijde van de toenmalige socialisten zich min of meer groeperen en het blad Links uitgeven, schaart zij zich achter die nieuwe stroming. Er wordt over politiek gediscussieerd, vaak tot een gat in de nacht, want er zal weldra een nieuw Vlaanderen verrijzen. Een open, pluralistisch en verdraagzaam Vlaanderen. Sabine neemt met veel overgave deel aan de debatten. Ze is lid van de Humanistische Jongeren en van het vrijzinnige genootschap “De Kim”, maar ze maakt nergens deel uit van het bestuur. Zó ver gaat ze niet. Iets houdt haar tegen om er zich echt in onder te dompelen.
Piet Tersmidse heeft daar geen tijd voor, want hij is directeur geworden van een school in verval. Hij moet verschrikkelijk veel tijd steken in het sensibiliseren en motiveren van de leerkrachten en in het leggen van contacten met toeleverende basisscholen. Hij verschijnt dan ook op kaartwedstrijden, mosselsoupers, opendeurdagen en fancyfairs. Sabine vindt dit maar niets en noemt het denigrerend “sociale prostitutie”. Tussendoor wil hij nog lezen en schrijven.

Of haar engagement en haar bourgeois-afkomst wel met elkaar te verzoenen zijn? Daar maakt Sabine zich geen al te grote zorgen over. Ze staat er gewoon niet bij stil. Haar sociale bewogenheid is van pure intellectuele aard.
Ze is niet militant en gedraagt zich als een aristocrate. Dat Piet ’s zondags naar het voetbal gaat, vindt ze onbegrijpelijk. Ze kan er niet bij dat een dichter genoegen kan vinden in het voetbal. Dat is in haar ogen een deerniswekkende anomalie, en ze weigert dan ook consequent om hem te vergezellen.
Sabine is niet zo sportief. Alleen zwemmen doet ze veel en graag. Soms zwemt ze zo ver in zee dat ze helemaal uit het gezichtsveld verdwijnt. Haar omgeving vindt dit angstaanjagend, maar dat typeert haar: koketteren met het gevaar.

Met de studie wilde het wel vlotten. Sabine behaalde behoorlijke resultaten. Het was een krachttoer om te studeren en daarnaast nog met politiek en literatuur bezig te zijn. Als het erop aankwam, kon ze dag en nacht doorwerken, met een gedrevenheid waar buitenstaanders onwel van werden. Ze maakte handig gebruik van haar verbale talenten.
Zoals die keer dat ze examen moest afleggen over literatuurgeschiedenis. De cursus was volumineus, maar het kwam er vooral op aan veel gelezen te hebben. De avond vóór het examen klapte Sabine vrij vroeg de cursus dicht en ging TV kijken. Het toeval wilde dat die avond op BRT een reportage over Bertolt Brecht werd uitgezonden. De film gaf een biografische schets, een overzicht van zijn werk en de belangrijkste interpretaties ervan.
Toen Sabine zich ’s anderendaags aanmeldde voor het examen, was de eerste vraag die ze kreeg: :”Wat hebt u zoal gelezen, juffrouw?”
“O,” antwoordde Sabine, “een beetje van alles”, en ze somde schrijvers en titels op.
“Maar,” voegde ze eraan toe, “de figuur die mij momenteel het meest fascineert, professor, is Brecht.”
Daarop vertelde zij over de televisie-uitzending van de avond voordien.

Naarmate haar studies vorderen, gaat Sabine haar aandacht verdelen. Er is niet alleen Piet Tersmidse.
Op zekere dag kondigt zij aan dat ze voor een week met enkele medestudenten naar Parijs gaat om er archieven te raadplegen over Franse jurisprudentie. Ze spreken wel af dat Piet haar zal komen opzoeken. Wanneer Tersmidse zich de avond van de vierde dag in Parijs bij haar voegt, verneemt hij tot zijn grote ergernis dat zij een slippertje heeft gemaakt met een zekere Thiéry De Haan, een medestudent. Hij is in alle staten, voelt zich diep gekwetst, maakt een behoorlijke scène waar iedereen bij is en trapt het af.
Tersmidse doet geen moeite om de breuk te herstellen. Sabine heeft zoiets niet verwacht. Ze spreken nog een keer af in “Het Oud Konijntje”, maar het gesprek verloopt moeizaam. Sabine gelooft niet dat het kan: hun relatie verbreken en toch vrienden blijven.
Tersmidses besluit staat echter vast. In 1965 keert hij terug bij zijn vrouw. Voor Tersmidse is deze stap ook het voorlopige einde geweest van zijn literaire loopbaan. Hij blijft directeur, maar laat zich niet meer zien op literaire avonden of vernissages. In Rol Brugghe vindt hij een collega met wie hij geregeld gaat pintelieren. Hij verdrinkt gedurende vele jaren de cultuur en de herinneringen.

Geen opmerkingen: