Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

28 juni 2007

De poëzie van Frans Depeuter? Daar stroomt zijn hartslagader door!

De poëzie van Frans Depeuter (1937) heeft mij niet verrast, - ik ken zijn dichtkunst al decennia -, maar hij is als dichter gegroeid, ik bedoel: zijn poëzie heeft gewonnen aan puurheid, aan autonomie, aan stabiliteit. De gedichten in Landschap met duif zijn af, ze staan er, ze hebben geen interactie nodig, geen comfort, geen decorum, alleen een scène die de dichter bovendien zelf optimmert. De dichter heeft geen plankenkoorts, hij is overtuigd, niet arrogant, maar zelfbewust.

Depeuter gelooft in poëzie, dit merk je. Hij schrijft over de liefde, over liefde en haat, over vreugde en pijn, over hoop en angst, over dingen die voorbij zijn, over het verlies van wat hij niet kwijtraakt. Hij anticipeert met schoonheid die hij puurt uit pijn, met troost bij onvolmaaktheid. Zijn behoefte aan troost lijkt onverzadigbaar. Hij schaamt zich niet voor zijn gevoelens.

Depeuter schrijft ook proza en toneel, maar poëzie “daar stroomt zijn hartslagader door”. “Proza mag, poëzie moet!” roept hij uit. Poëzie is geconcentreerde taalessence.

Hij schrijft weinig vernieuwende poëzie, maar dit is geen negatieve kritiek. Zijn poëzie komt spontaan en associatief over. Hij rebelleert in de taal, zijn gedichten verrassen door hun woordverband en beeldcombinaties, die corresponderen met de exploratie van het innerlijke. De beelden gaan het gedicht zelf binnen om een autonoom leven te leiden.
Bij Depeuter is een duidelijke opleving van traditionele versvormen waar te nemen. Hij onderzoekt de relatie tussen het woord en de werkelijkheid. Hij beschikt over een virtuoze vormbeheersing en bouwt zijn gedichten zorgvuldig op. Hij schuwt het hermetisme.

Frans Depeuter gaat zijn eigen weg. Hij heeft zin voor klassieke schoonheid, - hij is echter geen maniërist, - zijn poëzie gaat diep en treft de lezer door haar zin voor symboliek. Als dichter legt hij een lange weg af op zoek naar zijn eigen identiteit, rond thema’s zoals liefde en dood. Hij vertoont een neiging tot introspectie, tot nadenken. Zijn poëzie kreeg met de jaren een grotere verstaanbaarheid.

Lezer, volgens smaak, perceptie en voorkeur, sommige gedichten uit Landschap met duif zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige zullen jou verrassen of bekoren, maar zij komen van een begenadigde dichter, dit is zeker. Schrijven is ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, is afrekenen, is afreageren. Schrijven is ook een nieuwe werkelijkheid creëren waar het goed vertoeven is, schrijven taboes doorbreken. Dit alles vind je in de poëzie van Frans Depeuter.

Hij draagt Landschap met duif op aan zijn moeder, aan zijn vader, aan beiden. Hij doet dit in stijl, met gevoel, zonder gevoelerigheid, hij graaft diep, maar blijft helder in zijn betoog, hij toont wat liefde is en tot wat zij niet mag worden. Hij schrijft “echte” poëzie, zijn gedichten lijden niet aan postmodernisme of intellectualisme. De dichter verheft zich niet boven de lezer, maar verklaart altijd helder wat hij bedoelt. Zijn poëzie is een ontmoeting met de hele mens: de ratio én het gevoel. In zijn gedichten hoor je het bloed bonzen, adem je in en uit met al je zintuigen, lichaamswarmte die je ruikt, proeft. Kortom: Depeuter schrijft “menselijke” poëzie.

Zijn gedichten hebben body en boeket. Landschap met duif doet in niets terugdenken aan zijn vorige bundels: hij “verliteratuurt” niet langer, hij evolueerde naar een directe verstaanbaarheid. Zijn bundel is klassiek opgebouwd, zowel qua vorm als qua inhoud.

In de gedichten voor zijn moeder, “Een moeder rijdt op je rug te paard”, spreekt hij haar zacht toe, hij fluistert, en toch is zijn toon resonant genoeg om boven de stilte, die beiden verbindt (of is het scheidt?), uit te stijgen. Zoals iedereen beseft hij dat hij, haar kind, fouten heeft gemaakt, dat hij zijn moeder niet voldoende heeft liefgehad, dat hij weinig moeite heeft gedaan om haar te begrijpen en te appreciëren. "…: ik ben mijn dorst en wortels kwijt,” zegt hij in het gedicht “Driemaal ben ik uit haar geboren”.

… Al wat ze mij geleerd had,
heb ik als schroot verdaan…

(p. 10)

Nu is zijn moeder dement. De dichter beseft dat hij nu niet meer kan ophalen wat hij toen heeft nagelaten: haar de liefde geven waar zij recht op had, en dit kwelt hem.

Maar nu is zij ineengekrompen,
zij stapelt woorden op elkaar
die geen kant of wal meer raken.

(p. 11)

Wanneer zij zo goed als dood (is), in woord en daad en wanneer het avond wordt, zij overlijdt, blijft haar stem narollen/als een dobbelsteen. De dichter probeert de afstand nog te peilen. Hij kan haar niet begraven:

Maar ofschoon bij wet doodverklaard,
bleef zij aan mijn tongriem kleven.

Een ook nu nog. Ook nu raak ik haar niet
kwijt: zolang er dood is, is er leven.

(p. 15)

In de gedichten voor zijn vader, “Zoals een stroom zijn stenen, draagt”, is de dichter minder teder, zijn woorden klinken hard, alsof hij “de mens, zijn vader” dissecteert, maar hij is week van binnen, de lauwe angst die in mijn aders wroet. Hij vindt een som van onvolkomenheden.

"Die morgen toen, hij sliep in" is één van de mooiste vadergedichten over dood die ik heb gelezen. Gaaf, niet kneuterig sentimenteel, met herkenbare beelden, waarin alle zintuigen en prikkels (zien, horen, ruiken, smaken, voelen) hun plaats krijgen. Wat het gedicht echter zo gaaf maakt, is de wijze waarop de dichter het zesde zintuig - die van het bovennatuurlijke – verwoordt en activeert.

Die morgen toen, hij sliep in ’t zesde huis
van stilte, zijn adem was zo wit als ‘t licht
dat aan de blinden trilde, op zijn gezicht
lag al wat stof, wat as, wat zilvergruis.

En zie, plots hoorde ik een zacht geruis,
zoals van vleugels die opengaan en dicht:
hij beefde en verstijfde in elk gewricht
toen hij de heer herkende van het laatste huis.

Zo lag hij daar, met in zijn mond een roos
van angst, totdat hij zag hoe transparant
de wereld werd, hoe klaar en schaduwloos
de vormen. Toen werd zijn bed een stroom
van zand, hij gleed uit schors en huid,
en bereikte ademloos de verre overkant.

(p. 24)

De dichter kan de dood van zijn vader niet plaatsen, het rouwproces blijft duren, maanden zijn alweer voorbij en toch dringt hij terug in mijn structuur. Hij draagt zijn vader mee zoals een steen zijn etter. Tot hij uit lijfbehoud hem voor altijd bant:

“Het moet gedaan zijn, man, ik wil u kwijt.
Ik dood u nu voorgoed. Ik maak u af!”

(p. 31)

In het laatste deel van de bundel, “Het huis met vijf ankers” draagt hij gedichten op aan zijn ouders. Het zijn gedichten vol van herinneringen, - de dichter wordt er bij wijlen melancholisch van, -: het kruis in de huiskamer waar alles gebeurde, het bed waar zij de liefde bedreven, de kamer der verborgenheden, de voorkamer waar feest gevierd, de oorlog daarbuiten, en de zolder, de lome bolster, de wieg, de wan, het uitgedorste koren, de schaapswol, het zeildoek, de weegschaal. Zijn ouders leefden naar de orde der seizoenen.

In het sluitgedicht stelt de dichter vast dat één zomer voorbij is. Het huis, met groene deuren, witte luiken, is geen stoel meer bezet, geen schim te bespeuren.

Landschap met duif bevat mooie, aangrijpende gedichten die je pakken, die je ontroeren, door hun eenvoud, hun eerlijkheid, compleetheid. Het is poëzie die niet van franjes leeft of van vergezochte vergelijkingen of beelden. De gedichten zijn krachtig verwoord, de woorden zijn geteld, in hun waarde gelaten, de gevoelens zijn niet geveinsd. Frans Depeuter was een goede dichter, nu is hij een meesterdichter.


Thierry Deleu

Frans Depeuter, Landschap met duif, zuid & noord, Beringen, 2007, ISBN 90 568407 89.

Geen opmerkingen: