Nieuwjaarsbrief
van Frans Depeuter
Ik krijg ze niet alle vier op een rij
"Wie op zijn twintigste niet links is, heeft geen hart. Wie het op zijn vijftigste nog is, heeft geen
hersens."
Beste
Thierry,
Vooreerst
wil ik je danken voor de aandacht die je telkens weer als Geletterde Mens aan
ons geheibel besteedt. Toch is er
iets wat me stoort. Het is niet de eerste keer dat je schrijft dat ik
"alles wat links is met de grond gelijkmaak" en dat het mij hoog zit
dat iemand niet in God gelooft. Graag maakte ik daar een paar kanttekeningen
bij.
In
de jaren '60-'70 was ikzelf "zo links als de pest". Ik dweepte met
Marx, Adorno, Marcuse en al die andere linkse denkers en schrijvers, met wier
werken mijn boekenkast gevuld was/is. Ik was een luis in de pels van de katholieke
school waar ik les gaf. Ik dacht rood, stemde rood, handelde rood. En omdat
mijn geloof nog niet was aangetast, was ik dus lid van CvS (Christenen voor het
Socialisme).
Maar
links heeft mij zwaar ontgoocheld. De linkse machtshonger is niet geringer dan
de rechtse, de linkse discrepantie tussen woord en daad al evenmin. De betweterigheid
en het Grote Gelijk van links jagen me de kast op. De linkse intolerantie lijkt
me zelfs groter dan die van de overkant. Het linkse ons-kent-ons, dat het
Vlaamse medialandschap beheerst, deformeert ook de hele cultuur. En dan hebben
we het nog niet gehad over de linkse graailust, die niet alleen bij politici
maar, dankzij het links georiënteerde Vlaams Fonds voor de Letteren, ook bij
auteurs van linkse signatuur in volle bloei is.
[Wat
bij voorbeeld te denken van pakweg een schrijver wiens echtgenote een volledige
loopbaan heeft gehad in het onderwijs en dus thans een heel wat hoger pensioen geniet
dan de doorsnee arbeider, en die zelf van een (zij het onvolledig) pensioen
geniet, die als auteur regelmatig in de prijzen valt, die ongetwijfeld heel wat
auteursrechten ontvangt voor zijn exuberant gepromote werk en dus ook een
flinke grabbel 'uitgestelde repartitierechten' (zeg maar 'pensioen') krijgt van
Sabam, die ook geregeld aan de bak kwam/komt met tv-creaties, film- en
toneelopdrachten, lezingen, bijdragen in gesubsidieerde tijdschriften… en die boven
op dat alles elk jaar nog subsidie vraagt aan het VFL en ze in royale mate
krijgt toegewezen? – Tussen haakjes: het hele systeem van het VFL is een
aanfluiting van sociaal-isme. Stel je voor: de individuele inkomensgrens om
(onbelastbare!) subsidie te krijgen is vastgesteld op… 39 200 euro. Jaja,
je leest het wel: belastingvrije
subsidie tot aan een individuele
inkomensgrens van 1 581 324
bef !!!! De waarkmensch schiet van zijn pedalen als hij die bel hoort
rinkelen!]
Wat
ik wil zeggen is dat in onze welvaartmaatschappij het 'links', dat zich bij
vele van onze 'linkse' auteurs in hoofdzaak manifesteert in een libertijns patroon, erg weinig, zo niet
niks, te maken heeft met het echte links, dat zich op het socio-economische
richt en bedoeld is om de zwakkeren te beschermen. Het 'links' dat wij
meemaken, is een salonsocialisme, een barbecuesocialisme, een pianosocialisme-met-vlinderdas,
dat alle voeling met de smalle gemeente verloren heeft. Het 'links' van Bobo's,
weet je wel, de Bourgeois Bohémiens die zelf een 'rechtse' levensstijl hebben,
maar toch 'links' stemmen. In de politiek heten die 'socialisten' Laurette (Onkelinx)
of Willy (Claes) of Marcel (van Dam) of Dominique (Strauss-Kahn, die zelfs als
"gauche ultra-caviar" wordt bestempeld). In heel de westerse wereld
ontmoeten we ze: in Finland spreekt men van Samppanjasosialismi
(Champagnesocialisme), in Zweden van Rödvinsvänster (Rodewijngauchisme), in
Frankrijk van Gauche Caviar, in Ierland van Smoked Salmon Socialist
(Gerooktezalmsocialisme), in Duitsland en Oostenrijk van Toskana-Fraktion (naar
de vakantiebestemming Toscane), enz.
Voilà,
Thierry, dát is de ware reden van mijn aversie voor links. Dat en niets anders.
De hypocrisie! De tartufferie! De onrechtlijnigheid! Het 'links lullen en
rechts vullen', dat gepaard gaat met een schromelijk gebrek aan authentiek en
'eigenbaatloos' sociaal engagement. O
ja, het zit me hoog, dat pseudo-linkse gedoe dat ook in de literaire en
journalistieke wereld het schoon weer maakt. Ik krijg er het schurft van, van
de Desmetten en Reynebeaus die zich van de ene dag op de andere omtornen in
vedetten voor banale, vervlakkende (maar goed betalende) tv-programma's. Of van
de Hemmerechtsen die op de poepchique Antwerpse Cogels-Osylei wonen, van de Lanoyes
die naar Kaapstad verhuizen om belastingen te ontduiken. Van al die profeten
die toch zo graag op een piëdestal vertoeven en hun vermanend vingertje opsteken
naar de goegemeente, maar wanneer die goegemeente het niet ziet, met datzelfde
vingertje hun euro's staan te tellen. En die bovendien als averechtse
moralisten met hun adagio van 'Alles Moet Kunnen' de samenleving om zeep
helpen.
Van
dát schrijvend volkje, m'n beste Thierry, baalt Depeuter, inderdaad. Dié 'kunstenaars'
doen hem het zuur naar de mond stijgen. Van dié politiek lust hij geen lepel
pap. En zo komt het dat hij al decennialang cultureel en politiek ontheemd is.
Wie het ganse schijngedoe zonder blinddoek van nabij volgt, kan alleen maar een
kritisch eclecticus zijn, dacht ik. Een moeilijk hanteerbaar ras is dat, ik
weet het wel. In hondsgetrouw ploegverband aan de oven staan is immers een van
dé spelregels van ons maatschappelijk bestel. Wie niet bereid is mee broodjes
te bakken, mag ook niet mee aan tafel, zo stelt het huisreglement. Van zo'n
Jantje Contrarie heb je immers meer last dan gemak.
En onze schrijvers weten dat. O ja, zij weten het verdraaid
goed. Paul Snoek had zelfs constant drie partijkaarten op zak zodat hij
naargelang van de omstandigheden kon zwaaien met rood, oranje of blauw. En hij
was niet de enige snoek die in de Vlaamse wateren rondzwom, zijt maar zeker. Tegenwoordig
heb je echter geen drie kaarten meer nodig, één kleur volstaat al. En de meeste
Vlaamse auteurs gedragen zich dus zoals het hoort, zeker nu het Fonds voor de
Vlaamse Letteren de lakens uitdeelt. Ze knikken, ze zwijgen, en als ze hun mond
opendoen is het om mee kwelen, of alleszins mee te lippen, in het hypercorrecte
koor. Onze dappere schrijvers kwispelen als cockapoo's aan de voeten van wie de
Cesarblikken opensnijdt, en gaan op hun kont zitten bedelen om toch ook een
brokje te krijgen.
Welnu, daar doet Depeuter dus niet aan mee. Hij wil vrij
blijven. Hij wil altoos en alom kunnen zeggen wat hij denkt. Hij zal paard én
kar noemen, om het even welke kleur het paard en welke wielen de kar heeft. De
vrijheid van tong en taal is voor hem heiliger dan een lauwerkrans. Wie zijn
ziel verkoopt en zichzelf censureert, wie anders schrijft dan hij leeft, is de
naam 'auteur' niet waard. Vorm en vent zijn niet te scheiden. “De kleinste
inconsequentie verraadt een bereidheid tot de grootste onrechtvaardigheid en
corruptie,” schreef ik ooit en daar sta ik nog altijd achter. Dat zal zowat de
enige zekerheid zijn die ik heb. Samen met mijn fundamentele twijfel aan alles.
Een partijkaart héb ik dus niet, heb ik nooit gehad,
zal ik nooit hebben. Voor één gat is deze onverlaat niet te vangen. Stamboekpartijdigheid
is mij volkomen vreemd. Voor mij is elke stembusgang een doelbewust ‘kiezen’
tussen rood, oranje, geel of groen, al naargelang van de 'knelpunten' die zich
aandienen. Want met de beste wil krijg ik ze niet alle vier op een rij.
Met blauw heb ik nooit problemen gehad, die kleur heeft
me nooit gepast. Voor de zoon van een
sjofel boerke met drie koetjes, een schaap en een kruiwagen, dat door Johan Bourgeois werd verslonden en door Jean-Pierre
Capital werd uitgekakt, waren van jongs af alleen de zomerse luchten en de wilde korenbloemen die het
graan doorspikkelden, blauw. En o ja,
de gestesselde kiel die vader droeg
wanneer hij patatten ging rooien. En de met gouden sterren bezaaide mantel van
het Vrouwke van Scherpenheuvel, aan wie moeder tijdens een van mijn vele
ziektes de belofte had gedaan haar met een jaarlijkse bedevaart te bedanken tot
ik 12 was geworden.
Op sociaal gebied
ben ik zo rood als een paprika. Met alle warmte voor de kleine man die uit de
broek van een andere kleine man is geschud. Voor het grut dat de boeken van
Piet Van Aken en Louis Paul Boon, maar ook, zij het met een christelijk kleurtje,
van Aloïs Blommaert of Emiel Van Hemeldonck bevolkt. Ik had van jongs af de
onhebbelijke gewoonte nooit de kant te kiezen van degene die macht heeft, maar
altijd te staan naast degene die slaag krijgt. En die kwalijke gewoonte heb ik
nog altijd. Kersen eten met verheven lieden heeft me nooit gelegen. Een
eretitel dragen, zoals de linkse baron Buysse, baron Gijsen, barones Van
Paemel, baron en commandeur en grootofficier en ridder Walschap, ach, ik mag er
niet aan denken.
Op etisch gebied
draag ik de stempel die mijn oerbrave en -christelijke moeder mij gaf. Hoewel
van mijn idealistisch geloof in god en duivel alleen wat nostalgische
brokstukken zijn overgebleven, trotseren de oude waarden glansrijk de tand des
tijds. En ik ben er trots op, ja, trots op wat mijn ouders mij voorleefden:
nederige waardigheid, eerbied voor de
natuur, verbondenheid met het gezin, samenhorigheid met de buurt, eenvoud en
rechtdoorzeeheid, normbesef en verdraagzaamheid, en een diep gevoelen voor
rechtvaardigheid. Maar de moderne tsjeverij van de Martensen, behoed mij
daarvoor. Wat moet ik met een tsjeef, die enerzijds jong menselijk leven wil
beëindigen en anderzijds mensonwaardig sterven wil verlengen? Wat moet ik met
het kadoddergedoe van de Smet of andere Mieten, die plechtige communicantjes de
dag na hun Vormsel geschikt bevinden om van bil te gaan? Wat moet ik met een
Christelijke, Democratische & Vlaamse loodgieter die zeven zakken tegelijk
vult?…
Op communautair
gebied ben ik zo geel als een eierdooier. Het laatste decennium is de Leeuw
in mij wakker geworden. Het gedrochtje dat België heet, is zo goed als dood,
dat ziet iedereen die geen stront in zijn ogen heeft. De corrupte arrogantie
van de geldverspillende francofone politici komt me de strot uit. Overigens, de
Vlaamse en de Waalse cultuur gelijken op elkaar zoals mijn gat op een kommeke
soep. Buiten Georges Simenon ken ik niet één auteur van over de taalgrens, en
in Wallonië is zelfs Hugo Claus een blinde vlek. Bovendien: in Vlaanderen
Vlaams, in Spaanderen Spaans, punt aan de lijn! Geen gezever over faciliteiten,
die zouden moeten uitdoven maar aldoor hoger opflakkeren! Als je in Frankrijk
gaat wonen, spreek je er Frans. In Engeland Engels, in Duitsland Duits. Of het
nu een Waal, een Amerikaan, een Marokkaan, een Botswaan of een Eskimo is, dat
hij de taal leert van het land waar hij woont, zo simpel is het!
En ten slotte, op ecologisch
gebied. Zo groen als gras in de lente ben ik. Als pistache op roomijs. Een
zoon van een Kempens boerke weet wat het is, de vrijheid in en verbondenheid
met de natuur. Geen zuiverder vitaal gevoelen dan het meeleven met de seizoenen
die je over de velden ziet rollen. Geen heerlijker sensatie dan je geïntegreerd
te weten in je natuurlijke biotoop. O ja, die groentjes, zo waren ze in het begin.
En ik heb ze toen aan mijn hart gedrukt. Ik ging dus mee betogen tegen de
kernwapens, ik engageer(de) me tegen de verloedering van het milieu, ik kom op
voor het behoud van een wereld waarin onze achterkleinkinderen nog kunnen
leven. Meer dan eens heb ik Agalev mijn stem gegeven. Totdat ze het nodig
vonden om ook een sociaal en etisch programma uit te dokteren. Abortus vrij!
Soft drugs vrij! Immigratie vrij! Het beleid van het zachtgekookt eitje, weet
je wel. Toen hield ik het voor bekeken.
Zo, Thierry, misschien geeft dit credo je een beter
inzicht in mijn heibels bestaan. Misschien begrijp je nu dat ik niet pas in om
het even welk laatje. Gewoon omdat ik geloof dat een auteur, die naam waardig,
een geestelijke vrijbuiter dient te blijven en zich niet mag laten kisten in om
het even welk instituut, of het nu Kerk, Paleis of… Literatuur is. Omdat ik
belijd dat vooral een man/vrouw die de taal machtig is, de verdomde plicht
heeft zijn/haar stem niet alleen te gebruiken om de schoonheid van bloemen en
vlinders te bezingen, maar ook om zich eerlijk en kwetsbaar in het maatschappelijk
discours te gooien en zijn/haar verantwoordelijkheid op te nemen voor de toekomst.
De vraag van de bijna-Nobelprijswinnaar Nikos Kazantzakis: "Wat is de
plicht van mensen met cultuur en letteren tegenover de maatschappij?"
wordt door de helemaal-Nobelprijswinnaar Harold Pinter beantwoord met: "Ik
denk niet dat ik een plicht heb tegenover de maatschappij als schrijver, maar
wel als mens. En ik bedoel niet de maatschappij zoals ze is, maar zoals ze zou
moeten zijn."
Frans Depeuter
1 januari 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten