3 april 2011
Wie zichzelf zonder enige bevangenheid een “echt dichter” durft
te noemen, kan niet anders dan het ook zijn. Dat moet Hendrik
Carette hebben gedacht toen hij zich zo betitelde in een
‘persbericht’ waarin geen zweem van satire te bespeuren valt.
Hendrik méénde het, in volle overtuiging. Met rokende kruin
meldde hij in elke mailbox dat hij niet was uitgenodigd om op het
Poëziecircus van de Gentse Vooruit een nummertje te komen
doen. Om de gegrondheid van zijn koleire nog mee kracht bij
te zetten schaarde hij zich tussen een bonte zwerm van andere
dichters, de ene al ‘echter’ dan de andere, zijnde Frans Boenders,
Paul Claes, Lut de Block, Frank de Crits, Jozef Deleu, Frans
Deschoemaeker, Aleidis Dierick, Philip Hoorne, Henri-Floris
Jespers, Gwy Mandelinck, Bert Popelier, Renaat Ramon,
Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Lucienne
Stassaert, Mark van Tongele, Geert van Istendael, Hubert van
Herreweghen en de “Grote Drie van de Nederlandse poëzie:
H.C. ten Berge, Herman Hendrik ter Balkt en Jacques Hamelink”.
“Het is een literair schandaal,” schruwelde hij, dat die
echte dichters en dichteressen “aldaar aldus niet mogen optreden
en voorlezen”. En tegelijk vroeg hij zich af wie
verantwoordelijk was voor het samenrapen van al die andere
“potsenmakers, valse poëten en proleten, poseurs
en parasieten, postjesjagers en prozaïsche
prozaschrijvers” zoals de “wereldberoemde (cursief van
Carette - FD) Steven Grietens, Andy Fierens, NoN, Jan Bucquoy,
Kenny de Thaey, Antoine Boute en ACG Vianen” en andere
“geestigaards” van wie “niemand al ooit één goed gedicht heeft
gelezen”.
En hij sluit af met een aandoenlijk lamento voor de (alweer)
“echte” poëzieminnaars die zich vreselijk te kort gedaan
moeten voelen: “Dit is betreurenswaardig, niet zozeer
voor de geweigerde, verzwegen of gecensureerde dichters
zelf als wel voor de echte liefhebbers van poëzie die een
verminkt geluid en een vertekend beeld van de poëzie krijgen
en de stem van hun al dan niet geliefde of vermaledijde
dichters daar in Gent helemaal niet kunnen zien, aanhoren
en beluisteren.”
Het meest betreurenswaardig is het echter voor…
Hendrik Carette zelf. Dat een 65-jarige nog in zijn keutel
gebeten is omdat hij publiekelijk niet mag voorlezen in de Voor-
of Achteruit, getuigt van een schromelijk gebrek aan relativering.
Zo schromelijk zelfs dat de ‘echtheid’ van ‘s mans dichterschap
er een rare bijklank door krijgt. Wie op zo’n gezegende leeftijd
een optreden in een poëziecircus - en voeg er maar bij: de poëzie
en het dichter-zijn zelf - niet weet te relativeren, moet dringend zijn
vleugels en tenen laten bijknippen.
En dan die “stem van hun geliefde dichters”, mama mia!
Het klinkt bijna even eerbiedwaardig als het gefluister van mijn
moeder wanneer ik als knaap van acht in de basiliek van
Scherpenheuvel een kwartje in het offergleufje mocht steken
en een gewijde kaars mocht branden voor het beeld van de
Blauwe Dame… Het publiek en zijn geliefde dichters, ik krijg
er zowaar een krop van in de keel. Alleen vraag ik me af
of ‘het’ publiek dat op 2 april in de Vooruit naar de Nacht
van de Poëzie kwam luisterkijken, misschien niet voor wat
anders kwam dan voor gedichtjes, zelfs al zouden ze van
Hendrik Carette geweest zijn!
En toch heeft Hendrik niet helemaal ongelijk. Dat het beeld
van het literaire (en dus ook poëtische) landschap vertekend
wordt, hangt als een volle uier onder de koe. Wie niet in de media
aanwezig is, mag het vergeten. En wie niet bij ons-kent-ons
behoort, zal niet in de media aanwezig zijn. En zeker
wie het aandurft voor Vlaanderen op te komen, zal nooit bij
ons-kent-ons behoren. Ja, Hendrik, zo simpel is het. Dus is
het misschien toch nodig af en toe eens in een circus op
te treden. Zeker voor iemand die ‘erbij’ wil horen!
Op verzoek van Carette heeft Henri-Floris Jespers
diens persbericht op zijn ‘Mededelingen’ geplaatst. En ja,
hoor, zoals te verwachten liepen er heel wat reacties binnen.
Van organisator Guido Lauwaert o.a., die op een stekelige,
ietwat taalkwakkelige manier, waaruit meer sarcasme dan
satire spreekt, schreef: “Beste Hendrik Carette, Bedankt
voor de publiciteit. Kan je later op de week van de Gentse
Boekentoren springen als protest? Dat garandeert ons 100
toeschouwers extra en zullen we er ons broek niet aan scheuren.
Want dat dreigt nu voor de 5de maal het geval te zijn.
Wat extra hulp kunnen we gebruiken. Grüβen aus Gent.”
En die de suggestie van ene Richard Steegman(s)
“waarom geen festival organiseren met vijftig bekende
Nederlandstalige dichters die niet aantreden op 2 april in
de Vooruit?”, voor de zwijnen gooide met: “Als tegemoetkoming
wil ik wel een goed woordje doen bij de directie van de
Universiteitsbibliotheek om een alternatieve Nacht van de Poëzie
te organiseren. In de Panoramazaal is er plaats voor 50
toeschouwers, zijnde 45 protestanten + 5 volgelingen, indien
de laatste niet elders ingehuurd zijn. 50 stoelen en 1 microfoon,
dat moet ruim voldoende zijn, dacht ik.”
dat moet ruim voldoende zijn, dacht ik.”
Ook blogbeheerder Henri-Floris geeft commentaar op het
persbericht. Vooreerst laat hij weten dat hij in feite niet bij
Carettes zwerm behoort, want hij was wél degelijk gevraagd,
maar hij “zag dat niet zitten”. [Overigens was ook
nachtburgemeester Vitalski van de partij, net als de
alomtegenwoordige vetmester Jozef Deleu, die zijn
17de Liegend Konijn kwam aanprijzen.] Jespers
heeft echter nog andere bedenkingen bij het lijstje van
Carette. Ik citeer: “Lut de Block, zegt Carette? OK,
maar hij vergeet dan Maris Bayar, Vera Alexander Beerten,
Marleen de Crée of Annie Reniers? Frank de Crits en
Frank Deschoemaeker? Jawel. En waarom niet Patrick Conrad,
Marc Tritsmans of Werner Spillemaeckers? En zo kunnen
we nog lang bezig blijven.”
Wie ook reageerde, is Walter Soethoudt, schrijft Jespers:
“Volgens [Soethoudt] ontbreken ook Maris Bayar,
Anneke Brouwers, Toon Brouwers, Frans Depeuter en
Vitalski”.Dat Walter ook mij naar de Vooruit zou willen lokken,
vinden we bijzonder lief van hem. Maar in tegenstelling
tot al die dichters die ontsticht zijn omdat ze niet
uitgenodigd werden op “wat zij kennelijk als een normatieve
prijsuitdeling ervaren” (Jespers), wenst Frans Depeuter juist
niet op te treden bij zo’n bedoening. Evenmin als Robin
Hannelore, voor zover ik kan inschatten. En als pakweg
Frans Deschoemaeker, Aleidis Dierick, Willy Spillebeen,
Marc Tritsmans, Marleen de Crée… wier poëzie voor iets
intiemers is gemaakt dan om in een circus te worden uit-
en misschien weggebruld.
Nee dus, Walter, ik zou het ‘echt’niet willen meemaken
om daar de belangrijkerd te gaan uithangen, maar je
bent wel bedankt voor de attentie. Wie 65 jaar wordt
(zoals Carette) of ouder is (zoals Depeuter), mag toch
worden verondersteld tot de jaren van discretie en
verstand te zijn gekomen en afstand te hebben genomen
van heel dat showgedoe, dat aan de literatuur verbonden
is als een hoerenwinkel aan een windmolenpark. Zo dacht ik
tenminste.
Dat blijkt ook het aanvoelen te zijn van Henri-Floris die
terecht schrijft: “Jongens, waar gaat het om?! Een optreden?
Samen de Gentse burgemeester Daniël Termont die
als Buffalo verkleed de Internationale zal zingen? Onder
waakzaam toezicht van Marc Reynebeau en Herr Seele
die in een hoge loge op het balkon van de concertzaal
op een ironische manier, als Statler en Waldorf
(van de Mupetteshow zaliger), kritiek zullen leveren
op de gaande en komende dichter? Waar zijn jullie toch mee
bezig? “
Ja, waar zijn we toch mee bezig? Of beter: waar zijn ‘ze’
toch mee bezig? Want mij niet gezien, hoor, ik heb
helemaal geen behoefte om daar wat te staan fladderen
tussen al die kraaiende hanen - want de kippen houden zich
meestal gedeisder. Als het toch niet anders kan, geef mij
dan maar een klein publiek dat echt “echt” van poëzie
houdt. Een avond met begeleiding van ‘Prana’ bij voorbeeld,
het ensemble van Koen Vermeiren, Paul Gyles en Tex
Vandelooverbosch, die uit mijn sonnettenbundel
Landschap met Duif veertien gedichten selecteerden en
op muziek zetten.
Toch wel vreemd dat een “echte” dichter als Hendrik Carette
jaloers is omdat hij niet mocht “optreden” tijdens de Nacht van
de Poëzie. Ik mag er niet aan denken dat ik op de scène zou
moeten staan naast een Jules Deelder, die begeleid met
een dwarsfluit (!) zijn 'Kutgedicht' voordroeg: “Oh kut, o snee,
o pruim, o spleet,/ o gleuf, o naad, o kier, o reet,/ o gat,
o dot, o doos, o meut,/ o muts, o klier, o bef, o preut” en
zo gaat de “topdichter”, dankbaar gebruik
makend van Jaap Bakkers Rijmwoordenboek, 28 regels door,
van peer naar vijg, van deur naar scheur, van rits naar snits,
van dal naar kwal, van spons naar plons…
Of naast Dirk van Bastelaere die onder de titel ‘Poetry is porn’
een videomontage toonde vol pompende pornosnorren en
brutale taferelen. Of naast een opgeblazen puit als Andy
Fierens met zijn “grote smerige vlinder die op de mat heeft
gekakt”. Of naast ene Frank Starik, die - misschien omdat
hij in feite Von der Mohlen heet? - het nodig vond bij wijze
van poëtisch statement zijn broek te laten zakken. Of
naast ene Théophile de Giraud, die pleitte voor (nog)
meer bloot op openbare plaatsen en, de daad bij het woord
voegend, the full monty deed. Of naast Jan Bucquoy,
die ‘Masturbatie in drie minuten’ bracht, wat erop neerkwam
dat hij, na drie minuten lijdzaam gekreun, over het publiek
een geschud blikje frisdrank liet rondsproeien dat hij ter hoogte
van zijn kruis hield - hij had tenminste champagne kunnen
gebruiken, dat doen de coureurs toch ook!
Een deel van het “echte” poëzieminnende publiek was
na de act van Van Bastelaere al weggelopen, en ook daarna
bleef het door het vergiet wegsijpelen, zodat na middernacht
vooral het minder “echte” publiek overbleef, en dat zat/stond
te roepen en te lachen en te drinken en te dansen. En ja, ook
de wiet en wiet-weet-wat-nóg-allemaal mochten niet
ontbreken op dit verheven festival van fijne ontwikkeling,
evenmin als de rollebollende jongens en meisjes die elkaar
zonder onderscheid van kunne lagen te snavelen en beroeren.
Toen Peter Verhelst zijn ding kwam doen, was alle aandacht
zo goed als weg. Terwijl de postmodernist zich stond
af te sloven om zijn “Kraanvogels” door de zaal te laten
vliegen, kletste en kwekte het publiek als op een vogelmarkt.
En toen het de beurt was aan Saskia De Jong kwam vanuit
de zaal de ‘poëtische’ aanbeveling “Tetten bloot!”
Ja, mensen, de Nacht van de ‘Poëzie’ noemen ze dat.
Moet ik nu bewondering of medelijden opbrengen voor
iemand als Adriaan de Roover, die 87 jaar zijnde toch aan
het circus deelnam door in een stoel neer te ploffen en
minutenlang voor zich uit te zitten turen tot de autocue
zou oplichten, en daarna wippend op zijn voet van wal te
steken met: "Ik dicht zoals een haan een ei legt"?
Of voor Leonard Nolens die stomdronken terug naar
Antwerpen gevoerd moest worden, omdat hij, pas bevallen
van een nieuwe bundel, met een postnatale depressie
zat te kampen en zijn toevlucht had genomen tot een ‘medicijn’
van ietwat te hoge gisting?
God, wat moet Remco Campert zich achteraf gelukkig hebben
geprezen dat hij ziek was geweest en had moeten afhaken.
En wat heeft Peter Holvoet-Hanssen chance gehad dat hij
wegens hartklachten forfait had moeten geven!
En wat zijn wij blij dat we er niet bij waren!
Frans DEPEUTER
Frans DEPEUTER
2 opmerkingen:
Beste Frans, wat een informatief en amusant stukje is dit. Het geeft een leuk inkijkje. Er zijn teveel vissen, er is maar 1 kom. Daar kan niet iedereen in rondzwemmen. Ik denk weleens dat dichters het vooral erg vinden t.o.v. hun collega-dichters die WEL gevraagd zijn dat zij NIET gevraagd zijn. Een zgn devaluatie van hun waarde en/of betekenis. Zo kunnen we in elk geval nog een hele tijd vooruit in het nieuwe jaar. Wat ik van zgn. "echte dichters" vindt, die gewoon doen wat ze moeten doen en zich verder niet zo druk moeten maken (schrijven, publiceren etc.) komt een andere keer.
Groeten uit Belgisch Limburg,
het gaat hier goed met de poezie zonder hoempapa.
Hannie Rouweler
(dichter, uitgever, redactielid DGM, medewerker "Schoon Schip")
(correctie taal/tikfoutje)
ik vind
ik vind
ik vind
HR, Diepenbeek
Een reactie posten