Een meester van onze tijd: BERT PRINS
'Als kunstenaars hun werk meer zouden uitleggen,
zouden de mensen meer van kunst gaan houden.'
Dat zegt iemand in de satirische roman Ontbijt
voor kampioenen, van de Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut. Het gaat
om het schilderij met als titel De verzoeking van de heilige Antonius, en de
schilder, ene Rabo Karabekian heeft zich verdedigd tegen de controverse die zijn
werk opriep. Het origineel was zes meter breed en vier meter tachtig hoog. Het
doek was in één kleur groen geschilderd en links liep een verticale streep van
lichtgevend, reflecterend oranje plakband. Een Kunstcentrum had het voor
schandalig veel geld aangekocht. Iedereen was verontwaardigd. Maar de kunstenaar
geeft er een iets of wat diepzinnige verklaring voor en toen begreep iedereen
het, of deed tenminste alsof, en de vijandigheid nam af. De mensen hadden het
zogezegd begrepen, maar Vonnegut deelt de lezer zijn mening mee: 'Ik vond
dat Karabekian met zijn zinloze schilderijen handjeplak met miljonairs speelde
om arme mensen het gevoel te geven dat ze stom waren.'
De schilderijen van Bert Prins hebben geen verdediging
nodig en hij hoeft ons geen gewichtige uitleg te geven: zijn werk is helder,
direct, herkenbaar en eerlijk. Maar wat achtergrondinformatie kan geen kwaad
teneinde de kunstenaar en zijn oeuvre beter te kunnen situeren in het huidige
kunstgebeuren. Zijn recente expositie in de Galerie Ludwig Trossaert,
Museumstraat 29 in Antwerpen kreeg de titel Belgian Pop - Art
II mee (5 oktober-27 oktober 2012).
Wat is er nu zo bijzonder aan zijn
schilderijen ?
Bert Prins werd nu al voor de derde maal door Ludwig
Trossaert utgenodigd, wat betekent dat deze galeriehouder die zich toespitst op
hedendaagse kunst in zijn werk gelooft en investeert. Drie jaar na mekaar zelfs! In 2010 was er de eerste tentoonstelling met Pop -
Art; Vorig jaar volgde een tentoonstelling met één bepaald thema en
een andere titel, namelijk Love for sale, en dit jaar neemt
hij de draad weer op en sluit zijn expo aan bij de eerste. Prins hield daarvoor
al exposities, in groep en individueel, maar het komt mij voor dat dit allemaal
geleidelijk gebeurde, rustig en zonder overhaasting.
Werk van hem was vanaf 1987 individueel te zien in o.a.
Hof de Bist, Ekeren (1992), Gal.Arte Falcon, Antwerpen (2004) en het Cultureel
Centrum Bouckenborgh, Merksem (2006), al bij al een negental tentoonstellingen
in een kleine twintig jaar tijd. Nu drie opeenvolgende jaren een grote expo bij
Ludwig Trossaert. Stevig onderbouwd en telkens begeleid door een prachtig boek
vol uitstekende afbeeldingen. De voorbije drie jaren hebben Bert Prins (1951) in
een stroomversnelling gebracht, of misschien wel geduwd, want de tijd ging ook
een woordje meespreken.
De tijd die iemand dwingt méér naar buiten te treden, de
confrontatie aan te gaan. Prins is niet echt als een pijl uit een bood het
artistieke firmament ingeschoten, maar het voordeel van iemand die iets later
op gang komt is, dat wanneer hij eenmaal gelanceerd is en op volle toeren
draait, er geen houden meer aan is omdat hij beseft dat de beste jaren op dit
eigenste moment worden beleefd en zelfs in de toekomst liggen. Een belangrijk
kenmerk van zijn oeuvre vind ik de jeugdigheid ervan, de jeugdige uitstraling.
Twee jaar geleden kende ik Prins nog niet persoonlijk, maar de verwijzing naar
Pop Art bleef me niet alleen bij, ik schatte de kunstenaar in als nog vrij jong,
met lef en durf.
Pop Art doet mij altijd denken aan vitaliteit en
levendigheid, vernieuwing, ontdekking, het plezier om er te zijn. Aan die
elementen is er in zijn schilderijen hoegenaamd geen gebrek; het drukt de
ontdekking uit dat de dagelijkse realiteit iets moois en esthetisch inhoudt, iets
om ons over te verbazen, telkens opnieuw en alle dagen opnieuw. Wellicht als een
remedie tegen of een tegengif voor de dagelijkse portie verbijsterend en
ontluisterend nieuws dat ons teistert. Van verschrikking of rampen is bij Prins
niets te merken.
Op de uitnodiging voor de expositie staat vooran een afbeelding
van zijn Boys and their toys '2012). Voorbijzoevende en
-schuivende botsautootjes op de kermis, en aan de binnenzijde staan de op- en
neergaande houten paarden van de paardjesmolen, The wild bunch
(2011), een en al beweging, feestelijkheid, jeugdigheid en plezier. Aan
de achterzijde van de kaart staat dan wellicht heel eventjes de achterkant van
die medaille, geen Belgian Pop Art zonder regen op z'n Belgisch, en daar zien
we zijn After the rain (2011): een
figuur wordt gereflecteerd in de plassen die werden gevormd en dat kan een
passant zijn of - wie weet - de kunstenaar zelf die met een zekere nostalgie heeft
omgekeken of teruggekeken naar vroeger, naar de ongereptheid van een tijd toen
alles nog mogelijk was.
Maar Bert Prins kijkt voornamelijk om zich heen, doet
indruk na indruk op en verwerkt die, vertaalt die naar ons toe in harmonie,
ritme, beweging, licht, reflectie. Reflectie en weerspiegeling vinden we in vele
werken terug, nu onder meer in de twee doeken Lightscape 1 en
Lightscape 2, allebei recent van 2012: strepen licht,
lichtbaken die door smalle openingen binnenvallen als door een zonnescherm voor
het raam. Twee werken die de abstractie naderen, of het al zijn want waar trek
je de lijn ? Ook zijn Balletscape 3 heeft alles van een
abstract doek, alleen wanneer we beter kijken, van dichtbij, of de afbeelding
bestuderen komt naar voren dat er een figuratieve basis aanwezig is, als een
stuk uit een foto die werd uitvergroot en waardoor enkel details waarneembaar
zijn, fragmenten, onderdelen van een groter geheel.
Een beeld van kinderen aan het strand ziet er onschuldig
uit, een en al vrolijkheid en onbezorgde vakantie, maar er loopt in
zijn vroegere werk ook een Killer rond, een bokser,
muzikanten, een vrouw in het bad (een knipoog naar de door hem bewonderde Tom
Wesselman met zijn ondubbelzinnige naakten), dansers, rokers, muzikanten,
vrouwen in het nachtleven van de stad; altijd zijn het menselijke figuren naar
wie zijn aandacht uitging en uitgaat. Slechts hier en daar een uitzondering,
zoals het Landscape (2012) met grazende schapen op een
lichtgroene weide tegen een helblauwe hemel: het klinkt melig maar dat is het nu
juist niet, en daar zit de vakkennis en de visie van Prins die van dit o zo
eenvoudige onderwerp een prachtig kleurig tafereel heeft gemaakt, levendig en
vredig, en volledig eigentijds.
Een ander werk zonder menselijke aanwezigheid is
Monetscape (2011), de rustige eenvoud zelf, een schilderij dat
doet mediteren of wegdromen, zuiver en helder. In de titel wordt verwezen naar
Monet, en hij is niet de enige Oude Meester aan wie Bert Prins hulde brengt. Er
zijn de frêle, bijna in licht en kleur oplossende balletfiguren die over het
doek zweven op een onaardse manier, terwijl Having a ball
(2011) herkenbaar verwijst naar de Franse Impressionisten die de
dagelijkse realiteit zo getrouw mogelijk probeerden weer te geven, met de
kleuren van drukte en beweging, de wervelingen van lichamen die dansen of aan
tafeltjes praten en drinken, een onbezorgde tijd buiten de werkkring en de sfeer
van verliefdheid en vriendschap. Een naar mijn gevoel geweldig geslaagde
transformatie van een schilder uit de negentiende eeuw is dat van twee liggende
vrouwen op het gras, Courbetscape (2011), een verademing vol
explosies van kleuren in een dartele en aantrekkelijke context.
Bert Prins, dat moet al duidelijk zijn, zal nooit de
schilder worden van een oneindig herhaalde Dreef in de avondschemering. Daar is
hij, hoe rustig en beheerst-rationeel hij als mens ook overkomt, in zijn
binnenste als kunstenaar te nerveus en rusteloos voor, en daarom zoekt hij
steeds weer het nieuwe in het oude, streeft hij naar de stijl die hem het best
ligt en een uitvoering vol stralend licht en uiteenwaaierende kleurschakeringen
in een tijd van crisis en recessie! Zijn oeuvre bedriegt of misleidt niet, het
is direct en zonder omwegen, zonder trucjes of opsmuktechnieken, je hoeft
niet te zoeken maar te kijken en te ondergaan. Ik herinner me een tentoonstelling
met Pop Art schilderijen in het Paleis voor Schone Kunsten, Brussel, waar ik oog
in oog stond met de levensgrote Elvis Presley van Andy Warhol, een werk uit
1964, die met getrokken revolver de held stond uit te hangen. Voor Pop Art zijn
alle onderwerpen goed, kan alles kunst zijn. Op die manier komen die
schilderijen van Prins op je af: de houten paarden nemen je mee of je nu wilt of
niet, je neemt een duik in het water waar al een vrouw lui ronddobbert, of je
wilt je neerleggen bij die schoonheden in het bos.Het is telkens, altijd een
uitnodiging, een vriendelijke en vreedzame tegemoetkoming.
Het statische zet hij om in beweging, het bewegende brengt
hij tot rust. Ik zou het graag de dynamiek van het dagelijkse geluk willen
noemen, de ervaring van het moment dat niet voorbij mag gaan, een beeld van
verscheidenheid, pluriformiteit, versnippering, het zachte vloeien van de tijd.
De voorgangers die hij niet kopieert maar veeleer huldigt als meesters van wie
te leren valt en die in hun tijd ook naar het nieuwe zochten zonder het
voorafgaande volledig te kunnen of willen uitwissen, zouden de dag van vandaag
tenslotte ook gebruik maken van technische hulpmiddelen. Ik kan me Rubens perfect
voorstellen met een digitaal fototoestel wandelend op de De Keyserlei in
Antwerpen. Mona L (2011) zou ik omwille van zijn gedurfde
originele aanpak, kleurgebruik en achtergrond daardoor persoonlijk verkiezen
boven het wat stofferige origineel van Da Vinci.
Bert Prins mag zich met de Oude Meesters meten. Toevallig
is er precies nu veel belangstelling voor 'klassieke' kunstenaars als Rubens,
Jordaens, Rafael. Men grijpt naar die vaste waarden, naar betrouwbaarheid. Bert
Prins hoort thuis in belangrijke collecties of musea; hij is een Meester van
deze tijd. Zijn evolutie moet worden gevolgd. De gepubliceerde boeken zijn nog
verkrijgbaar bij de kunstenaar of galerie Trossaert: bertprins@skynet.be en galerie.ludwig.trossaert@visiononart.be
Guy van Hoof
Geen opmerkingen:
Een reactie posten