Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

22 april 2012

Toelichting bij het essay over de poëzie van Fernand Florizoone (21 april)


Mijnheer de Burgemeester,
Beste Vrienden,


Ik heb Fernand laat leren kennen. Zijn poëzie ken ik echter al honderd jaar.
Hij is één van de dichters die mij heeft beïnvloed. Daar kun je niet onderuit indien je iemands poëzie met de regelmaat van een klok leest. Van de Woestijne, Elburg, Florizoone, Snoek, Spillebeen waren mijn (grote) voorbeelden.
Ons eerste gesprek vond plaats na de voorstelling van het eerste jaarboek van “De 50 Meester-dichters” op 1 december 2008 op het gemeentehuis van Koksijde. Fernand kwam mij feliciteren.
Ik zie hem nog voor mij staan: flink, maar verlegen, een bescheiden man, maar een man van stand, niet van veel zeggen, maar met warme woorden.
Onze vriendschap is met de tijd gegroeid, het respect voor elkaar is groot, hoewel wij qua (geloofs)overtuiging verschillen, zijn onze affiniteiten groot, wij zien elkaar graag en ook onze vrouwen hebben een zelfde band. Een band van vertrouwen.

Dit essay wil op een eerlijke wijze (objectief in zijn subjectiviteit) getuigen van zijn poëtisch talent. Fernand Florizoone bezit de elegantie van het woord en de ontroering voor al wat mooi en schoon is.
Van hem verschenen vijftien bundels. In bloemlezingen, tijdschriften en op e-zines werden gedichten van hem opgenomen. Hij viel geregeld in de prijzen.

Op 4 oktober 2000 werd hij “cultureel ambassadeur van Koksijde”. Toen woonden wij nog in Harelbeke, twee jaar later zouden wij naar Oostduinkerke verhuizen.
Meestal is men geen sant in eigen land, maar Fernand is dit wel en hoe: de Westhoek kent en respecteert hem. Hij is een beminnelijke man.

Beminnelijk is ook een kernwoord om zijn poëzie te schetsen:
toegankelijk voor een ieder, geen hermetische wereld, geen postmodernistische drempel. Hij verwoordt wat hij observeert scherp, maar niet erudiet of langdradig, integendeel: hij weet zijn zintuiglijke indrukken eenvoudig en vooral suggestief te verwoorden. Hij streeft naar harmonie in vorm en inhoud. Zijn wereld is bepaald door geloof, melancholie en respect voor mens en natuur.

Na het lezen en bespreken van de verschenen bundels van Fernand merk je hoezeer een dichter evolueert en inhoudelijk toch helemaal zichzelf blijft. In se verandert niets, er is geen wezenlijk verschil tussen de eerste en de laatste bundel. Waar je in vroege bundels diepgang raadde, vermoedde, aanvoelde, sta je bij de laatste gedichten voor een fijn aangevoelde, juist gedoseerde, met grote precisie zuinig verwoorde innerlijkheid.
Het staat iedereen vrij het metafysische als realiteit te verwerpen of te aanvaarden. Wie echter kosmosgevoeligheid zonder meer verwerpt, ontneemt zich een mogelijk uitzicht op de wereld.
Bij de waardering van poëzie speelt het al of niet aanvaarden van het buitennatuurlijke vaak een grote rol.
De toon van zijn gedichten klinkt soms alsof er een mist over de verzen ligt, alsof je niet rechtstreeks natuur en dingen raakt, maar eerst moet aanvaarden en aanvoelen dat het gewone, het alledaagse, een diepere kern in zich draagt.

Verlangen en hunker klinken door. Melancholische herinneringen aan de tijd van toen, bij vader en moeder, de geboortegrond.
Melancholie die de dorst naar poëzie vergroot. Het besef van vergankelijkheid. Bij herhaling wordt ook naar de dood verwezen

Zijn beeldspraak drijft je mee op taal en maat, je krijgt inkijk in woorden en realiteit, die verbeeld wordt tot een nieuwe werkelijkheid.
Je geraakt soms in een toestand van lichte sluimer, een heerlijk soezen onder een wijde eik, onder een zomerhemel.
De dichter idealiseert niet, maar observeert tot in het detail.

Sommige gedichten doen mij denken aan iemand die zichzelf wil geruststellen, iemand die de angst afwijst, die de waarde van berusting (die hij rust noemt) toont. Rust om twijfel te ontlopen? Is dichten overwinnen?
In een aantal gedichten geven de dingen bijna achteloos de kern van het geheim prijs: zijn onmetelijk godsvertrouwen.

Nooit wil Fernand stichtend overkomen: hij kiest zijn woorden, hij schrapt, hij wil de woorden triëren tot hij alleen nog suggestie overhoudt. Hij produceert geen woorden aan de lopende band. Hij wil niet dat zijn woorden verloren lopen, hij plaatst weinig woorden voor veel inhoud.

De charmes van de Westhoek zingt hij uit, hij houdt van de oogvullende wijdte van de zee, hij doet ons kijken en luisteren naar de vogels.
Wonderlijk is het hoe je voelt hoe de natuur groeit, hoe groot de impact van het Onnoembare is in mensen en dingen.
Samen voelen zij elkaar aan: ze zijn alle verwant aan de natuur en aan de schepper.

Ik besef maar al te goed dat perfecte gedichten niet bestaan - de meest loepzuivere diamant vertoont fouten bij een vergroting -, maar toch durf ik beweren dat mijn goede vriend Fernand vaak volmaakte gedichten schrijft: sfeerscheppend, suggestief, taalbeheersend, metaforisch sterk, assonantie zonder rijm, sobere maar indrukwekkende verwoording.

In mijn vele gesprekken met hem, meestal in aanwezigheid van Ida en mijn vrouw, bij hem thuis of bij ons, of op café (in de Westhoek en Cabour), in een restaurant of op een receptie, na de voorstelling van een nieuw boek, creëert hij binnen de ruimte zachtheid, hoop, schroom, dankbaarheid, vrede.
Ook deze sfeer nestelt zich in zijn gedichten: zijn poëzie hult zich in mystieke beleving.

Voor het schrijven van het essay heb ik veel steun gehad aan Veerle Janssens’ eindverhandeling Dichter tot het leven, waarvoor dank en waardering.
Haar licentiaatsverhandeling heeft mij bij een eerste kennismaking met het gezamenlijke dichtwerk op weg geholpen.

Fernand wa 85, toen ik het essay begon, straks wordt hij 87). Op deze gezegende leeftijd zou hij zich kunnen afvragen:
“Is mijn gevecht met het woord niet nutteloos geweest? Is het nog zinvol om ermee door te gaan?” Op de eerste vraag: neen, op de tweede: duizendmaal ja!

Thierry Deleu


Geen opmerkingen: