Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

5 januari 2012


Nieuwjaarsbrief van Frans Depeuter

Ik krijg ze niet alle vier op een rij

"Wie op zijn twintigste niet links is, heeft geen hart. Wie het op zijn vijftigste nog is, heeft geen hersens."

Beste Thierry,
Vooreerst wil ik je danken voor de aandacht die je telkens weer als Geletterde Mens aan ons geheibel besteedt. Toch is er iets wat me stoort. Het is niet de eerste keer dat je schrijft dat ik "alles wat links is met de grond gelijkmaak" en dat het mij hoog zit dat iemand niet in God gelooft. Graag maakte ik daar een paar kanttekeningen bij.
In de jaren '60-'70 was ikzelf "zo links als de pest". Ik dweepte met Marx, Adorno, Marcuse en al die andere linkse denkers en schrijvers, met wier werken mijn boekenkast gevuld was/is. Ik was een luis in de pels van de katholieke school waar ik les gaf. Ik dacht rood, stemde rood, handelde rood. En omdat mijn geloof nog niet was aangetast, was ik dus lid van CvS (Christenen voor het Socialisme).
Maar links heeft mij zwaar ontgoocheld. De linkse machtshonger is niet geringer dan de rechtse, de linkse discrepantie tussen woord en daad al evenmin. De betweterigheid en het Grote Gelijk van links jagen me de kast op. De linkse intolerantie lijkt me zelfs groter dan die van de overkant. Het linkse ons-kent-ons, dat het Vlaamse medialandschap beheerst, deformeert ook de hele cultuur. En dan hebben we het nog niet gehad over de linkse graailust, die niet alleen bij politici maar, dankzij het links georiënteerde Vlaams Fonds voor de Letteren, ook bij auteurs van linkse signatuur in volle bloei is.
[Wat bij voorbeeld te denken van pakweg een schrijver wiens echtgenote een volledige loopbaan heeft gehad in het onderwijs en dus thans een heel wat hoger pensioen geniet dan de doorsnee arbeider, en die zelf van een (zij het onvolledig) pensioen geniet, die als auteur regelmatig in de prijzen valt, die ongetwijfeld heel wat auteursrechten ontvangt voor zijn exuberant gepromote werk en dus ook een flinke grabbel 'uitgestelde repartitierechten' (zeg maar 'pensioen') krijgt van Sabam, die ook geregeld aan de bak kwam/komt met tv-creaties, film- en toneelopdrachten, lezingen, bijdragen in gesubsidieerde tijdschriften… en die boven op dat alles elk jaar nog subsidie vraagt aan het VFL en ze in royale mate krijgt toegewezen? ­­­­­– Tussen haakjes: het hele systeem van het VFL is een aanfluiting van sociaal-isme. Stel je voor: de individuele inkomensgrens om (onbelastbare!) subsidie te krijgen is vastgesteld op… 39 200 euro. Jaja, je leest het wel: belastingvrije subsidie tot aan een individuele inkomensgrens van 1 581 324 bef !!!! De waarkmensch schiet van zijn pedalen als hij die bel hoort rinkelen!]
Wat ik wil zeggen is dat in onze welvaartmaatschappij het 'links', dat zich bij vele van onze 'linkse' auteurs in hoofdzaak manifesteert in een libertijns patroon, erg weinig, zo niet niks, te maken heeft met het echte links, dat zich op het socio-economische richt en bedoeld is om de zwakkeren te beschermen. Het 'links' dat wij meemaken, is een salonsocialisme, een barbecuesocialisme, een pianosocialisme-met-vlinderdas, dat alle voeling met de smalle gemeente verloren heeft. Het 'links' van Bobo's, weet je wel, de Bourgeois Bohémiens die zelf een 'rechtse' levensstijl hebben, maar toch 'links' stemmen. In de politiek heten die 'socialisten' Laurette (Onkelinx) of Willy (Claes) of Marcel (van Dam) of Dominique (Strauss-Kahn, die zelfs als "gauche ultra-caviar" wordt bestempeld). In heel de westerse wereld ontmoeten we ze: in Finland spreekt men van Samppanjasosialismi (Champagnesocialisme), in Zweden van Rödvinsvänster (Rodewijngauchisme), in Frankrijk van Gauche Caviar, in Ierland van Smoked Salmon Socialist (Gerooktezalmsocialisme), in Duitsland en Oostenrijk van Toskana-Fraktion (naar de vakantiebestemming Toscane), enz.
Voilà, Thierry, dát is de ware reden van mijn aversie voor links. Dat en niets anders. De hypocrisie! De tartufferie! De onrechtlijnigheid! Het 'links lullen en rechts vullen', dat gepaard gaat met een schromelijk gebrek aan authentiek en 'eigenbaatloos' sociaal engagement. O ja, het zit me hoog, dat pseudo-linkse gedoe dat ook in de literaire en journalistieke wereld het schoon weer maakt. Ik krijg er het schurft van, van de Desmetten en Reynebeaus die zich van de ene dag op de andere omtornen in vedetten voor banale, vervlakkende (maar goed betalende) tv-programma's. Of van de Hemmerechtsen die op de poepchique Antwerpse Cogels-Osylei wonen, van de Lanoyes die naar Kaapstad verhuizen om belastingen te ontduiken. Van al die profeten die toch zo graag op een piëdestal vertoeven en hun vermanend vingertje opsteken naar de goegemeente, maar wanneer die goegemeente het niet ziet, met datzelfde vingertje hun euro's staan te tellen. En die bovendien als averechtse moralisten met hun adagio van 'Alles Moet Kunnen' de samenleving om zeep helpen.
Van dát schrijvend volkje, m'n beste Thierry, baalt Depeuter, inderdaad. Dié 'kunstenaars' doen hem het zuur naar de mond stijgen. Van dié politiek lust hij geen lepel pap. En zo komt het dat hij al decennialang cultureel en politiek ontheemd is. Wie het ganse schijngedoe zonder blinddoek van nabij volgt, kan alleen maar een kritisch eclecticus zijn, dacht ik. Een moeilijk hanteerbaar ras is dat, ik weet het wel. In hondsgetrouw ploegverband aan de oven staan is immers een van dé spelregels van ons maatschappelijk bestel. Wie niet bereid is mee broodjes te bakken, mag ook niet mee aan tafel, zo stelt het huisreglement. Van zo'n Jantje Contrarie heb je immers meer last dan gemak.
En onze schrijvers weten dat. O ja, zij weten het verdraaid goed. Paul Snoek had zelfs constant drie partijkaarten op zak zodat hij naargelang van de omstandigheden kon zwaaien met rood, oranje of blauw. En hij was niet de enige snoek die in de Vlaamse wateren rondzwom, zijt maar zeker. Tegenwoordig heb je echter geen drie kaarten meer nodig, één kleur volstaat al. En de meeste Vlaamse auteurs gedragen zich dus zoals het hoort, zeker nu het Fonds voor de Vlaamse Letteren de lakens uitdeelt. Ze knikken, ze zwijgen, en als ze hun mond opendoen is het om mee kwelen, of alleszins mee te lippen, in het hypercorrecte koor. Onze dappere schrijvers kwispelen als cockapoo's aan de voeten van wie de Cesarblikken opensnijdt, en gaan op hun kont zitten bedelen om toch ook een brokje te krijgen.
Welnu, daar doet Depeuter dus niet aan mee. Hij wil vrij blijven. Hij wil altoos en alom kunnen zeggen wat hij denkt. Hij zal paard én kar noemen, om het even welke kleur het paard en welke wielen de kar heeft. De vrijheid van tong en taal is voor hem heiliger dan een lauwerkrans. Wie zijn ziel verkoopt en zichzelf censureert, wie anders schrijft dan hij leeft, is de naam 'auteur' niet waard. Vorm en vent zijn niet te scheiden. “De kleinste inconsequentie verraadt een bereidheid tot de grootste onrechtvaardigheid en corruptie,” schreef ik ooit en daar sta ik nog altijd achter. Dat zal zowat de enige zekerheid zijn die ik heb. Samen met mijn fundamentele twijfel aan alles.
Een partijkaart héb ik dus niet, heb ik nooit gehad, zal ik nooit hebben. Voor één gat is deze onverlaat niet te vangen. Stamboekpartijdigheid is mij volkomen vreemd. Voor mij is elke stembusgang een doelbewust ‘kiezen’ tussen rood, oranje, geel of groen, al naargelang van de 'knelpunten' die zich aandienen. Want met de beste wil krijg ik ze niet alle vier op een rij.
Met blauw heb ik nooit problemen gehad, die kleur heeft me nooit gepast. Voor de zoon van een sjofel boerke met drie koetjes, een schaap en een kruiwagen, dat door Johan Bourgeois werd verslonden en door Jean-Pierre Capital werd uitgekakt, waren van jongs af alleen de zomerse luchten en de wilde korenbloemen die het graan doorspikkelden, blauw. En o ja, de gestesselde kiel die vader droeg wanneer hij patatten ging rooien. En de met gouden sterren bezaaide mantel van het Vrouwke van Scherpenheuvel, aan wie moeder tijdens een van mijn vele ziektes de belofte had gedaan haar met een jaarlijkse bedevaart te bedanken tot ik 12 was geworden.
Op sociaal gebied ben ik zo rood als een paprika. Met alle warmte voor de kleine man die uit de broek van een andere kleine man is geschud. Voor het grut dat de boeken van Piet Van Aken en Louis Paul Boon, maar ook, zij het met een christelijk kleurtje, van Aloïs Blommaert of Emiel Van Hemeldonck bevolkt. Ik had van jongs af de onhebbelijke gewoonte nooit de kant te kiezen van degene die macht heeft, maar altijd te staan naast degene die slaag krijgt. En die kwalijke gewoonte heb ik nog altijd. Kersen eten met verheven lieden heeft me nooit gelegen. Een eretitel dragen, zoals de linkse baron Buysse, baron Gijsen, barones Van Paemel, baron en commandeur en grootofficier en ridder Walschap, ach, ik mag er niet aan denken.
Op etisch gebied draag ik de stempel die mijn oerbrave en -christelijke moeder mij gaf. Hoewel van mijn idealistisch geloof in god en duivel alleen wat nostalgische brokstukken zijn overgebleven, trotseren de oude waarden glansrijk de tand des tijds. En ik ben er trots op, ja, trots op wat mijn ouders mij voorleefden: nederige waardigheid, eerbied voor de natuur, verbondenheid met het gezin, samenhorigheid met de buurt, eenvoud en rechtdoorzeeheid, normbesef en verdraagzaamheid, en een diep gevoelen voor rechtvaardigheid. Maar de moderne tsjeverij van de Martensen, behoed mij daarvoor. Wat moet ik met een tsjeef, die enerzijds jong menselijk leven wil beëindigen en anderzijds mensonwaardig sterven wil verlengen? Wat moet ik met het kadoddergedoe van de Smet of andere Mieten, die plechtige communicantjes de dag na hun Vormsel geschikt bevinden om van bil te gaan? Wat moet ik met een Christelijke, Democratische & Vlaamse loodgieter die zeven zakken tegelijk vult?…
Op communautair gebied ben ik zo geel als een eierdooier. Het laatste decennium is de Leeuw in mij wakker geworden. Het gedrochtje dat België heet, is zo goed als dood, dat ziet iedereen die geen stront in zijn ogen heeft. De corrupte arrogantie van de geldverspillende francofone politici komt me de strot uit. Overigens, de Vlaamse en de Waalse cultuur gelijken op elkaar zoals mijn gat op een kommeke soep. Buiten Georges Simenon ken ik niet één auteur van over de taalgrens, en in Wallonië is zelfs Hugo Claus een blinde vlek. Bovendien: in Vlaanderen Vlaams, in Spaanderen Spaans, punt aan de lijn! Geen gezever over faciliteiten, die zouden moeten uitdoven maar aldoor hoger opflakkeren! Als je in Frankrijk gaat wonen, spreek je er Frans. In Engeland Engels, in Duitsland Duits. Of het nu een Waal, een Amerikaan, een Marokkaan, een Botswaan of een Eskimo is, dat hij de taal leert van het land waar hij woont, zo simpel is het!
En ten slotte, op ecologisch gebied. Zo groen als gras in de lente ben ik. Als pistache op roomijs. Een zoon van een Kempens boerke weet wat het is, de vrijheid in en verbondenheid met de natuur. Geen zuiverder vitaal gevoelen dan het meeleven met de seizoenen die je over de velden ziet rollen. Geen heerlijker sensatie dan je geïntegreerd te weten in je natuurlijke biotoop. O ja, die groentjes, zo waren ze in het begin. En ik heb ze toen aan mijn hart gedrukt. Ik ging dus mee betogen tegen de kernwapens, ik engageer(de) me tegen de verloedering van het milieu, ik kom op voor het behoud van een wereld waarin onze achterkleinkinderen nog kunnen leven. Meer dan eens heb ik Agalev mijn stem gegeven. Totdat ze het nodig vonden om ook een sociaal en etisch programma uit te dokteren. Abortus vrij! Soft drugs vrij! Immigratie vrij! Het beleid van het zachtgekookt eitje, weet je wel. Toen hield ik het voor bekeken.
Zo, Thierry, misschien geeft dit credo je een beter inzicht in mijn heibels bestaan. Misschien begrijp je nu dat ik niet pas in om het even welk laatje. Gewoon omdat ik geloof dat een auteur, die naam waardig, een geestelijke vrijbuiter dient te blijven en zich niet mag laten kisten in om het even welk instituut, of het nu Kerk, Paleis of… Literatuur is. Omdat ik belijd dat vooral een man/vrouw die de taal machtig is, de verdomde plicht heeft zijn/haar stem niet alleen te gebruiken om de schoonheid van bloemen en vlinders te bezingen, maar ook om zich eerlijk en kwetsbaar in het maatschappelijk discours te gooien en zijn/haar verantwoordelijkheid op te nemen voor de toekomst. De vraag van de bijna-Nobelprijswinnaar Nikos Kazantzakis: "Wat is de plicht van mensen met cultuur en letteren tegenover de maatschappij?" wordt door de helemaal-Nobelprijswinnaar Harold Pinter beantwoord met: "Ik denk niet dat ik een plicht heb tegenover de maatschappij als schrijver, maar wel als mens. En ik bedoel niet de maatschappij zoals ze is, maar zoals ze zou moeten zijn."

Frans Depeuter
1 januari 2012



Geen opmerkingen: