Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

8 december 2011


INGEKORT REFERAAT OP 2de ONTMOETINGSDAG VAN
DE 50 MEESTER-DICHTERS VAN DE LAGE LANDEN BIJ DE ZEE
in de raadzaal van het gemeentehuis Koksijde, woensdag 7 december

Mijnheer de burgemeester,
Dames en Heren,
Beste vrienden,


Is er een malaise in de literaire wereld? Een moeilijk te beantwoorden vraag. Het antwoord hangt af van wie je bent, wat je wilt en wat jouw plaats is in het geheel.
Ik bedoel: schrijf je kookboeken of reisverhalen? Dan is er geen malaise. Juist!

Indien er een malaise is, - en ik vermoed het sterk, - durf ik nogmaals stellen dat vooral de overheid verantwoordelijk is.

Niet het distributiesysteem in se stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in deze rotatie van debutanten en auteurs die geen “gevestigde” uitgeverij vinden of die niet bij een “commerciële” uitgever wensen te publiceren. Dit vast te stellen is discriminerend.

Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.

Ik bied een oplossing aan, met name: het “Plan Boek”. Het “Plan Boek” vertrekt vanuit drie prioriteiten.

Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en/of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van “Onafhankelijke Auteurs” (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, in welke vorm ook, uitgeven).

Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen.
Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting)) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken.
Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs.
Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.

Het resultaat van “Plan Boek” moet leiden tot een aangenaam retrogevoel: de jaren ’70, toen boeken werden aangekocht van de meeste auteurs en verdeeld over scholen en bibliotheken.

Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. Logisch toch! De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid.
Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven ter vervanging van het decreet van 30 maart 1999 houdende de oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren.

In dit nieuw decreet moet de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, worden beschreven waarbij de auteur op de eerste plaats komt.

Ik besef dat criteria aanleggen waarmee de aankoop van boeken en de steun aan de auteur worden gemeten heel moeilijk is. Geen enkel meetinstrument kan honderd percent objectiviteit of beoordelingscorrectheid garanderen.
Daarom opteer ik om de lat niet te hoog te leggen en de marge breed te houden.

Een officiële recensiedienst zou in het leven moeten worden geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken.
Die werkwijze werd tot voor enkele jaren toegepast in Nederland.
Deze dienst zou ook kunnen zorgen voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label “Onafhankelijke Auteurs” dragen.

Ik besef dat er nooit zekerheid zal bestaan over het onthaal van een boek bij de lezer. Dat is ook afhankelijk van de stijl, de impact van het onderwerp op de lezer, van de publiciteit, van de kritiek, de vakpers.
De dominantie van de “gevestigde” uitgeverijen wordt met het nieuwe decreet en het “Plan Boek” in de kiem gesmoord.
De overheid moet niet de uitgever financieel helpen, maar de individuele auteur.

Bovendien is de prijs van de boeken geen zaak van de overheid. Dat is de taak van de commerciële uitgever. Hij bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meer vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, distributiekosten, het aantal titels. Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer.
Indien hij minder winst maakt, moet hij dit verlies niet verhalen op de subsidiërende overheid. De uitgever drijft handel in ideeën en het brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.
De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid.
De uitgever biedt zijn boeken aan via publiciteit, de overheid stuurt via haar recensiedienst info naar de openbare bibliotheken.

Ik wil een oproep doen tot de media om meer aandacht te besteden aan het boek, aan de auteur, aan de literatuur in het algemeen. Deze fel verminderde interesse is bovendien mede oorzaak van de malaise in onze literaire wereld.

Ik behoor tot de generatie die als jonge auteur 1968 heeft beleefd en hoopvol gestemd was om de verbeelding de macht te gunnen die haar toekwam.
Na ’68 vond de gevestigde macht echter het prefix neo uit. Dat betekende dat in de boekenwereld de uitgever zijn macht behield, maar nu met groeiende overheidssteun. En bizarre interpretatie van “sociale markt”.

“De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee” is een Nederlands-Vlaams dichtersgenootschap dat onder andere om die reden en vanuit deze bezorgdheid in het leven werd geroepen.
Een “Meester-dichter” is iemand die uit bescheidenheid het woord nooit zelf in de mond neemt. Hij of zij beschouwt zichzelf veeleer als de “allerbeste tweederangsdichter”.

Het initiatief is een pleidooi voor tweederangsdichters, niet omdat zij geen mooie poëzie schrijven, wel omdat ze te weinig aandacht krijgen.


Thierry Deleu

Geen opmerkingen: