Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

13 augustus 2012


Jean-Pierre Zinjé schildert rechtopstaand oog in oog met zijn onderwerp, schepper en het geschapene



Ik heb Jean-Pierre voor de eerste keer ontmoet in 2009 op het gemeentehuis van Koksijde ter gelegenheid van de exclusieve uitgave van het gedicht “Koksijde” van Fernand Florizoone. Het gedicht, in vele talen vertaald, gaat een tweespraak aan met een marine van de kunstschilder. Nu zien wij elkaar geregeld op tentoonstellingen of bij de presentatie van een van mijn boeken.

Een eerste contact met Zinjé en zijn werk roept de vraag op: “Is het omdat de kunstenaar aan zee woont, dat hij marines maakt? Of heeft de hang naar ‘ver-reikende’ zee ertoe geleid dat hij naar hier is teruggekeerd?” Ik ontdek hoe diep persoon en thematiek, persoonlijkheid en kunstwerk met elkaar vervlochten zijn. Zijn kunst vindt een stevige verankering in zijn leven en onder andere de zee stuurt de kunstenaar Zinjé.



Ik dacht hieraan toen ik Jean-Pierre Zinjé ging bezoeken in zijn atelier in de Westhoek Academie, op de Veurnelaan in Sint-Idesbald. Twee hoog in de wolken, waar hij iedere dag gaat schilderen. Even levensnoodzakelijk als eten en drinken.

Een echte kunstenaar moet wel een vrijdenkende mens zijn en zijn kunst innoverend, grensverleggend. Tegen de clichés en de gevestigde waarden. Kunst is een soort filosofische praxis die breekt met gevestigde clichés en veilige zekerheden. Echte kunst breekt rigoureus met alle verworvenheden en gevestigde waarden en doet dat desnoods met enige artistieke agressiviteit.

Waarom dacht ik daaraan bij het bekijken van zijn marines? In feite zou, wat je ziet, puur een abstractie kunnen zijn. Maar dat is het niet. De golvende beweging van de zee is geen non-figuratie. Indien de toeschouwer zich focust op de grote kleurvlakken, zou hij die indruk kunnen krijgen. Zeker wanneer de kunstschilder die beweging ‘monumentaliseert’. Hij staat rechtop tegenover zijn schilderij en hij ziet het werk van kop tot teen. Schepper tegenover het geschapene. En op het moment dat de kijker zich zou verstaren op het werk, relativeert de kunstschilder het overweldigende met een detail of met een glinstering, een opflitsen, een ‘lumière de mer’.



























Zijn marines zijn indrukwekkend, niet alleen om hun langgerektheid en de wonderlijke brede horizontale spanning, maar ook om hun diversiteit binnen een eenheid, hun etherische verschijning, hun bijna tastbaar ritme. Zijn zee is een uitgerekt landschap van licht en donkere valleien.
Zinjé leert ons ruimtelijk anders denken. Hij deelt als het ware de ruimte op in een soort nieuwe ervaringen van die ruimte. Hij leert ons anders kijken. Als je een marine van Zinjé bekijkt, dan kijk je gewoon anders naar de zee. “Anders kijken en anders doen kijken.” Dat maakt van Zinjé een innovatieve kunstenaar.
Bovendien hebben zijn marines een metaforische waarde. Als je naar de zee van Zinjé kijkt, word je opgenomen in een sfeer van vrouwelijkheid. Hoe intens kan een marine zijn? Hoe groter kan sensibiliteit worden verbeeld?

Zinjés marines grijpen je naar de keel. De aanrollende golfbeweging wordt een persoonlijk avontuur. Zij hebben chemie: enerzijds door de opgehoopte spanning en anderzijds door hun bevrijdende werking. Eb en vloed. Beklemming en verademing.
Staan wij voor een cyclische beweging of voor een definitief weggaan? Deze aantrekking door wat zich onttrekt, deze beweging daar naartoe, dit wijzen naar wat zich onttrekt, is hetgeen waar Zinjé mee bezig lijkt.
Blijft de vraag waarom ik probeer te achterhalen wat zich bij het kijken niet blootgeeft, niet gezien wordt, zich veeleer onttrekt? Het antwoord is echter voor de hand liggend: in zijn grote zeepartijen wordt de abstractie verder doorgevoerd, maar nooit gaat de herkenbaarheid met de realiteit verloren. Ze bieden een bijzondere dimensie. De splitsing tussen kijken en zien, tussen object en subject probeert Zinjé te verhullen. Dit is de grote paradox in zijn werk, -zeker in zijn marines, -: het is omvattend, ingesloten, en toch word je als toeschouwer eraan deelachtig.
Kunst voor hem is niet iets als het zelfde, maar anders. Hij gaat zijn eigen, eigenzinnige gang, eist autonomie op en heeft daarin iets heel bijzonders te zeggen, te laten zien.
Zijn marines lijken soms onbestendig tussen afwezigheid en aanwezigheid, tussen fictie en werkelijkheid. Wat wordt betracht, voltrekt zich bij Zinjé in de wijze van verbeelden, van herscheppen.

Als kunstenaar probeert Jean-Pierre Zinjé van alles uit en daarbij bedient hij zich op zo divers mogelijke wijzen van een beperkt gamma van materialen zonder er hiërarchie in aan te brengen. Met dit alles voert hij een spel van licht en schaduw op. Dit spel wordt soms doorgetrokken naar een abstracter niveau.

Voor mij zijn er twee soorten kunst. Die ene, die onze zintuigen tackelt en die ze eigenlijk een beetje wandelen stuurt, die onze onzekerheid verhoogt. En de andere, die kunst die onze zekerheid verzekert. De eerste blijf ik baanbrekend noemen. Degene die onze zintuigen in het ootje neemt. Dat vind ik een belangrijke functie van de kunst: ons verwonderen, ons verwarren, ons anders doen kijken.

Bestaat kunst alleen maar in de mate dat ze begrepen wordt? Misschien, want indien wij samen naar hetzelfde kunstwerk kijken, dan zien wij niet één maar twee werken. Indien wij dan communiceren met elkaar, krijg je nog een coëfficiënt van zoveel keer dat het werk verandert. Elke opmerking van iemand anders doet ook bij ons iets anders ontstaan. En dat vind ik eigenlijk boeiend. En deze interactie, die kruisbestuiving, dit spanningsveld is altijd aanwezig in het werk van Zinjé.

Wat er aan een grote kunstenaar eigen is, is de omwenteling, het wentelen van onze zintuigen. Het wentelen van onze vastgeroeste gedachtegangen. Kunst en filosofie zijn vaak als wapenbroeders in de maatschappelijke strijd om de gedachten fris te houden. De gedachten open te houden. De geest open te houden. Kunst is meer een kwestie van openbreken dan van weerspiegeling. Zoals Zinjé zegt: “Ik heb er soms behoefte aan om de mensen een spiegel voor te houden.” Hij heeft een perfect evenwicht gevonden tussen ideeën en persoonlijke manuele uitwerking.

Ik denk daaraan als ik in zijn atelier (kleine) portretten zie staan van Léonard, Vaangheluwe en Danneels. “Een drieluik van hypocrisie,” zegt Jean-Pierre. Zijn manier om de ideologie van de macht te ontkrachten, ze te interpreteren en in vraag te stellen. Het idee of het concept is hier belangrijker dan materiaaltechnische overwegingen, hoewel die bij Zinjé nooit ver weg zijn. Die twee samen vind ik als boodschap een mooi teken.

Kan de kunstenaar de toeschouwer een beeld geven van de ellende in deze wereld en hem/haar doen nadenken? Ook dat is een vraag die Zinjé zich stelt. Ik denk aan “boats 1, 2 en 3” (bootvluchtelingen), “tents 1 en 2” (Pakistan), “tents 3” (Afghanistan), aan “Dafur” en “East Congo”. Werken uit de reeks “Zee van onverschilligheid”.



Kan kunst de wereld redden? Het is een vraag die doorheen de (kunst-)geschiedenis steeds opnieuw opduikt. Sommigen vinden het idee naïef en bepleiten dat kunst enkel om de kunst kan bestaan. Anderen kennen kunst dan weer een invloedrijke rol in de maatschappij toe. Zinjés engagement is niet expliciet politiek geladen met boodschappen, hij gaat subtieler te werk. Hij confronteert en deze confrontatie kan de toeschouwer niet onberoerd laten.

Is Zinjé een geëngageerd kunstenaar? “Neen,” zegt hij, “ik verander de wereld niet, maar ik houd de mensen een spiegel voor.” Hij ‘ontmaskert’ onverschilligheid en hypocrisie. Vitale impulsen moeten niet uit de kunst komen, maar uit het leven zelf. Het ‘oog’ is dat van de kunstenaar, de ‘daad’ hoort de mens toe. Met een scherp oog vanuit de beeldende kunst, biedt de kunstenaar zijn maatschappelijke betrokkenheid aan.

Zinjé toont ons de andere, toont ons het andere. Dat vind ik zo boeiend in zijn werk. Hij geeft ons een verzameling van andere dingen, van anders kijken, van andere manieren van zijn. Hij geeft ons zijn individuele kijk op de werkelijkheid. Zijn visie. Ligt de kunstenaar niet aan de basis van het open en vrije denken?

Nooit vervalt Zinjé in cliché. Nooit laat hij zich reduceren tot cliché. Nergens bespeur ik tekens van recuperatie. Ook niet in zijn ‘naakten’ waarin hij niet alleen een perspectief creëert van vrouwelijkheid, maar ook van hartstochtelijk leven.
Naaktheid is voor Zinjé waarheid, schoonheid, kunst die slechts ontstaan wanneer het lichaam spreekt, aanspreekt, ontroert.
Dichters beweren soms dat een bepaald lichaamsdeel meer dan een ander tot iemands identiteit doordringt. Ik denk hier aan: “Het oog is de spiegel van de ziel”. De ziel als persoonlijkheid, identiteit, individualiteit, geestelijke kern. Het is de geest die de materie vormt (vormkracht) en er zich in uitdrukt (zielskracht).

Zoals de dichter zich schoolt in het waarnemen en beschrijven van de ogen, bekwaamt de kunstschilder zich in het waarnemen van het naakte lichaam. Want ogen, lippen, handen, benen vertellen slechts een deel van het verhaal. De essentie van het observeren van naakt zit in het samenballen van al deze ‘informatie’ in één beeld: hét beeld. En in het besef dat elk beeld op zich opnieuw tijdelijk en gedeeltelijk is.
Naast de waarneming spelen ook het denken, het verbeelden en het visualiseren een belangrijke rol in het creëren. Met het accent op persoonlijkheid en verleiding inspireert Zinjé de kijker om weg te dromen in de wereld van de verbeelding. Door zijn meesterlijk vakmanschap slaagt hij erin zijn “naakt” te laten doordrenken van poëzie.

Zijn werk heeft diepgang. Zinjé gaat niet zomaar langs ge­baande wegen, maar ontsluit nieuwe visies, geeft letterlijk een nieuwe kijk op het onderwerp. Het geeft niet zomaar weer wat hij ziet, integendeel, hij geeft de werkelijkheid weer zoals hij die ziet, maar dan moeten wij on­der zien ‘een zien in geestelijke zin’ verstaan, een zien dat inter­pretatie, inzicht, visie inhoudt. Hij ‘denkt met het pen­seel’, wat al evenzeer door zijn levensbeschouwing be­paald is.

Ik weet dat ik mij waag op een glibberig pad, maar uitglijden maakt een recensie zo boeiend. Volgens mij kan de kunst van Zinjé worden gereduceerd tot drie perspectieven, ik noem het liever ‘oogpunten’.
In de eerste plaats de romantische optiek (opticien): de kunstenaar is een vrij en autonoom subject. Zijn werk kan worden gezien als een directe expressie van zijn innerlijke gemoedsgesteldheid.
Daartegenover stelt de kunstenaar zich in betrekking tot de samenleving waarbinnen hij op kritische wijze en toekomstgericht probeert te interveniëren.
En als derde optiek zie ik de klassieke kunstenaar, bewust van traditie, regels en criteria, in één woord van het metier. Hoe dan ook, de mythe van het kunstenaarschap is te mooi om ongedaan te maken, ze is ook te mooi om waar te zijn.

Ook bij Zinjé vind ik altijd sporen van deze drie ‘oogpunten’. Zinjé werkt structurerend binnen de artistieke praktijk en provocerend vanuit de marge. Een objectieve vorm van ironie die het gevolg is van het streven om de grens tussen kunst en leven is hem niet vreemd. Bij hem is er ook altijd het spanningsveld tussen kunstenaarschap en datgene wat de kunstenaar doet of maakt. Wie oog in oog komt te staan met zijn diversiteit aan werken, stuit op iets wat uitdaagt.
Wat bij Zinjé opvalt, is ook de wijze waarop hij kunst herijkt, het kunstenaarschap wordt als het ware losgemaakt van ‘het kunstenaarschap’. Zonder deze herijking geen Jean-Pierre Zinjé.

“Ik zit nooit,” zegt hij mij. “Ik loop wat rond, drink koffie en schilder rechtopstaand.” Is hij per definitie kunstenaar zodra hij zijn atelier betreedt? “Ik geraakte gefixeerd op mijn eigen gedrag. Ik was dan ook blij toen ik in Londen, op de tentoonstelling ‘Portraits’ van Lucian Freud, hoorde dat hij ook altijd rechtopstaand schilderde.”
Zinjé plaatst zijn doek op een schavotje, dat kan van alles zijn, een soort van ‘piëdestal’, indien hij maar recht ‘in het gezicht’ van zijn werk kan kijken. Het schilderij, pal voor hem, oog tegen oog, als een nieuw personage dat voor zich uit verrijst. Kunstenaar en schilderij deel van eenzelfde constructie.

Zinjé beheerst bijna alle schildertechnieken: olieverf, aquarel, acryl en velerlei andere manieren om verf aan te brengen. Velen voor mij hebben daar aandacht aan besteed. Hij is een meester in de aquareltechniek en het acrylverven.
Weinigen zijn in staat om, zoals Zinjé, aan toetsen waterverf die over het blad papier vloeien, de magie van suggestie en gevatheid te verlenen.
Als kunstenaar probeert Jean-Pierre Zinjé van alles uit: gedreven, begeesterd, inventief en geconcentreerd. Daarbij bedient hij zich op zo divers mogelijke wijzen van materialen zonder er hiërarchie in aan te brengen.

Ook zijn acrylschilderijen zijn een betoverende mix van materialen, media en pigment en vulmiddel. Waar de nodige hoogglans zou ontbreken, wordt die achteraf aangebracht door een glanzend vernis of een speciaal glansmedium.
Zinjé weet bovendien het mogelijke plasticachtige karakter van de verf en de hardheid van de kleuren te voorkomen. Subtiele kleurovergangen blijven behouden. De textuur boeit. Ik heb dat nog bij weinige acrylschilders gezien.
In een gemengde techniek is acrylverf bovendien uitstekend te combineren met aquarel.

Met ongeziene vaardigheid creëert hij als het ware een onderdompeling in beweging, frisheid, streling van huid en water, maar ook een verdrinken in hoge golven en tegelijkertijd een breed uitdeinen in stiltes na de storm. Horizontale spanning in den brede als continuïteit van de eeuwige zee.

Ontroering is een belangrijk onderdeel van zijn werk. Zichzelf voor een stukje kwetsbaar opstellen en niet de tra­ditionele muur optrekken waarachter de mees­te artiesten zich veilig voelen, maar zich ook verschuilen. De dualiteit tussen artisticiteit en het dagelijkse leven is altijd aanwezig. Hij neemt graag contact met kritische geesten. Ze zijn voor Zinjé een realistisch klankbord.

Het werk van Jean-Pierre Zinjé bezit de eigenschap een sterke identiteitsbepaling.  Of het nu gaat om marines, sociaal bewogen werk of naakt, zijn werk is een afdruk van zichzelf, elk schilderij is een zelfportret.  Deze eigenschap geeft aan zijn creaties een immense kracht, maar ontbloot tegelijk de zwakte van de kunstenaar als kwetsbaar persoon ten opzichte van de beschouwer.  Zinjé verbeeldt zijn verwachtingen, angsten, vreugden en verwondering in vorm en kleur. Wij noemen dat talent, maar voor de kunstenaar is het een vorm van voortdurende gedwongen confrontatie met zichzelf ervaren.
Het werk is zoals Zinjé is: authentiek, origineel, zichzelf.

Mijn bezoek aan zijn atelier en de gesprekken die wij hebben gevoerd, meestal in aanwezigheid van onze ‘madams’ (zoals hij ze noemt), hebben mij overtuigd dat hij alle aanzien verdient, die mij ter ore was gekomen.


Thierry Deleu 




Geen opmerkingen: