Jean-Pierre Zinjé schildert rechtopstaand oog
in oog met zijn onderwerp, schepper en het geschapene
Ik heb Jean-Pierre
voor de eerste keer ontmoet in 2009 op het gemeentehuis van Koksijde ter
gelegenheid van de exclusieve uitgave van het gedicht “Koksijde” van Fernand
Florizoone. Het gedicht, in vele talen vertaald, gaat een tweespraak aan met
een marine van de kunstschilder. Nu zien
wij elkaar geregeld op tentoonstellingen of bij de presentatie van een van mijn
boeken.
Een eerste contact met Zinjé en zijn werk roept de vraag op: “Is het omdat de kunstenaar aan zee woont, dat hij marines maakt? Of heeft de hang naar ‘ver-reikende’ zee ertoe geleid dat hij naar hier is teruggekeerd?” Ik ontdek hoe diep persoon en thematiek, persoonlijkheid en kunstwerk met elkaar vervlochten zijn. Zijn kunst vindt een stevige verankering in zijn leven en onder andere de zee stuurt de kunstenaar Zinjé.
Ik dacht hieraan toen ik Jean-Pierre Zinjé ging bezoeken in zijn atelier in de Westhoek Academie, op de Veurnelaan in Sint-Idesbald. Twee hoog in de wolken, waar hij iedere dag gaat schilderen. Even levensnoodzakelijk als eten en drinken.
Een echte kunstenaar moet wel een vrijdenkende mens zijn en
zijn kunst innoverend, grensverleggend. Tegen de clichés en de gevestigde waarden.
Kunst is een soort filosofische praxis die breekt met gevestigde clichés en
veilige zekerheden. Echte kunst breekt rigoureus met alle verworvenheden en
gevestigde waarden en doet dat desnoods met enige artistieke agressiviteit.
Waarom dacht ik daaraan bij het bekijken van zijn marines? In
feite zou, wat je ziet, puur een abstractie kunnen zijn. Maar dat is het niet.
De golvende beweging van de zee is geen non-figuratie. Indien de toeschouwer
zich focust op de grote kleurvlakken, zou hij die indruk kunnen krijgen. Zeker
wanneer de kunstschilder die beweging ‘monumentaliseert’. Hij staat rechtop tegenover
zijn schilderij en hij ziet het werk van kop tot teen. Schepper tegenover het
geschapene. En op het moment dat de kijker zich zou verstaren op het werk,
relativeert de kunstschilder het overweldigende met een detail of met een
glinstering, een opflitsen, een ‘lumière de mer’.

Zijn marines zijn indrukwekkend, niet alleen om hun langgerektheid en de wonderlijke brede horizontale spanning, maar ook om hun diversiteit binnen een eenheid, hun etherische verschijning, hun bijna tastbaar ritme. Zijn zee is een uitgerekt landschap van licht en donkere valleien.
Zinjé leert ons ruimtelijk anders denken. Hij deelt als het
ware de ruimte op in een soort nieuwe ervaringen van die ruimte. Hij leert ons
anders kijken. Als je een marine van Zinjé bekijkt, dan kijk je gewoon anders
naar de zee. “Anders kijken en anders doen kijken.” Dat maakt van Zinjé een innovatieve
kunstenaar.
Bovendien hebben zijn marines een metaforische waarde. Als
je naar de zee van Zinjé kijkt, word je opgenomen in een sfeer van
vrouwelijkheid. Hoe intens kan een marine
zijn? Hoe groter kan sensibiliteit worden verbeeld?
Zinjés marines grijpen je naar de keel. De aanrollende golfbeweging wordt een persoonlijk avontuur. Zij hebben chemie: enerzijds door de opgehoopte spanning en anderzijds door hun bevrijdende werking. Eb en vloed. Beklemming en verademing.
Zinjés marines grijpen je naar de keel. De aanrollende golfbeweging wordt een persoonlijk avontuur. Zij hebben chemie: enerzijds door de opgehoopte spanning en anderzijds door hun bevrijdende werking. Eb en vloed. Beklemming en verademing.
Staan wij voor een cyclische beweging of voor een definitief
weggaan? Deze aantrekking door wat zich onttrekt, deze beweging daar naartoe,
dit wijzen naar wat zich onttrekt, is hetgeen waar Zinjé mee bezig lijkt.
Blijft de vraag waarom ik probeer te achterhalen wat zich
bij het kijken niet blootgeeft, niet gezien wordt, zich veeleer onttrekt? Het
antwoord is echter voor de hand liggend: in zijn grote zeepartijen wordt de
abstractie verder doorgevoerd, maar nooit gaat de herkenbaarheid met de
realiteit verloren. Ze bieden een bijzondere dimensie. De splitsing tussen
kijken en zien, tussen object en subject probeert Zinjé te verhullen. Dit is de
grote paradox in zijn werk, -zeker in zijn marines, -: het is omvattend,
ingesloten, en toch word je als toeschouwer eraan deelachtig.
Kunst voor hem is niet iets als het zelfde, maar anders. Hij gaat zijn eigen, eigenzinnige gang, eist autonomie op en heeft daarin iets heel bijzonders te zeggen, te laten zien.
Kunst voor hem is niet iets als het zelfde, maar anders. Hij gaat zijn eigen, eigenzinnige gang, eist autonomie op en heeft daarin iets heel bijzonders te zeggen, te laten zien.
Zijn marines lijken soms onbestendig tussen afwezigheid en
aanwezigheid, tussen fictie en werkelijkheid. Wat wordt betracht, voltrekt zich
bij Zinjé in de wijze van verbeelden, van herscheppen.
Als kunstenaar probeert Jean-Pierre Zinjé van alles uit en
daarbij bedient hij zich op zo divers mogelijke wijzen van een beperkt gamma
van materialen zonder er hiërarchie in aan te brengen. Met dit alles voert hij een
spel van licht en schaduw op. Dit spel wordt soms doorgetrokken naar een
abstracter niveau.
Voor mij zijn er twee soorten kunst. Die ene, die onze
zintuigen tackelt en die ze eigenlijk een beetje wandelen stuurt, die onze onzekerheid
verhoogt. En de andere, die kunst die onze zekerheid verzekert. De eerste blijf
ik baanbrekend noemen. Degene die onze zintuigen in het ootje neemt. Dat vind
ik een belangrijke functie van de kunst: ons verwonderen, ons verwarren, ons
anders doen kijken.
Bestaat kunst alleen maar in de mate dat ze begrepen wordt? Misschien, want indien wij samen naar hetzelfde kunstwerk kijken, dan zien wij niet één maar twee werken. Indien wij dan communiceren met elkaar, krijg je nog een coëfficiënt van zoveel keer dat het werk verandert. Elke opmerking van iemand anders doet ook bij ons iets anders ontstaan. En dat vind ik eigenlijk boeiend. En deze interactie, die kruisbestuiving, dit spanningsveld is altijd aanwezig in het werk van Zinjé.
Bestaat kunst alleen maar in de mate dat ze begrepen wordt? Misschien, want indien wij samen naar hetzelfde kunstwerk kijken, dan zien wij niet één maar twee werken. Indien wij dan communiceren met elkaar, krijg je nog een coëfficiënt van zoveel keer dat het werk verandert. Elke opmerking van iemand anders doet ook bij ons iets anders ontstaan. En dat vind ik eigenlijk boeiend. En deze interactie, die kruisbestuiving, dit spanningsveld is altijd aanwezig in het werk van Zinjé.
Wat er aan een grote kunstenaar eigen is, is de omwenteling,
het wentelen van onze zintuigen. Het wentelen van onze vastgeroeste
gedachtegangen. Kunst en filosofie zijn vaak als wapenbroeders in de
maatschappelijke strijd om de gedachten fris te houden. De gedachten open te houden.
De geest open te houden. Kunst is meer een kwestie van openbreken dan van
weerspiegeling. Zoals Zinjé zegt: “Ik heb er soms behoefte aan om de mensen een
spiegel voor te houden.” Hij heeft een perfect evenwicht gevonden tussen ideeën
en persoonlijke manuele uitwerking.
Ik denk daaraan als ik in zijn atelier (kleine) portretten zie staan van Léonard, Vaangheluwe en Danneels. “Een drieluik van hypocrisie,” zegt Jean-Pierre. Zijn manier om de ideologie van de macht te ontkrachten, ze te interpreteren en in vraag te stellen. Het idee of het concept is hier belangrijker dan materiaaltechnische overwegingen, hoewel die bij Zinjé nooit ver weg zijn. Die twee samen vind ik als boodschap een mooi teken.
Kan de kunstenaar de toeschouwer een beeld geven van de
ellende in deze wereld en hem/haar doen nadenken? Ook dat is een vraag die
Zinjé zich stelt. Ik denk aan “boats 1, 2 en 3” (bootvluchtelingen), “tents 1 en 2” (Pakistan), “tents 3” (Afghanistan), aan “Dafur” en
“East Congo”. Werken uit de reeks “Zee van onverschilligheid”.
Kan kunst de wereld redden? Het is een vraag die doorheen de (kunst-)geschiedenis steeds opnieuw opduikt. Sommigen vinden het idee naïef en bepleiten dat kunst enkel om de kunst kan bestaan. Anderen kennen kunst dan weer een invloedrijke rol in de maatschappij toe. Zinjés engagement is niet expliciet politiek geladen met boodschappen, hij gaat subtieler te werk. Hij confronteert en deze confrontatie kan de toeschouwer niet onberoerd laten.
Is Zinjé een geëngageerd kunstenaar? “Neen,” zegt hij, “ik verander de wereld niet, maar ik houd de mensen een spiegel voor.” Hij ‘ontmaskert’ onverschilligheid en hypocrisie. Vitale impulsen moeten niet uit de kunst komen, maar uit het leven zelf. Het ‘oog’ is dat van de kunstenaar, de ‘daad’ hoort de mens toe. Met een scherp oog vanuit de beeldende kunst, biedt de kunstenaar zijn maatschappelijke betrokkenheid aan.
Zinjé toont ons de andere, toont ons het andere. Dat vind ik
zo boeiend in zijn werk. Hij geeft ons een verzameling van andere dingen, van
anders kijken, van andere manieren van zijn. Hij geeft ons zijn individuele kijk
op de werkelijkheid. Zijn visie. Ligt de kunstenaar niet aan de basis van het
open en vrije denken?
Nooit vervalt Zinjé in cliché. Nooit laat hij zich reduceren tot cliché. Nergens bespeur ik tekens van recuperatie. Ook niet in zijn ‘naakten’ waarin hij niet alleen een perspectief creëert van vrouwelijkheid, maar ook van hartstochtelijk leven.
Naaktheid is voor Zinjé waarheid, schoonheid, kunst die
slechts ontstaan wanneer het lichaam spreekt, aanspreekt, ontroert.
Dichters beweren soms dat een bepaald lichaamsdeel meer dan een
ander tot iemands identiteit doordringt. Ik denk hier aan: “Het oog is de
spiegel van de ziel”. De ziel als persoonlijkheid, identiteit, individualiteit,
geestelijke kern. Het is de geest die de materie vormt (vormkracht) en er zich
in uitdrukt (zielskracht).
Zoals de dichter zich schoolt in het waarnemen en
beschrijven van de ogen, bekwaamt de kunstschilder zich in het waarnemen van
het naakte lichaam. Want ogen, lippen, handen, benen vertellen slechts een deel
van het verhaal. De essentie van het observeren van naakt zit in het
samenballen van al deze ‘informatie’ in één beeld: hét beeld. En in het besef
dat elk beeld op zich opnieuw tijdelijk en gedeeltelijk is.
Naast de waarneming spelen ook het denken, het verbeelden en
het visualiseren een belangrijke rol in het creëren. Met het accent op persoonlijkheid en verleiding
inspireert Zinjé de kijker om weg te dromen in de wereld van de verbeelding. Door
zijn meesterlijk vakmanschap slaagt hij erin zijn “naakt” te laten doordrenken
van poëzie.
Zijn werk heeft diepgang. Zinjé gaat niet zomaar langs gebaande
wegen, maar ontsluit nieuwe visies, geeft letterlijk een nieuwe kijk op het
onderwerp. Het geeft niet zomaar weer wat hij ziet, integendeel, hij geeft de
werkelijkheid weer zoals hij die ziet, maar dan moeten wij onder zien ‘een
zien in geestelijke zin’ verstaan, een zien dat interpretatie, inzicht, visie
inhoudt. Hij ‘denkt met het penseel’, wat al evenzeer door zijn
levensbeschouwing bepaald is.
Ik weet dat ik mij waag op een glibberig pad, maar
uitglijden maakt een recensie zo boeiend. Volgens mij kan de kunst van Zinjé worden
gereduceerd tot drie perspectieven, ik noem het liever ‘oogpunten’.
In de eerste plaats de romantische optiek (opticien): de
kunstenaar is een vrij en autonoom subject. Zijn werk kan worden gezien als een
directe expressie van zijn innerlijke gemoedsgesteldheid.
Daartegenover stelt de kunstenaar zich in betrekking tot de
samenleving waarbinnen hij op kritische wijze en toekomstgericht probeert te
interveniëren.
En als derde optiek zie ik de klassieke kunstenaar, bewust van
traditie, regels en criteria, in één woord van het metier. Hoe dan ook, de
mythe van het kunstenaarschap is te mooi om ongedaan te maken, ze is ook te
mooi om waar te zijn.
Ook bij Zinjé vind ik altijd sporen van deze drie
‘oogpunten’. Zinjé werkt structurerend binnen de artistieke praktijk en
provocerend vanuit de marge. Een objectieve vorm van ironie die het gevolg is
van het streven om de grens tussen kunst en leven is hem niet vreemd. Bij hem
is er ook altijd het spanningsveld tussen kunstenaarschap en datgene wat de
kunstenaar doet of maakt. Wie oog in oog komt te staan met zijn
diversiteit aan werken, stuit op iets wat uitdaagt.
Wat bij Zinjé opvalt, is ook de wijze waarop hij kunst herijkt, het kunstenaarschap wordt als
het ware losgemaakt van ‘het kunstenaarschap’. Zonder deze herijking geen Jean-Pierre
Zinjé.
“Ik zit nooit,” zegt hij mij. “Ik loop wat rond, drink
koffie en schilder rechtopstaand.” Is hij per definitie kunstenaar zodra hij
zijn atelier betreedt? “Ik geraakte gefixeerd op mijn eigen gedrag. Ik was dan
ook blij toen ik in Londen, op de tentoonstelling ‘Portraits’ van Lucian Freud,
hoorde dat hij ook altijd rechtopstaand schilderde.”
Zinjé plaatst zijn doek op een schavotje, dat kan van alles
zijn, een soort van ‘piëdestal’, indien hij maar recht ‘in het gezicht’ van
zijn werk kan kijken. Het schilderij, pal voor hem, oog tegen oog, als een
nieuw personage dat voor zich uit verrijst. Kunstenaar en schilderij deel van eenzelfde
constructie.
Zinjé beheerst bijna
alle schildertechnieken: olieverf, aquarel, acryl en velerlei andere manieren
om verf aan te brengen. Velen voor mij hebben daar aandacht aan besteed. Hij is
een meester in de aquareltechniek en het acrylverven.
Weinigen zijn in
staat om, zoals Zinjé, aan toetsen waterverf die over het blad papier vloeien, de
magie van suggestie en gevatheid te verlenen.
Als kunstenaar
probeert Jean-Pierre Zinjé van alles uit: gedreven, begeesterd, inventief en
geconcentreerd. Daarbij bedient hij zich op zo divers mogelijke wijzen van
materialen zonder er hiërarchie in aan te brengen.
Ook zijn acrylschilderijen
zijn een betoverende mix van materialen, media en pigment en vulmiddel. Waar de
nodige hoogglans zou ontbreken, wordt die achteraf aangebracht door een
glanzend vernis of een speciaal glansmedium.
Zinjé weet bovendien
het mogelijke plasticachtige karakter van de verf en de hardheid van de kleuren
te voorkomen. Subtiele kleurovergangen blijven behouden. De textuur boeit. Ik
heb dat nog bij weinige acrylschilders gezien.
In een gemengde
techniek is acrylverf bovendien uitstekend te combineren met aquarel.
Met ongeziene vaardigheid
creëert hij als het ware een onderdompeling in beweging, frisheid, streling van
huid en water, maar ook een verdrinken in hoge golven en tegelijkertijd een
breed uitdeinen in stiltes na de storm. Horizontale spanning in den brede als continuïteit
van de eeuwige zee.
Ontroering is een
belangrijk onderdeel van zijn werk. Zichzelf voor een stukje kwetsbaar
opstellen en niet de traditionele muur optrekken waarachter de meeste
artiesten zich veilig voelen, maar zich ook verschuilen. De dualiteit tussen
artisticiteit en het dagelijkse leven is altijd aanwezig. Hij neemt graag
contact met kritische geesten. Ze zijn voor Zinjé een realistisch klankbord.
Het werk van
Jean-Pierre Zinjé bezit de eigenschap een sterke
identiteitsbepaling. Of het nu gaat om marines, sociaal bewogen werk
of naakt, zijn werk is een afdruk van zichzelf, elk schilderij is een
zelfportret. Deze eigenschap geeft aan zijn creaties een immense
kracht, maar ontbloot tegelijk de zwakte van de
kunstenaar als kwetsbaar persoon ten opzichte van de beschouwer. Zinjé
verbeeldt zijn verwachtingen, angsten, vreugden en verwondering in vorm en
kleur. Wij noemen dat talent, maar voor de kunstenaar is het een vorm van
voortdurende gedwongen confrontatie met zichzelf ervaren.
Het werk is zoals Zinjé is: authentiek, origineel, zichzelf.
Het werk is zoals Zinjé is: authentiek, origineel, zichzelf.
Mijn bezoek aan zijn
atelier en de gesprekken die wij hebben gevoerd, meestal in aanwezigheid van
onze ‘madams’ (zoals hij ze noemt), hebben mij overtuigd dat hij alle aanzien
verdient, die mij ter ore was gekomen.
Thierry Deleu
Geen opmerkingen:
Een reactie posten