de kloof met de
burger
Niet meer te tellen zijn de publicaties die het hebben
over een kloof, om niet te zeggen een afgrond, tussen de politiek en de
burgers.
Ik zou dat willen relativeren, om twee redenen: die
kloof is er altijd geweest, en er duiken vandaag initiatieven op die vroeger
ondenkbaar waren.
Dat de kloof er altijd geweest is, wens ik te
illustreren met een persoonlijke anekdote. In het schooljaar 1966-67 was ik
laatstejaars aan de bisschoppelijke normaalschool in
Sint-Niklaas.
Onze leraar Nederlands vroeg out of the blue enkele
namen van ministers. In onze klas was er op een groep van 30
kandidaat-onderwijzers welgeteld 1 leerling die een paar namen kon opsommen, de
rest wist op zijn Vlaams gezegd van toeten noch blazen.
Hoe zou het ook anders kunnen? Thuis werd er over
politiek niet gesproken en op die school was het onderwerp zonder meer taboe.
Ik herinner me
twee incidenten in dat schooljaar.
De betogingen voor de vervlaamsing van de Leuvens universiteit waren ook tot in de hoofdstad van het
Waasland doorgedrongen: een aantal leerlingen maakte gebruik van de middagpauze
om naar het marktplein te rennen en een
subregent, een priester, beval om de poorten te sluiten zodat ‘het zwarte
gespuis’ niet kon ontsnappen.
In mijn klas kwam een nieuwe leerling binnen die
weggestuurd was in Torhout. We begrepen niet goed waarom want het leek een kalme
jongen tot hij
de leeuwenvlag op zijn boekentas kleefde met de bekende leuze: ‘ik ben een
Vlaming en daar ben ik fier op’. Ik zie nog altijd hoe onze leraar muziek, de
priester Ignace de Sutter,
de jongen aan de deur zette en zijn boekentas letterlijk naar buiten schopte.
Die olijke dikbuik was nog nooit zo uit zijn mum geweest, je zag het kwijl van zijn kin druipen. En dan moet je bedenken dat
deze eerwaarde heer de componist was van ‘Lied van mijn land, ik zal u altijd
horen’, een van de lievelingsnummers op de IJzerbedevaart en bij het Zangfeest
in het Antwerpse sportpaleis.
We lazen thuis het Frut of de
Gazet van Antwerpen, wat wil zeggen: het regionale
nieuws en de sport. Ik heb nog geprobeerd om de frontpagina te lezen maar ik begreep er niets van en kreeg er
een punthoofd van: en ik was toen 18 jaar.
Kortom, de kloof was in die tijd vele malen wijder en
dieper dan vandaag: wij waren volstrekt onwetend en niet
geïnteresseerd.
Daarnaast zijn er de initiatieven zoals de G1000: ik
spreek geen oordeel uit over de zin hiervan, maar in elk geval moet je toegeven
dat een duizendtal mensen te kennen hebben gegeven om over de werking van onze
democratie te willen nadenken en debatteren. En afgezien
daarvan heb je nog de talloze actiegroepen die manifesteren en de overheid laten
weten dat met hen niet kan gesold worden.
In zijn magistrale boek ‘Het land van aankomst’ betoogt
Paul Scheffer dat de integratie van nieuwkomers pas kan slagen wanneer zij zich
bij onze samenleving betrokken voelen.
Naar mijn mening geldt deze regel net zo goed voor de
zogenaamde autochtonen: wij hebben allemaal een inburgeringcursus nodig, een
cursus die ons de nodige informatie bijbrengt en ook de noodzakelijke
vaardigheden zoals het debatteren.
Daarmee kom ik uit bij ons onderwijs: daar moet de basis
worden gelegd, de interesse voor het politieke gebeuren moet worden gewekt met
de slogan ‘als jij je niet bemoeit met de politiek dan
zal de politiek zich wel met jou bemoeien.’
Concreet voorbeeld: in de lessen Nederlands moet je de
leerlingen leren een actuele tekst samen te vatten en te voorzien van een
persoonlijk commentaar. In geen enkel leerplan staat waarover deze actuele
teksten precies moeten gaan, dus waarom zou de leerkracht niet opteren voor
artikelen met politieke implicaties? In een Brugse school kan je een artikel
nemen dat gaat over de uitgestelde bouw van een nieuw stadion voor Club: waarom
wordt dat dossier
op de lange baan geschoven, wie beslist daarover en met welke
argumenten?
Je mag er zeker van zijn dat deze problematiek de
leerlingen zal interesseren en op die manier leren ze iets over politiek
besluitvorming.
Om een lang verhaal kort te maken: waar we moeten
naar streven is inderdaad die betrokkenheid waarover Paul Scheffer het heeft. En
tegenover deze betrokkenheid staat de onverschilligheid. Naar mijn mening is
onverschilligheid het kwaadste gif dat een samenleving kan aantasten: als
iedereen de andere kant op kijkt dan is het ergste mogelijk.
Zoals Remco Campert schreef in zijn schitterend gedicht
over het verzet: ‘verzet begint niet met grootse woorden maar met kleine
daden.’
Iedereen kan voor zichzelf uitmaken wat hij of zij onder
zo’n kleine daad verstaat.
In elk geval is dit de kern van de zaak: democratie is
een doewoord.
Staf De Wilde
De Haan 14 november 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten