Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

27 augustus 2007

Xavier Roelens, spookrijder of dichter?

Xavier Roelens is geboren in het grensdorpje Rekkem in 1976, maar woont in Gent. Van opleiding is hij germanist. Sedert april 2005 is hij “zelfstandige in bijberoep” voor zijn literaire activiteiten. Met Maarten De Pourq stelde hij de bloemlezing Op het oog. 21 dichters voor de 21ste eeuw (Uitgeverij P, 2005) samen. Hij was hoofdredacteur van het tijdschrift En er is en organiseert her en der poëziefestivals (Gent, Menen, Nijmegem). Gedichten van hem verschenen in diverse tijdschriften en e-zines. Bij uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, verscheen zijn debuutbundel, er is een spookrijder gesignaleerd.

Er is een spookrijder gesignaleerd is een goede bundel, ongetwijfeld. Gedichten in je eigen woorden samenvatten - dit is toch wat een recensent hoort te doen - is niet simpel. Poëzie laat zich niet gemakkelijk klissen en invriezen. Xavier Roelens is echter zo slim geweest om mij te helpen vanaf het openingsgedicht “starring varkensgekeel”.


starring varkensgekeel

Start het als een kantelende
vrachtwagen met verlies van varkens
die verspert en spreidt,

kaakt het zich welkom in een meisje
op de achterbank.

komt onrustig over, meisje
in haar kreukbare onderkomen,
met zoveel sterren aan het venster.

groet het aan het eind de bewaar- en andere engelen
van mij? of geeft het haar koning alsnog een kus?


In een paar regels gaat de dichter van varkens naar denkbeeldige (?) koning, van de chaos naar de hoop, die hij in vraag stelt. Een verzonnen verhaal? Ik weet het niet. De meeste gedichten in er is een spookrijder gesignaleerd lijken mij verzonnen. Of is voor de dichter “verzonnen” gelijk aan “verbeeld”? Ze houden de schijn op van orde en veiligheid maar tonen aan dat die niet eens bestaan. Bestaat de spookrijder? Is de spookrijder de verpersoonlijkte fantasie van de dichter? Wel vormt dit gedicht een intentieverklaring: de bundel zal gaan over een meisje en over een (al of niet) gelukkige ontknoping.

“Gekantelde vrachtwagens”, “varkens”, “weggesleepte auto’s”, “ramptoeristen” zijn niet direct erg poëtische “onderzoeksobjecten”. Behalve indien zij nodig zijn voor de opbouw van het (poëtisch) verhaal van de bundel. Of is het om de rauwe werkelijkheid te doen die steevast ingrijpt in het verhaal? Je krijgt de indruk dat de dichter nadrukkelijk poëzie wil maken en daardoor mist zij soms poëtische kracht. Anders gezegd: te veel “onderzoeksobjecten” maskeren soms het gebrek aan poëtische kracht.

En toch word je - als lezer en als recensent - ineens verrast door wat poëzie zou kunnen zijn. Het is een erg complexe bundel. Heeft de dichter hard nagedacht over wat hij wil schrijven? Naar vorm en lay-out te zien van gedicht en bundel, wel. Op de linkerbladzijde staan iedere keer onder elkaar twee titels en daarnaast, rechterpagina, onder elkaar twee gedichten en na ieder van beide staat een paginanummer. Of één bladzijde in de bundel zijn twee pagina’s. De bundel is hierdoor een “echte bundeling”: een minder toegepast maar efficiënt procédé om de context van gedicht en bundel te versterken. “De éénheid van poëzie is de bundel (zoals de roman ook zijn eenheid heeft)”, is een originele opvatting die ik nog eens in een essay wil toelichten.

Je moet het Xavier Roelens aangeven: hij heeft een visie op poëzie en hoe er moet worden gespeeld op het speelveld van de poëzie. Hij schrijft vanuit zijn eigenheid - dat doen dichters allemaal -, maar bij Roelens is de impact van het (spelende) gedicht op de speelplaats (van de poëzie) groter. Reminiscenties? Die zijn er bij iedereen: favoriete dichters, een boek, Lucebert, Oosterhoff, …

Soms krijg ik de indruk dat debutant Xavier Roelens nog te veel dichtertje speelt. Storen doet dit zelden, maar flauwe woordgrapjes en fletse zinnen moeten er in een volgende bundel uit, wil hij van “beloftevolle dichter” de status “geloofwaardige dichter” verkrijgen. Roelens fascineert, dat alvast!

Xavier Roelens getuigt met er is een spookrijder gesignaleerd dat de Vlaamse poëzie niet op sterven na dood is.
De man heeft lef, lol, avontuur, waardoor hij “het grijs glooiend laagland” van de Vlaamse poëzie overstijgt. Hij is voor mij echter nog te veel entertainer en te weinig “dichtende” schrijver. Zijn debuutbundel is een mooi toverboek geworden, dat is zeker, maar ik verwacht uit zijn toverstok bij een volgende optreden minder de spookrijder maar meer de dichter die zijn voorrang neemt. Ik verwacht poëzie die meer zingt en musiceert en minder trucs verkoopt, die (nog) meer fraaie regels bevat zoals in het gedicht “vingerafdrukken”:

bij zonsopgang oefent ze in breekbaarheid
in ongebruinde huid, het kortgerokte meisje
droomt aan het venster van weet niet wat
vingerafdrukken nalaat;

die bellenblaast en alarm slaat
en verdampt, die een spons
uitwringt en duimdikke ringen trekt;

ze ziet een venster maar een uitzicht
op aanvaardbaar hol;

ziet een vensterbank met een vingerplant.

Een huiveringwekkend mooi gedicht! Om dit van de poëzie in zijn debuutbundel te zeggen is het nog een beetje te vroeg.


Thierry Deleu

Xavier Roelens, er is een spookrijder gesignaleerd, uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2007, isbn 978 90 254 2334 6.

Geen opmerkingen: