Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

15 december 2011

GASTDICHTER NR. 11: Luc C. Martens



Luc C. Martens (°13-08-1956)  werd geboren te Blankenberge (België) en verbleef 25 jaar lang aan de rand van Brugge. In 1981 vestigde hij zich in Deinze (Oost-Vlaanderen, België). Hij is als academicus verbonden aan Universiteit Gent.

Als jonge twintiger schreef hij ooit 18 ’cascades’ en 18 ‘indrukken’. Als gevolg van een ‘toevallige’ waardering door de kunstvereniging Spectraal(Gent) voor het gedicht ‘Autostrade’ - geschreven in 1981 - nam hij in januari 2004 de dichterspen weer ter hand. Hij laat zich hierbij leiden door de eerste Gentse stadsdichter Roel Richelieu van Londersele.

Sedert 2004  publiceerde Martens  na selectie meerdere gedichten in Gierik&NVT (10), Schoon Schip (6),  (muzen)Koeriertje (20 ), ‘Het Schrijverspodium’ (5): Opspraak (7),  De Geletterde Mens (11), KRAKATAU (3) en De Blauwe Engel (2). Daarnaast publiceerde hij na selectie tal van gedichten in thematische verzamelbundels uitgegeven na poëziewedstrijden oa. door de Nederlandse uitgeverijen Kontrast en De Vleermuis. Gedichten kunnen ook gelezen worden via www.luccmartens.be

Luc C. Martens mocht inmiddels enkele waarderingen ontvangen met als belangrijkste:

- Nominatie Strellus poëzieprijs 2004-05-06-07-08-09-11 van uitgeverij De Vleermuis (Nl).
- 3de nominatie van het verbond VOS ( Vlaamse Vredesbeweging), 2004
- 3de laureaat poëziewedstrijd gemeente Nazareth, 2006 (bronzen van MaRf)
- Nominatie HC trofee ( beste 10% op 250 deelnemers), 2007 van SLAU ( Stichting Literaire
  Activiteiten Utrecht, Nl)
- Selectie (20 beste) bij de volwassenen van de VTB-VAB Opwijk poëziewedstrijd, 2008.
- Selectie Jules Van Campenhout prijs (beste 10% op 500 gedichten), Meisse, 2008. 
- Nominatie poëzieprijs vzw Symbiose (Dendermonde) ‘ de dans der dwazen’,2009.
- 3de prijs poëzie ‘De Blauwe Engel’ t.g.v. gedichtendag en sterrenkijkdag, 2009 .
- 2de prijs ACW-poëzieprijs ‘ zoals je bent zal ik je schrijven’  (regio Gent-Eeklo), 2009.
- Selectie van een gedicht door de redactie van GIERIK en Nieuw Vlaams tijdschrift (2010) voor de bloemlezing  ‘Dichter bij Gierik’  n.a.v. 28 jaar Gierik  (95 gedichten uit  een   aanbod  van 2650 gedichten van 421 dichters)
- Nominatie (beste 10)  voor de Nieuwegeinse Literatuurprijs (NLP) 2010 en 2011
- Eervolle vermelding Uilenspiegel kronkelprijs 2011


KWARTET VOOR VADER


a. de meester

zijn vingerknip sprak woordenboeken
geen boekentas bewoog, 
zijn blik keek ons naar boven
tot aan de hoek, voorbij de gradenboog

hij knipte ons de stofjas in, na ’t gebed
in onze bank van oud hout en kauwgom
versteend onder de witte rand

van forse porseleinen potten
met vaste hand en inkt gevuld
die vloeien moest tussen de lijnen
bij vlekken schreef hij een nul

de bel, voor zijn klas geen signaal
een vingerknip bleef zijn taal, hij was
de meester van het oude hout


b. gestraft

de ontsnapte parkiet, de tulpen
in hun knop in het vergiet, de fiets
zonder licht op het voetpad, de kersen
uit de boomgaard van de buren

bij de appels in de kelder verschrompelde
ik op het vergeelde krantenpapier,
gedroogde letters in mijn keel, bang
van poeder op de winteraardappelen

‘s avonds aan de keukentafel zweeg vader 
een mond vol stilte en zure haring. ik nam
van de verplichte kaas, moeder schilde
oude letters van een belegen appel


c. de meester sterft

de grijze snaren ongespannen
de banjo zwijgt zijn lied

op het behang wat koperstof
van zijn ontstemde saxofoon

het plectrum verloren
de vingers dun als krijt

longen blazen de winter
koud op zijn gezicht


d. Vader

de catalpa verzwijgt zijn schaduw
in het laatste glas dat we samen dronken.
bij het schilderen hoor ik zijn stem 
hij dicteert het knippen van mijn gazon

de keuken zijn klaslokaal, de slaapkamer
het auditorium waar de muren hem gelijk gaven,
hij een blad omsloeg van het plafond
en zijn zwart verhaal van voorafaan begon 

niemand zag mij op hem lijken
de spiegel wist scheef onze mond




HOOP OP STILLE MUREN


a. het kind in mij

het verkilde gras schaterlacht niet meer
een racefiets op het tuinpad, foutgeparkeerd

in de zandbak staat  een oud kasteel te koop
wat verderop een doel, het gescheurde net opgeknoopt

een tennisbal grijnst verloren in de geel-groene greppel
de kinderen gillen de schommel niet meer over de muur

geen eieren meer geroofd uit merelnesten in de haag
alleen schaduw van katten beweegt gevaarlijk traag

ik trap geen bal meer, het kind in mij is op


b. 50

het gazon parelt een nieuwe dag
met champagnekurken staat geschreven
dat ik niet meer vloeibaar ben
al sinds een halve eeuw

ik neem feilloos de klip,
zuig nog met vaste voet de dauw
vruchtwater van alle tijden dat
pas gebroken, mij zal leiden

waarom vergrijsde bladeren harken ?
ik loop nog bovengronds
en aanvaard de partituur


c. in de spiegel

in de spiegel
op het keerpunt van seizoenen.
hier sta ik dan, te jong om te winteren,
te oud voor een nieuwe lente
terwijl jij nieuw leven draagt,
zie ik mij, moe van het vergrijzen

ik weet nog het gevoel niet,
straks bij de eerste schreeuw.
dat van de oude vader
die in zijn tuinstoel uit mag doven
of van  de jonge grootvader
die weer in sprookjes mag geloven

in de spiegel zoek ik mij weer te verrijzen
           

d. hoop

de herfst voorspelt sneeuw in mijn gezicht,
getaand van vele zomers  bekent
mijn appelhuid het winterlicht

mijn bladeren voor altijd verloren
maakt mij verschillend van de bomen
de verroeste hark achter in de tuin
geen blad zal nog mijn huid  bewonen

in mijn hoofd de lange nachten
die ik allemaal nog moet verduren
ik tel de dagen tot mijn winterslaap
en hoop op stille muren




AFRIKA IS WIT


a. Afrika is wit (Senegal)

tarmac gekust draaide mijn wereld
zwart voor ogen, overgeleverd
aan hagelwitte tanden,
wegwijzers in de nacht 
die nooit donkerder was,
vol valkuilen, verloren vuren lag

die bij dageraad de savanne kleurden
behalve een verloren baobab:
troosteloos gezicht van ochtend,
tot armen en witte tanden ons zochten
aan de poort, oase in de brousse

ca va ? ça va ! de lokale code,
ook buiten de gebarsten muur
waar naakte handen
met zwart schuurpapier geschud,
zich graag lieten verleiden
door stralend wit plamuur.


b. Mama Africa (Cape Town – Zuid-Afrika)

spijskaart zwart beduimeld
geurt naar springbok
chimpansee en djembé’s

klank van eerste avond
waarop ik sierlijke letters
lees van Mama Africa

die voor het raam
met uitgestoken handen
wit ons bord begeert

haar hongerige rug
onze blik toekeert
met enkel aandacht

voor dat stukje krokodil
vanbinnen wit,
onverwacht spierwit


c. afrikaanse maan  (Kenya)

boven de savanne de wieg van de maan.
de hyena huilt om het verloren
jakhalsjong, buigt voor de leeuwin
die bescheiden waakt, wacht
tot de welpen honger hebben
en de koning misschien komt

mijn huid ademt diep de valse
stilte van lam geworden wild.
wit en glad van alle rood bevrijd
steel ik het blanke laken uit de wieg,  
sluit voor bavianen de balkondeur af
en schuif me aan tegen je warmte


d. parelwit (Senegal)

diepe blikken houden de boot
aan de oever, boren de bodem weg.
verwarren mij met hun verlangen
om het dorp te verlaten. weg,
van de verdorde moederschoot.

uitgebluste ogen van jonge mannen
die hun passie veel te vroeg verloren
houden strak mijn arm, bidden om
hen mee te nemen, om te bloeien
tussen maïs en koren

ik buk onder hun gezichten, wit,
parelwit van verkeerde hoop


Luc C. Martens

           

Geen opmerkingen: