Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

24 juli 2007

Voorstel tot wijiging van het decreet van 30 maart 1999

VOORSTEL TOT HERSCHRIJVEN VAN HET DECREET VAN 30 MAART 1999
HOUDENDE DE OPRICHTING VAN EEN VLAAMS FONDS VOOR DE LETTEREN

Art. 5 van Hoofdstuk II. De oprichting van een VFL zegt dat “Het VFL tot doel heeft de Nederlandstalige letteren … in de brede zin van het woord te ondersteunen en de sociaal-economische positie van auteurs … te verbeteren.”
Onder andere door de toekenning van subsidies? Ja, natuurlijk. Maar welke is de positie van de auteur als het decreet stelt
- dat productiesubsidies alleen door uitgevers kunnen worden aangevraagd en verkregen.
- dat stimuleringsbeurzen niet kunnen worden toegekend voor uitgaven “in eigen beheer”
Voor een gezond letterenbeleid staat het subsidie-instrument centraal. Maar er zijn voorwaarden: het VFL mag zich niet lenen tot het ondersteunen van enkel erkende uitgeverijen door het toekennen van welke subsidievorm ook. Zo verleggen zij het accent van de auteur (die hulpbehoevend is) naar de uitgeverij (die handel drijft en winst op het oog heeft). Niet de uitgever (tenzij die dezelfde persoon als de auteur) moet worden ondersteund maar de individuele auteur (waar en hoe hij ook uitgeeft, indien het professioneel gebeurt). Alleen het criterium “kwaliteit” is de objectieve norm!

Eén criterium:
“Indien u een boek schrijft of wilt schrijven (poëzie, roman, essay, biografie), dan kunt u in aanmerking komen voor subsidie van het VFL.”
Voorwaarden:
- toegankelijk voor een breed publiek en geschreven in de Nederlandse taal;
- gepubliceerd in boekvorm;
- verkrijgbaar in de boekhandel (de wijze waarop is niet relevant);
- in een redelijke oplage.

Als auteur hebben wij recht op subsidie. Deze vorm van “uitkering” mag niet afhankelijk worden gesteld van het loon, het leefloon of een andere bijstandsuitkering. Het zou redelijk zijn indien hulpbehoevende auteurs ook een uitkering kregen op grond van werk en inkomen, maar dit is nu niet aan de orde.

Indien het nieuwe decreet zou stellen dat het de auteur is die moet worden ondersteund en niet de uitgever, dan pas zou de decreetgever zich een aureool van rechtvaardigheid kunnen opeisen.
Natuurlijk moet het decreet ook de uitgever helpen, zoals de overheid andere bedrijven in nood helpt. Niemand zal dit betwisten. Maar mijn punt is: niet uitsluitend en met het accent op de auteur!

De vraag luidt niet: “Is het echt wel de taak van de overheid om schrijvend Vlaanderen financieel te helpen?”. Natuurlijk, maar: “Moet de hulpbehoevende auteur niet eerst en méér worden geholpen?” en “Is deze hulp niet groter of kleiner naargelang van zijn hulpbehoevendheid?” In deze vraagstelling zit terecht een vingerwijzing naar de grote bedragen voor “grote” auteurs, de kleine bedragen (indien ze bij een erkende uitgever onderdak vonden) voor de “kleine” auteurs en de non-subsidiëring voor de auteurs die geen uitgeverij vonden en toch aan de kwaliteitseis voldoen. Literatuur beoordelen is geen sinecure. Heeft het niet alles met smaak te maken? Wie is een goede auteur? Wat is goede literatuur? Het grote probleem blijft dat 90% van de auteurs zich in een grijze zone bevinden. Hoe verklaar je anders dat auteurs na hun dood worden opgehemeld, die tijdens hun leven aan het kruis werden genageld of niet eens aan de bak kwamen (bij het VFL)?

Dit is het gehele probleem in een notendop! De overheid heeft de dekselse plicht de auteurs te promoten. Wat als er helemaal geen boeken meer verschijnen en de cultuur, zoals de dino’s vroeger, spoorloos verdwijnt?

Wat is het resultaat van deze foute subsidiëringpolitiek?
Auteurs zoeken ijverig (en soms vergeefs) naar media-impact en sponsoring, nemen ijverig deel aan wedstrijden, creëren een eigen uitgeverij, storten zich vol overgave op het nieuwe fenomeen “print-on-demand”, stampen e-zines uit de grond, prostitueren zich. Maar blijven gefrustreerd toekijken hoe de grote uitgevers, met in hun zog de grote auteurs, de VFL-koe leegmelken.

Deze toestanden hebben niets met “kwaliteit” te maken of met “gebrek aan kwaliteit”. Literatuur moet zich niet verstoppen achter intellectueel struikgewas. Af en toe moet er grondig worden gesnoeid, maar zoals de subsidiëring nu werkt, hebben de “kleine” auteurs zelfs geen recht op een snoeibeurt. Zij worden niet au sérieux genomen door de overheid, hun kwaliteit wordt niet eens gemeten, hun groeiproces wordt niet eens begeleid.

Het VFL bestaat voor 95% uit professoren en assistenten van professoren en hun vrienden. Kun je van deze mensen een redelijkheidsprincipe verwachten? Of zijn ze geneigd aan elitevorming te doen? Of hebben ze geen voeling met de “werkvloer”? Auteurs moet je in het VFL zoeken let een vergrootglas.

Dezelfde problematiek stel je vast in de subsidiëring van tijdschriften? Sedert 1989 zijn er een kleine 20 verdwenen. Als gevolg van het subsidiebeleid van het VFL, waarbij vooral andere belangen speelden dan zuiver literaire en kwalitatieve. Tijdschriften hadden “geen profiel, te weinig kwaliteit, geen schrijvers genoeg uit de eerste linie”. “Schrijvers uit de eerste linie”? Wie zijn dat? Ja, die!

Een randbemerking is hier wel op zijn plaats. De tijdschriften zijn blijkbaar geen ladder meer om hoger te komen in het wereldje van de literatuur. Met andere woorden: ze zijn geen onontbeerlijke schakel meer in de ketting van het literaire bedrijf. Het probleem is echter dat de literaire tijdschriften niet meer worden gelezen. (Lees: nog minder worden gelezen dan vroeger!) En wie zijn weer de dupe? De “kleine” auteurs, de “kleine” uitgeverijen. Kranten hebben in hun bijlagen deze taak overgenomen? Larie, wie komen er aan bod, denk je? Gelukkig zijn er nog redacteuren voor wie tijdschriften maken een ziekte is, een obsessie.

Wat is het VFL van plan? Bibliotheken overtuigen van de noodzaak om een abonnement te nemen(en nu komt het) op de door het VFL gesubsidieerde literaire tijdschriften.

Samengevat: in mijn artikels over “Malaise in de Vlaamse letterkundige wereld?” en “Grote en kleine auteurs” heb ik geklopt op dezelfde nagel. Ik kan het probleem niet oplossen. Wie kan het beter dan de auteur zelf, de uitgever, de redacteurs, de overheid, de adviseurs, in een aantal rondetafelgesprekken zoals informateur Reynders nu doet om een haast onmogelijke regering te vormen met tegengestelde ideeën en belangengroepen.


Thierry Deleu

Geen opmerkingen: