nessun dorma
niemand slaapt, niet een van de
geesten
die mij des nachts bewonen: ze komen
door het dorp en tonen het veld,
de weiden die verdwenen,
de wegel met wikke en kamille
en boven het koren een
leeuwerik;
ze wijzen naar de schuilhut
van de vogelaar die vinken
ving met een slagnet
nooit heb ik die wreedheid
begrepen
waarmee blinde vinken worden
uitgezet
tot ik een zanger zag met gesloten
ogen
de doden lopen waar hun wereld
verdween onder banen en huizen:
moeder
duwt een kinderwagen, een lage
voiture
want vader is naar het café van de
duiven
die opent een constateur op dit
uur
we ruiken de kamille en
kruismunt
de rulle warmte van het zand
en dan de Bunt, plomp op de vijvers
en waterlelies als kommen van
licht
aan de hand van moeder hoor ik
haar hijgen, niet van het duwen
door de droge wegel, wel van de
angst
voor de weerwolf waarover
zij zelf toch vertelt
Staf De Wilde
Geen opmerkingen:
Een reactie posten