Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

26 juni 2007

"Heibelse" revival - jeugdsentiment en nooddruft!

Ik heb het nummer 2 van de 12de jaargang van “Heibel”, het blad zonder blad voor de mond, onafhankelijk literair, kritisch, satirisch, polemisch, in één ruk uitgelezen.
Ik voelde mij in die ene ruk veertig jaar jonger. Lionel Deflo en ik hadden net “Kreatief” opgericht (eigenlijk kwam het idee van mij) en we waren die dagen echte fans van “Heibel”. Ik misschien nog iets meer dan Lionel. Hij was ook ernstiger dan ik, of beter: hij kon minder goed relativeren. In die dagen vormden wij in West-Vlaanderen een tandem, zoals Depeuter en Hannelore in de Antwerpse Kempen. Deflo-Deleu duurde slechts een paar jaar. We gingen niet uiteen in ruzie, wel met grote schulden, maar omdat ik van de Antwerpse uitgeverij De Sikkel als jonge leerkracht Nederlands de kans kreeg om een paar taalboeken te schrijven (maken) voor jongens en meisjes uit het beroepsonderwijs. Ik nam die opdracht toen zo “plichtsbewust” aan dat ik niet eens heb geprobeerd om toch “Kreatief” te blijven redigeren. Dom van mij. Sorry, Lionel. Hoewel hij op zijn eentje van “Kreatief” een toonaangevend tijdschrift maakte.

“Heibel” had de carrure van een rebel, een freespeaker, een blad dat geen blad voor de mond hield. Rechts? Rechts progressief of links conservatief, zoiets. Hannelore had niet veel lovende woorden voor mijn eerste gedichten - hij noemde mij een epigoon van Johan Daisne -, maar omdat ik daar niet van overtuigd was, nam ik het hem niet kwalijk. De gestencilde “Heibel” leek wel een vervolg op de revolutie van de gestencilde tijdschriften uit de tijd daarnet voor. “Kreatief “ was echter mooi gedrukt, met kleur. Lionel was voor “orde en netheid”. Zo heb ik hem ook op school gekend. We zaten samen in het zesde leerjaar van de gemeentelijke school voor jongens. Hij was de primus en ik de eeuwige tweede, beiden lid van “Het Volkske” en resp. voorzitter en ondervoorzitter van “De Klauwaards”.

“Heibel” schopte soms wild om zich heen. Het viel mij echter op dat het vooral de “andersdenkenden” waren die het moesten ontgelden. Zij die anders dachten en er ook naar leefden. Gelukkig was er de derde man, Walter van den Broeck, die zich “linkser” opstelde en minder satire gebruikte om zijn achterban te beschermen. Wat ik nu schrijf, dacht ik toen. Nu weet ik beter, Robin en Frans waren de Robin Hoods van Vlaanderen die opkwamen voor integriteit en het bewaren van “de kroon”. “De kroon” van de stabiliteit, de deugdelijkheid, de authenticiteit.

Wij zijn generatiegenoten. In 1965 hadden wij geen grijze haren en we probeerden ernstig te poseren voor de fotograaf. Nu zijn we (een beetje) vergrijsd en lachen graag ons vals gebit bloot. De tijd heeft ons gelouterd en nu doen wij nog maar eens die goeie oude tijd over. Met dezelfde wapens, hetzelfde formaat, dezelfde soberheid, maar ook met evenveel sarcasme, ironie, bijtende kritiek, ridiculisering. En ook nu sporen zij plagiaat op en decadentie in levenswandel en geschriften.

Het “geval” Reve kreeg mijns inziens te veel plaats. Maar goed, het is een schoolvoorbeeld van perceptie. “Grote” jongens mag je niet afvallig zijn. Wat ze ook uitspoken en waar ze ook voor staan, het blijven “grote” schrijvers. De mens achter de schrijver is niet zo belangrijk, ook niet wat hij schrijft, maar vooral - en soms uitsluitend - hoe hij schrijft en met welke kwaliteit. Ik ben het eens met de redactie: ook een schrijver moet een eerbare man of vrouw zijn. Of het op zijn minst worden (tweede kans). De schrijver heeft een voorbeeldfunctie in onze maatschappij. Hij moet de vinger op de wonde(n) durven leggen, hij moet via “literaire” bewoording onrecht, hypocrisie, verdrukking aan de kaak stellen. Onze gezagsdragers (wat een wrevelig woord) moeten geen “zondaars” de hemel in prijzen, omdat ze goed schrijven. Is dit een rechts standpunt? Kan het aanleiding geven tot ontoelaatbare censuur en verwijdering? Moet Reve in een leerboek voor secundair onderwijs worden opgenomen en besproken? Zijn er geen andere schrijvers die even goed schrijven en waar niets is op aan te merken? Opgelet, dit is geen oproep tot een terugkeer naar de censuur, de “geestelijke leiders” die uitmaakten wat gezond was en niet gezond (denk aan onze collegetijd). Neen, een drol met een strikje er rond blijft een drol!

Met “Heibel” en “Kreatief” heb ik de jaren ’60 rondgemaakt. En ik kon het niet laten: in 1971 stichtte ik “Boulevard”, dat nooit het niveau zou bereiken van mijn twee voorbeelden. Verdienstelijk, dat wel. “Boulevard” werd het tijdschrift van de “vrijzinnigen”. Ik noemde ze de “humanisten”, want ik ben allergisch voor structuren en instituten (tenzij ze ludiek zijn). Ik werd bevriend met Walter Debrock, de toenmalige administrateur-generaal van het departement Cultuur. En dat bracht mij geen windeieren op. “Boulevard” werd gesubsidieerd via afname van een 100-tal nummers. Ik kreeg ook een paar keer een werkbeurs van 50.000 fr. Nu worden de schrijvers door het VFL gediscrimineerd en gedecimeerd en worden de tijdschriften monddood gemaakt bij gebrek aan financiële middelen. De VFL kiest de zijde van de (rijke) uitgevers.

De tijd van “Boulevard” (1970-1980) en de uitgeverij “Het Schaap” (1981-1987) was een leuke periode. Ik kon op veel goodwill rekenen en op de steun van schrijvers en beeldende kunstenaars, onder wie Marcel Coolsaet, Guy van Hoof, Frans van Steenkiste, Peter Blommé, Leo Madelein.

Ook nu weer klaagt “Heibel” in zijn nummer 2 van de 12de jaargang (nummer 5 van de nieuwe reeks) mistoestanden aan: de lichtzinnigheid, partijdigheid en kortzichtigheid (vandaar de uitreiking van de Nestor), de monopolisering van professor Hugo Brems, de merchandising van Carlos van Baelen, de oversubsidiëring van Leonard Nolens, de verloedering van het VFL, de familiecratie in de politiek, de Vlaamse open-en-blootcultuur, het plagiaat dat nooit ver weg is.

Ik voelde mij weer veertig jaar jonger toen ik “Heibel” in mijn bus vond. “Heibel” maakte graag heibel, was niet zuinig op zijn woorden, formuleerde vrank en vrij op- en aanmerkingen, maakte vijanden en trouwe vrienden. “Heibel” zag je graag of je verfoeide het blad van die “achterlijke” Limburgers. Of waren die gasten Antwerpenaren. Grensgevallen?

Het is een goede zaak voor de literatuur dat de “Heibelmakers” weer zijn opgestaan. Ik kijk al uit naar hun volgende nummer, met een grondig onderzoek naar de relatie man-van-woorden/man-van-daden van Gerard Walschap. De keuze van Walschap is geen toeval? Ik zou graag meewerken aan “hun project”.


Thierry Deleu

Heibel”, onafhankelijk literair tijdschrift, 12de jaargang, nummer 2 (nummer 5 van de nieuwe reeks) - Frans Depeuter, De Heikens 29, 2250 Olen (depeuter.frans@telenet.be)
Losse nummers: 10 euro.
Abonnement (3 nummers): 24 euro.
Te betalen op 979-3986331-24.

Geen opmerkingen: