Copycat
Toen de oude columnist zijn pen aan de wilgen hing – naar verluidt
door een acute opstoot van een zeldzame allergie voor deadlines – stond de deur
plots op een kier voor een nieuwe recruut. Schoorvoetend solliciteerde ik voor
de functie onwetend over het profiel dat ze zochten. Ik kreeg onmiddellijk een
deadline en mijn borst zwol prompt tot slagschiphoogte. Maar wanneer de eerste
gevoelens van trots langzaam wegebden, begon de onzekerheid te knagen aan mijn
wankel zelfvertrouwen tot angstdruppels op mijn voorhoofd parelden. Hoe ga ik
het aanpakken ? Welk thema zal ik aansnijden en welke stijl zal ik hanteren ?
Ik
verzon om de haverklap excuses om een eventuele nakende mislukking in te
dekken. Ik was erfelijk belast want er is in Vlaanderen immers helemaal geen
traditie van goede columnisten. Was ik maar boven de Moerdijk geboren want daar
zit er waarschijnlijk iets substantieels in de havermoutpap of in de
boterhammen met pindakaas. Hoe verklaar je anders het grote aantal buitengewoon
getalenteerde columnisten die er ononderbroken uit de literaire as verrijzen.
Maar
terug naar de essentie : waar bleef de muze om te voorkomen dat mijn eerste
gewrocht niet zou ontaarden in een wansmakelijk gedrocht. Misschien dat een
volle maag kon helpen om de gierende leegte in mijn hoofd te lijf te gaan. Op
het gasvuur stond al geruime tijd een ossenstaartsoep te pruttelen. Ik schepte
mezelf drie borden vol van deze lekkernij met een keur aan vette ogen waar een
brillenwinkel prompt jaloers van was geworden. Mijn buik was vol maar mijn
hoofd bleef leeg. Misschien dat wat beweging de broodnodige inspiratiebronnen
zou aanboren. Ik rende een paar keer de trap op om dan op zolder als een
vleermuis aan één van de dakbalken te gaan hangen. Mijn hoofd werd rood,
donkerrood en vervolgens paars maar bleef leeg. Ik zwijmelde naar beneden nam
snel twintig suikerklontjes en spoot met een injectienaald wat calvados in mijn
aderen. Ik kon nog altijd geen zinnig woord bedenken, wel zag mijn hoofd
ondertussen groen, terracotta en okergeel.
Ik
probeerde in deze wankele toestand wat TV te kijken, zowat het enige waar ik
als hersendode nog toe in staat bleek. Vederlichte spel- en muziekprogramma’s
baanden zich een weg naar mijn geheugen maar verloren onderweg bij gebrek aan
een GPS het goede spoor. Vanuit een benevelde ooghoek doorheen een waas van
roze wimpers zag ik van alles op en neer gaan. Pas toen ik merkte dat ik naar
bonkige paarden aan het kijken was die al een uur lang over gekleurde paaltjes
sprongen, realiseerde ik me dat het tijd was om het roer drastisch om te
gooien.
Ik wou
alvast starten met het clichématige voornemen om steeds mezelf te blijven. Ik
wou en zou mijn gerenommeerde voorganger absoluut niet gaan imiteren. Ik
ben tenslotte geen na-aper, geen copycat. De aandachtige lezer heeft nu
uiteraard de link met de titel bemerkt. Voor wie bij het lezen van de
titel dacht dat dit refereerde naar één
van de laatste Belgische inzendingen voor het Eurosongfestival heb ik maar één
boodschap : over debacles schrijft men best zo weinig mogelijk. Een magere
troost voor deze fake Elvis was wel dat één schamel puntje niet het
absolute dieptepunt was. In 1962 en 1965 kreeg de Belgische nachtegaal zelfs
helemaal geen punten. Overigens de enige keren dat ons land hoge ogen gooide in
deze hoogmis van de kitsch was wanneer we zonder schroom de wet op de
kinderarbeid overtraden met Sandra Kim of wanneer we Urban
Trad stuurden met een liedjestekst waar niemand in België, laat staan in
Europa een snars van begreep.
Alhoewel
ik vastbesloten was om mijn eigenheid kost wat kost te bewaren wou ik toch op
zoek gaan naar een pseudoniem. Een welgekozen alias pantsert je tegen
opborrelende kritiek en snoert zelfverklaarde criticasters de mond aangezien ze
niet weten op wie ze hun pijlen moeten richten. Enkele flauwe ideeën vlogen op
maar stierven bijna onmiddellijk in mijn schoot. Ten einde raad vroeg ik hulp
aan een charmante, bevlogen collega met een uitstekende smaak en een ruime
culturele bagage. Haar eerste voorzet werd door mij feilloos binnengekopt : Il
Gattopardo. Geef toe : wat is er fout aan een alias met scherpe nagels
die opzwellende kritiek in een klauwomdraai aan flarden kan rijten.
Gunnar
Callebaut
Geen opmerkingen:
Een reactie posten