Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

28 juni 2007

Gedichten Ruud Poppelaars

de vonk

bezie het water
rond dit eilandoog
de dode zee
het zout dat bijt
het oog dat drijft

een koffiebranderij
dit oog brandt
bezie de vlammen
ik zag de vonk
de vonk bewoog

het is de vonk
wit en snel
van oog naar oog
hij is de heerser
over de archipel

danke Hildegard Knef!

“laß mich bei dir sein,
so nah bei dir sein”

laat me het geschilderd medaillon zijn
dat je borst hoort kloppen
de fijne V van je uitgesneden hals

schuif je zwarte ogen uit
verstop me in je diepe grotten
giet me in als een fossiel
van al het valse licht vergeten

en verhaal me dan opnieuw
over zon, maan; de planeten
ik zal olie zijn op je stem
nu ik geen barst meer zie

de dorst

luchtfoto zonder lucht
afgelegen gedicht van zand
kamelenzand, geslepen steen
eenzaam gemalen door de tijd
de tijd als taal
de tijd als golf
de tijd als moment

het moment van deze antiloop
de Oryx
een machine van bloed
twee botten op de kop
een landbouwwerktuig

daarachter een spoor van dorst
van ploegen en ploeteren
en toch strak omhoog kijken
nooit een mens gezien
nu die grote vogel door de lucht

alsof ik daar sta
klaarwakker, rechtop in bed
door jou gekust
met het mes op de keel

wat wil een mens

wat wil een mens meer zijn dan gedragen taal
uitgesproken zo licht als een veer
of gezongen als een lied dat trappen klimt
met elke trede dichter naar de kantelen
een korte aanloop en dan die sprong

het mooiste lied van wiegendood

nu onze woorden niet meer vlinderen
in rood en wit
maar behoedzaam kruipen als spinnen
in een web waar levende mummies
gebalsemd hangen,

laat ons dan een laatste angst
de vleugels af te breken en te leggen
als een deken van rode rozen en witte seringen
en laat ons zingen

aan de Godin uit de Zee

we nemen de macht meteen over
jij met je twee witte tijgers aan de hand

voeder maken we van alle staatsputa’s en castraten
de senaat verzuip ik eigenhandig in een bad vol rozenblaadjes

wat er aan man en mens is overgebleven, trekt de heilige toga aan
jij krijgt je witte toren en zij zullen die bouwen omwille van de liefde
die toren zal voor eeuwig Petrus&Pilatus in de weg staan

de mens het wordt een konijn, een ezel én een edel paard
jouw woorden zijn het witte zwaard
mij zal men verafschuwen en liefst vergeten, maar jou zullen ze vragen
niet voor niets was jij de enige die me kon behagen
het zal weten dat jij het ware beeld van Aphrodite uit Fenicië bent

laten we daarom panoramisch zijn
met onze blote billen breed door de golven breken
laat ons Atlantisch worden tot aan de Middellandse Zee
met een vloeibare stem
pas opduiken toen Rome opnieuw werd gesticht

Ruud Poppelaars

Geen opmerkingen: