Claude Aendenboom
3 jaar Latijn-Griekse HEMACO
Dendermonde.
Middenjury behaald in 1986.
Van 1992 tot 2012: Open
Universiteit Gent: Psychologie en Filosofie en enkele cursussen
Kunstgeschiedenis en Literatuur.
Sinds enkele tijd: zelfstudie
vreemde talen o.a. Arabisch.
BRON VAN
RUST
De rosse weerwolfmaan
bescheen die winternacht
het koperen Christuskruis
feller dan ik had verwacht.
Ik riep om haar, krijsend
uit alle macht. Met een
olielamp kwam zij kijken
naar mijn jammerklacht
wiegde mij in haar armen
zong slaap kindje zacht
terwijl ze wees naar de
sterren met al hun pracht.
Wat was zij aardig en lief.
Daar heb ik vele jaren later
nog vaak aan teruggedacht.
Vooral nu ze met een
koperen Christuskruis
wordt weggebracht.
Of teruggebracht...
naar een bron van rust?
Weer word ik door
haar gesust!
CECI N'EST PAS UN POEME
Ik
leefde in de 16de eeuw
in
'n dorp, als arme dichter
zag
zwarte sneeuw maar
mijn
fantasie maakte mijn
zorgen
een beetje lichter.
Voorzichtig
publiceerde
ik
m'n eerste gedichten
maar
die vielen niet in
goede
aarde, waren
volgens
de pastoor
zeer
kwaadaardig.
Zo
kwam er zelfs een
kruisverhoor
waarbij ik
werd
veroordeeld.
Ik
was bang voor de
criminelen
in de cel
de
ratten waren m'n
enige
vrienden in die
lange
donkere hel.
Tot
ik een brief kreeg
van
de koning die mijn
dichtwerk
had gelezen
het
zelfs had geprezen.
Ik
werd dus hofdichter!
Leve
het Opperwezen!
Dat
Hij nog lang onze
babysitter
mag wezen.
En
de sneeuw... die
wordt
alsmaar witter.
Omdat
ik nu door de
elite
word gelezen.
HANDIGE PARABEL
Er
was eens een bedelaar
en
een prins wiens wegen
elkaar
kruisten, de ene zat
op
het drukke marktplein
met
zijn hand open, de
andere
hield stevig zijn
geldbuidel
vast.
Maar
toen de prins hem
daar
zag zitten ging hij plots
te
rade bij deze mysticus
in
de hoop een antwoord te
krijgen
op z'n grote vraag:
Waarom
ben jij gelukkiger
dan
mij, arme man?
De
wijze antwoordde: mijn hand
heeft
nog veel tegoed omdat
ik
hem open mag houden, jij
daarentegen
houdt al je rijkdom
angstvallig
vast en zo zal je ooit
eens
kramp in je hand krijgen.
Je
kan dus nog alles verliezen
daarom
ben ik gelukkiger!
Maar
weet je wat? Laat al de
goudstukken
die je nu bij je hebt
vallen
in mijn hand, dan keren
we
de rollen eens om.
Zo
keerde de prins weer naar zijn
paleis
en zou voortaan iedereen
laten
delen in zijn rijkdom!
En
op het marktplein bouwde
men
wat later een heiligdom.
DE ZEDIGE NICHT
Huppelend
op roze mocassins
fluitend
z'n schatje tegemoet
hoopt
hij op een nieuw begin.
En
hij heeft 'n leuke snoet maar
is
zich wel heel bewust van het
moralistische
burgerstadje dat
vindt
dat hij boeten moet in de
hel
van hun godsdienstwaanzin.
Maar
wie eens goed kijkt naar
de
huidige paus ziet echt de
fanatiekste
nicht van 't Vaticaan.
En
de katholieke kliek zwijgt als
‘n
graf over dit goddeloos bestaan.
Ze
staan immers bloot...
aan
veel kritiek.
Ieder
huisje draagt zijn kruisje!
Maar
zal hun machtsorgaan
nog
overeind staan?
MY OLD MAN
Na
een lange lastige
zwerftocht
heb je het
schimmenrijk
opgezocht
nadat
je één of andere
Melkweg
had bezocht,
kijken
of je daar leven
mocht,
want je ziel
had
jij bijna aan de
duivel
verkocht.
Vlak
voor je laatste
ademtocht
was je nog
aan
het opscheppen
over
je goede afkomst
en
je sexappeal waar
elk
meisje voor flauwviel,
ze
waren allen aan je
charmes
verknocht.
En
soms was je een
echte
imbeciel maar een
beetje
respect voor je
achterdocht
in ruil voor
wat
hartstocht vond
jij
een prima deal.
Ik
hoop van harte dat
het
leven je wat beviel.
Want
voor mij was je
uitvinder
van het wiel!
IN THE YEAR 2525
In
het jaar 2525 zullen de
ruimtevaarders
met vliegende
steden
door de kosmos reizen
zullen
de reglementen van de
wereldleiders
ons verstikken
omdat
zuurstof te koop zal
zijn
aan te dure olieprijzen.
Karavaans
van alle rassen
zullen
in de woestijnen van
onbekende
planeten dorsten
naar
nog méér land omdat
Lucifer
de mensen alweer
fata
morgana's voorspiegelt.
En
als U in 2525 dit gedicht
ergens
in het heelal ontmoet
weet
dan dat de dichter U
anno
2011 vanop Aarde groet.
En
weet: het gaat hier niet
zo
goed maar ik ben getroost
omdat
u het niet beter doet!
Want
al klinkt dit gedicht
dan
als één of ander
Oud-Vlaams
dialect.
' t
Is dat ik waarzeg...
HET RAD VAN FORTUIN
Ik
leefde in de 16de eeuw
in
een dorp, als arme dichter
zag
er zwarte sneeuw maar
mijn
fantasie maakte mijn
zorgen
heel wat lichter.
Was
wat schichtig voor
de
Vlaamse leeuw, die
was
immers kortzichtig.
Voorzichtig
publiceerde
ik
mijn eerste gedichten
maar
die vielen niet in
goede
aarde, waren
volgens
de pastoor
zelfs
zeer kwaadaardig.
Er
kwam vervolgens een
kruisverhoor
waardoor
ik
werd veroordeeld
tot
levenslang.
Ik
was bang voor de
crimineel
in de cel
het
was een kat en
muis
spel.
Tot
ik een brief kreeg
van
de koning die mijn
dichtwerk
had gelezen
het
had geprezen.
Ik
werd plots hofdichter
MIJN VRIEND JAN
M'n
vriend Jan is terminaal
en
een kunstschilder wiens
aquarellen
menigmaal in
respectabele
musea hingen.
Hij
wist ook te voorspellen
dat
ik snel zou genezen,
we
waren vrijgezellen die
naar
erkenning streefden.
We
deden om 't gekst
hadden
allebei complexen
maar
hebben elkaar de
hemel
ingeprezen toen
we
elkaar hadden ontdekt.
Nu
zijn we vrienden voor
het
leven en blijf ik hem
tot
de dood vergezellen.
Daarna
maak ik hem groot!
Door
zijn kunst in mijn
gedichten
tentoon te stelle
ZEEMEEUWEN
Het
liefst
loop
ik alleen
naar
de schepen te kijken
in
de mist en de regen
geen
geklets om me heen
mensen
wil ik mijden.
Liever
hoor
ik de zeemeeuwen
die
neerstrijken
op
het strand, gemeen
met
elkaar bakkeleien
om
de stukjes brood
uit
mijn hand.
En
ook zij
schijten
soms op mij.
Maar
zien mij tenminste
als
hun soortgenoot.
En
niet als de één
of
andere psychoot.
REBEL WITHOUT A CAUSE
Vervreemd van mezelf
en de mensheid, was ik
een mooiprater al had ik
geen gesprekspartner meer.
Ik was een mensenhater die
de maximumsnelheid op de
levensweg overschreed, ook
al trok mijn psychiater aan de
handrem, ik speelde theater
met af en toe een hulpkreet.
Daarom was ik een vroege
schoolverlater die al gauw
aan bandeloosheid leed.
Maar de krater van mijn
boosheid is met de jaren
versteend door het geklater
van de fontein in het park die
mij telkens weer inspireert
tot dichterlijke relativiteit.
Nu met het geschater van
kinderen in mijn nabijheid.
En tussen de bladeren
van de eik zit een oehoe.
Terwijl ik voortaan water
bij m'n klare wijn doe.
Claude Aendenboom
Geen opmerkingen:
Een reactie posten