Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

10 maart 2011


Het verhaal van een boeiende synthese



De monografie van Mark Meekers over het werk van zijn broer, Rudy Van Meekers, is een ongewoon werkstuk. Ongewoon, omdat het boek geen “wetenschappelijk” schrijfsel is of een verhandeling, maar veeleer een verzameling van opstellen, waarin de auteur zich (opnieuw) laat kennen als een meester-analist.
Vooral de manier waarop hij abstracte kunst definieert en haar historische (mis)groei uitlegt, vind ik relevant en to the point. Ik citeer: “De abstracte kunst was tot maniërisme ontaard. De reactie bleef niet uit: met de opkomst van het postmodernisme keerde de figuratieve kunst terug. De schilders die bij hun overtuiging bleven dat de abstractie een adequater expressiemiddel was dan de figuratieve uitbeelding, werden bejaagd wild.”

Voor mij is Rudy van Meekers, schilder een origineel essay. Wat een concept, wat een constructie: enerzijds doet het mij denken aan het voorstadium van een wetenschappelijke studie en anderzijds aan een (bijna denkbeeldige) voorstelling van een beeldende kunstenaar, met het accent op de mentale beeldvorming.
Bovendien is het een essay over een beeldend kunstenaar geschreven door een collega-beeldend kunstenaar en beiden, schrijver en beschrevene, zijn ook literaire duizendpoten. Rudy (van) Meekers is de jongere broer van Mark. In profane stijl heten zij Marcel en Rodolf Rademakers.

Deze monografie belicht leven en werk van dichter en schilder Rudy Van Meekers (°1940), minder bekend in zijn regio van oorsprong (Antwerpen), des te meer geapprecieerd in talrijke tentoonstellingen in België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Spanje. Zijn werk is een zuiver picturaal project dat licht en kleur als dragers van het immateriële verkent.

Hij studeerde psychologie en volgde lessen aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in zijn stad. Hij was resp. journalist in het Midden-Oosten en directeur van een studiebureau voor publiciteit en marketing.
(Van) Meekers publiceerde talrijke poëziebundels en kortverhalen.
In 1981 gaf hij het Lexicon of the Belgian Romantic Painters 1750-1875 uit. Hij ging zich in 1982 definitief vestigen in de Périgord.
Hij is medestichter van de groep “Fusion, kunstschilders uit de Sud-Ouest”.

Na een periode van figuratief schilderen, waarbij hij de typische natuur van de Périgord vertaalde, begon hij door te dringen in de ziel en de uitgestrektheid van deze natuur, door haar te vereenvoudigen en nadien te abstraheren. De uitgestrektheid en de diepe eigenheid van de natuur werden in een gedefigureerde ruimte omgezet.
Deze ruimte is kosmisch geworden, op weg naar het nieuwe onbekende. Daar bezit het licht een autocreatieve vorm en herkent het zich niet meer. De volledige versobering van dat licht in zijn autocreatieve vorm doet denken aan de “Overzijde”.

Voor Mark en Rudy (van) Meekers is “een kunstwerk een zelfportret, de weerspiegeling van wat de artiest bezielt”. Ik ben het daar mee eens, ook voor wat de poëzie betreft.
De auteur schrijft dat Rudy van Meekers “handgemeen is met het licht”. Een originele oneliner op p. 7: een uitdaging ook om de relevantie ervan te checken.
De kleurenfoto’s van het werk, achteraan het boek, geven mij een panoplie van de rijke diversiteit aan kleuren: rood, blauw, groen, geel, roze en oker. Vooral de dynamiek spreekt mij aan: tussen sterk opdringen en zacht aandringen, natuur in overvloei. Het oog dringt door tot de ziel van het waargenomene, de schilder schildert met zijn ziel, ratio en emotie zijn secundaire gewaarwordingen, het boven-natuurlijke primeert.
In zijn kleuren ontdek ik ook de reis die de schilder onderneemt vanaf de aardse natuur, zoals een ieder die kan zien, via de wijkende over de eindigende natuur naar het licht toe. Op het einde van zijn mentale reis verdwijnt de schilder in een buil van licht; wat hij achter zich laat is de wereld van het lijfelijke bestaan, hij komt terecht in de wereld van de vergeestelijking.

Deze reis is ook zijn “loop-baan”: van informele kunst, met aandacht voor het marginale, beïnvloed door het Verre Oosten en Zen, over figuratieve tekeningen en landschappen, naar een eigen alternatief concept. In die tussentijd (1960-1982) overtuigt hij de critici van zijn stielkennis. Hij verwerkt de invloeden van de vernieuwende kunststromingen. Hijzelf zegt over deze periode: “Afgezien van schilderijen en tekeningen heb ik om zo te zeggen gedurende twintig jaar niet meer met het penseel gewerkt.”

In 1975 koopt hij een huis in Champniers-Reilhac, waar hij zich in 1982 definitief vestigt. Hij legt zich volledig toe op grafiek en schilderkunst. Landschappen en stillevens boeien hem. Tijdens een eerste tentoonstelling in Frankrijk trekken zijn gravures op glas de aandacht, meer dan zijn aquarellen.
De pers spreekt van “een heel eigen stijl”. “Ik ben geen zondagschilder,” zegt hij, “die met zijn ezel onder de arm vermoeid thuiskomt om het aperitiefje te nuttigen.”
Misschien dat zijn landschappen die indruk opwekten, - en is er iemand geweest die zoiets durfde te suggereren, - of misschien dat hijzelf niet 100% tevreden was. Waarom maak je anders zo’n pejoratieve annotatie, waarvan je weet dat sommigen er, - meestal uit nijd of onwetendheid, - graag mee uitpakken. Het valt mij op dat hij afstapt van de mimetische benadering: na een periode van figuratief schilderen probeert hij nu door te dringen in de ziel van de natuur in de Périgord.
De critici en het Franse publiek zijn enthousiast over deze wending, maar toch gaat (Van) Meekers nog een stap verder: hij houdt zich steeds minder vast aan een herkenbare weergave. Hij neemt de natuur langdurig in zich op om de essentie te vatten.
Het ligt dan ook voor de hand dat hij toenadering zoekt tot gelijkgestemde kunstenaars. Samen met zijn broer, Marcel Rademakers (de auteur Mark Meekers), sticht hij de groep “Fusion”. De leden werken in een abstract-informele richting. Ze nemen meestal de natuur als uitgangspunt en geven die weer op een lyrische, poëtische wijze. Kleur en licht staan centraal in hun schilderijen.

(Van) Meekers’ werk is moeilijk te doorgronden voor de gewone sterveling. Akkoord en niet akkoord. Natuurverbondenheid is een essentieel gegeven in het werk van (Van) Meekers enerzijds en anderzijds wil hij van de kunst geen zuiver oogmerk maken, hij wil de natuur niet calqueren. Hij bevrijdt zich van de vormen en construeert een nieuwe wereld, een figuratie vanuit de ziel en de geest. Hij kijkt naar het land (de Périgord) met zijn geestesoog. Hij probeert het onzichtbare onder ogen te brengen, anders gezegd: hij wil van de natuur onthullen wat een (nochtans geoefende) spotter niet waarneemt.
(Van) Meekers wil de werkelijkheid niet reproduceren, maar er een origineel van maken. Dit is de werkelijkheid die je ziet als je met je geestesoog kijkt, dit is, - wat sommigen noemen, - de verbeelding, maar voor Van Meekers is het geen fantasie die hij schildert, maar de naakte waarheid.
Hij denkt niet meer in concretia, maar in ruimte, diepte, zijn blik is naar binnen gekeerd, dit is niet hetzelfde als gesloten (van aard) of in zichzelf gekeerd. De zichtbare details laat hij achterwege, de (lijfelijke) herkenbaarheid valt weg, wat overblijft, is een bewustzijnsruimte. De werkelijkheid is “gedematerialiseerd”.
Volgens Mark Meekers schildert zijn broer zonder te schilderen. “Het schilderij schildert zichzelf”, “licht en vorm worden autocreatief”. Dit is een erg verregaand statement. Kan een kunstenaar, i.c. een schilder, verwachten dat de beschouwer van het werk mediteert? Of dat hij een andere weg vindt dan de logische weg om de “self created reality” te begrijpen? Vraagt hij aan de beschouwer dat hij of zij zich oefent in een nieuwsoortige ervaring?
Deze vragen houden geen waardeoordeel in, integendeel: ze beletten mij niet om het werk welwillend tegemoet te komen, mild, positief, coöperatief.
Samengavat (wat weten wij al?): primo: zijn schilderijen zijn niet de weerspiegeling van een politieke of apolitieke reflectie; secundo: ze zijn niet de expressie van een geloof; tertio: ze zijn niet de weergave van een gestructureerde maatschappij en ten slotte: ze zijn geen adaptatie van een of ander -isme. Ik ben het dus roerend eens met R. Bariteau (in “Le Démocrate Indépendant” - 1987).
Maar wat zijn ze dan wel? Mythisch? Zeker! Denk aan de niet (meer) tastbare vorm van de (geschilderde) natuur, van het landschap, alleen een abstracte vorm ervan blijft over. Er zijn nog schilders met dergelijk werk. Maar vooral de harmonie tussen buiten- en binnenlicht maakt deze schilderijen uitzonderlijk.
Wie deze schilderijen binnen stapt, komt in een mythische wereld terecht.

Zijn verfbehandeling is gevarieerd: effen en korrelig, mager of stevig in de werf. (Van) Meekers speelt met de kleuren, hij laat de tinten met elkaar een gesprek voeren, contrasterend en harmoniërend. Deze dialogen zijn doorspekt met directe beeldende uitspraken over de natuur en het universum.

Niet iedereen is voorstander van abstracte kunst. Ik vermoed een behoorlijke meerderheid, hoewel goede kunst ook altijd abstracte kwaliteiten heeft. Bovendien doen velen niet de moeite zich te verdiepen in het kunstwerk. Abstracte kunst heeft iets van een kernachtige samenvatting, een gongslag. In een abstract schilderij kun je, zoals het bij (Van) Meekers het geval is, de zichtbare werkelijkheid loslaten om tot de kern door te dringen. Figuratieve kunst is veeleer een uitgebreid verhaal waarin allerlei details tot in de finesses worden beschreven. Een abstract werk is veeleer een kernachtige samenvatting.
Rudy van Meekers heeft de oplossing gevonden om abstract werk genietbaar te maken. Hij vertrekt vanuit de zichtbare werkelijkheid; door stilering en abstrahering verdwijnt de realiteit; zij maakt plaats voor de innerlijke (geestelijke) werkelijkheid. Hij wil werk maken dat het zichtbare overstijgt en waarin steeds opnieuw iets te ontdekken is.
Indien zijn abstract werk drager is van een illusie, dan is het ook een soort raam naar de werkelijkheid. De osmose tussen wat is, wat lijkt en wat aangrijpt, is geslaagd. De zichtbare werkelijkheid is te beperkt om bepaalde gevoelswaarden over te brengen. Hij plaatst vormen en kleuren zó in de compositie dat er een spannende verdeling ontstaat van licht.
Hij probeert grenzen te verleggen of te overschrijden. Zijn werk staat vaak los van of haaks op de zichtbare werkelijkheid.

Vanaf 1998 verhuist de kunstenaar van de Dordogne naar Roda de Bará op de Spaanse kust, in de omgeving van Barcelona. Hij stapt opnieuw de figuratie in. Hij wordt geboeid door de nieuwe landschappen met ravijnen, heuvels, boomgaarden en wolken. Er valt verstilling over het doek, de razernij is bedaard, de rust is terug. Het rumoerig rood is verdwenen. Hij hangt aan enkele welgekozen verfstrepen zijn grote vereenvoudigde vlakken van één genuanceerde kleurtoon op. Vooral groen heeft zijn voorkeur. De synthese is bereikt.

De vraag blijft of je kunst kunt waarderen los van de bedoeling van de schilder. Een schilderij gaat een relatie aan met de beschouwer, maar dat wil niet zeggen dat de diepere drijfveren van de kunstenaar altijd zichtbaar zijn.
Het is lastig om een oordeel uit te spreken over abstracte kunst. Het correct gebruik van het perspectief, een goede stofuitdrukking en realisme van de voorstelling spelen niet of nauwelijks een rol. Terwijl juist dit elementen zijn waar ook een leek iets over kan zeggen. Bij abstracte kunst gaat het om andere kwaliteitsnormen.

De schilderijen van (Van) Meekers stralen een zekere spanning uit; er zit ritme in de voorstelling; de compositie is verrassend; de sfeer komt duidelijk over en er is een hechte eenheid. Met andere woorden: schilderen zonder ratio is niet mogelijk, altijd spelen ervaringen en gedachten mee, hoezeer de kunstenaar ook probeert er los van te komen. We zijn nu eenmaal denkende mensen.

De monografie van Mark Meekers heeft mij aangenaam verrast: nieuwe aanpak, korte opstellen, duidelijke argumentering. Hij kan afstand nemen zijn broederband en beoordeelt het werk van Rodolf objectief, - of moet ik schrijven: objectief in zijn subjectiviteit? -. Bovendien ondersteunt hij zijn visie met talloze getuigenissen van binnen- en buitenlandse critici.
Rudy van Meekers is een verzorgd uitgegeven monografie, die in haar soberheid van taal en presentatie en de weloverwogen keuze van zwart-witfoto’s en kleur een voorbeeld is van een breed toegankelijk boek over diepgravende kunst.

Thierry Deleu
Mark Meekers, Rudy van Meekers, process.be, MijnBoek.be, 2010

Geen opmerkingen: