Harelbeke,
17 mei 2000.
Jan,
“Ik heb uw
in referte vermelde brief in goede orde ontvangen.” Zo begon bijna elke
brief op het kabinet Onderwijs. We durfden een brief onaangeroerd laten liggen,
en als we dan toch een antwoord stuurden, was het handig de referte onduidelijk
te maken. 000510. Zo kon de minister nooit in één oogopslag de datum van
ontvangst achterhalen. Hij kon zich daar razend boos over maken.
Wat mij in jouw eerste brief opviel, was enige
zenuwachtigheid bij de aftrap. Was je bang te worden vervangen? Of had je
schrik van de tegenspeler? Of was je bang je supporters te beschamen? Niets
daarvan, ik ken jou beter: je twijfelt nooit aan je talent, aan je
balvaardigheid, je tactisch kunnen, je techniek, je wilde alleen de tegenspeler
zand in de ogen strooien, hem in de war brengen, hem vanuit de underdogpositie
voor schut zetten en op een diefje een doelpunt maken. Dat is woordenkramerij
(daar zijn wij beiden goed in, Jan, in radoteren, in bazelen en raaskallen). In
alle ernst: jij bent een mens van goede wil! Heet jij Jan of Thijs? Ben jij Van
Herreweghe of Glorieux?
Wat een ontlading, zes vellen kopij, een vracht voer voor
psychologen en andere hartjesdieven, in een periode dat je je ziek meldde,
infectueuze literatuur. Ik heb genoten, Jan, en ik durf het jou bijna niet te
schrijven, maar toch met enige schroom geef ik toe dat ik achter de beukenhaag
op de postbode sta te wachten als ik aanvoel dat er een brief op komst is. Hier
ligt hij nu, alweer mooi verpakt, als een kleinood, door beiden, afzender en
bestemmeling, vertroeteld. Maar vooraleer ik jou lik op stuk geef, eerst nog
een laatkomertje. Wij hebben wel veel met elkaar gemeen: je kreeg een opleiding
tot boekhouder, ik volgde economie in het middelbaar onderwijs, beiden waren we
daarvoor niet in de wieg gelegd (hoor je de verontwaardiging?), jij “verslindt”
sindsdien boeken (je hebt dus toch iets met dieren, Jan), ik lees, jij voelt de
noodzaak om een aantal zaken aan het geduldige papier toe te vertrouwen, ik
vomeer tekst en wip ongeduldig op achter mijn pc als ik alweer een boek af heb
dat zal worden uitgegeven, we schrijven beiden zachte recensies voor De Vrijzinnige Lezer en voor de rest
hebben we niets met elkaar gemeen, jij hebt absoluut niets met dieren en ik
stop met schrijven als Luca de Confolent een kik geeft.
Eindelijk heb ik de bladzijden 293 tot en met 300
van Erik Verpales boek Katse nachten
gelezen. Zoals jij mij had gesuggereerd, of moet ik schrijven: warm aanbevolen?
Ik vroeg mij af waarom jij zo aandrong? Maar nu weet ik het: omdat het verdorie
knap, heel knap is geschreven. Een onstellend mooie anekdote over een van de
triviaalste (maar onoverkomelijke) behoeften van mens en dier: de ontlasting,
of schrijf ik het uitgeworpen leed, de poep (ik gebruik dit Hollandse woord
omdat je nooit kan weten dat dit brievenboek in het Hollands wordt vertaald
door Máxima van Nederland), maar ik zou ook kunnen schrijven de stoelgang, dit
geeft beter de beweging aan van het lichaam op zijn weg naar het schavot (de
restwaarde wordt er afge(k)akt). Nog nooit heb ik zo ontluisterend hygiënisch
weten doen over stront, met als intentie de lezer wijs te maken dat een
tegenslag op een tegenslag volgt en er ook aan voorafgaat. Ik lees zijn Katse nachten volledig.
Jan, uit betrouwbare bron vernam ik dus dat je ziek
bent geweest: een korte maar felle opstoot van een infectie en een emo-reactie.
Jouw hypergevoeligheid is mij bekend, en weet je, ik heb een soft boontje voor
dit soort mensen: het zijn mensen van goede wil die al eens overstag gaan; de
rationele types hebben daar geen tijd voor, hun ratio helpt ze om grenzen te
trekken, om hun gevoelens af te bakenen, in te perken. Alsof dat zou kunnen. Ik
geloof het niet. Ze zijn gewoon anders, minder emotioneel, basta. Krijg ik nog
het relaas van die korte ellende te lezen? Ik las in een mail dat “Loebas, het
reptiel, weer is opgestaan”. Kan een reptiel opstaan? Een reptiel beweegt zich
horizontaal of indien het al eens klimt, dan houdt het zich krampachtig vast
aan een boom. Schrijf ik nu zinnige dingen of ben ik aan het leuteren? Het
“klinkt” toch wetenschappelijk.
In De zaak Sabine du Tertre (roman in
voorbereiding), liggen de autobiografische noten voor het rapen. In het boek
ben ik achtereenvolgens Piet Tersmidse en Peter Deforge en Sabine du Tertre is
een ent van mij bekende vrouwen op het departement onderwijs, maar ook Ginette
brengt Sabine tot leven. Is dit gecompliceerd? Neen hoor, het boek leest als
een trein. Dit is wishful thinking. Daarjuist is Sabine een
Brussels restaurant op de Waversesteenweg, La
soeur du patron, binnengestapt. Zij zal er een uiteenzetting houden over de
gevolgen van de nakende staatshervorming voor het onderwijs in Vlaanderen. Ze
werd er uitgenodigd door “De Club”, een select gezelschap van
logebroeders-politici die bezorgd zijn over het rijksonderwijs in de nieuwe
structuren. Vermits ik niet kan weten of deze brief voor of na de roman zal
worden gelezen, houd ik mijn kwebbel (ik kan zo moeilijk een geheim bewaren,
Jan). Ook in de volgende brieven zal ik mijn best doen om niet alles te
verklappen, anders lees jij De zaak
Sabine du Tertre niet en mijn vijf andere lezers ook niet.
Je hebt groot gelijk: velen zijn geroepen en weinigen
uitverkoren. Maar ik ben er toch zeker van dat kwaliteit zal overleven. En ik
weet dat ik jou dit in vertrouwen kan schrijven (op hoeveel exemplaren, Jan?):
ik ben een van de vijf grootste erotische dichters in Vlaanderen. Jammer dat ik
geen trendy poëzie schrijf, geen “standaard” volg of ’s morgens de vlag groet.
“Marc groet ’s morgens de dingen”. “Voilà, een epigoon van Van Ostaijen!
Waardeloos.” De critici nemen mij dat kwalijk: ze kunnen je niet kapittelen en
schrijven algemene lulkoek over “mooie gedichten, 35 in totaal, over menselijke
thema’s, verzorgd uitgegeven”. Gelukkig zijn er Jan Van Herreweghes die moeite
doen, die graven en spitten, die de auteur voor het volle pond “waarderen”, een
waarde toekennen. Dank in naam van mijn collega’s.
Ontwaar ik
daar geen fascistoïde trekje bij mijn vriend Jan? En toch kan ik je redenering
volgen als je beweert dat "uitgeschreven schrijvers” moeten ophouden met
“minderwaardige geschriften” uit te geven. En je stelt voor in een decreet in
te schrijven dat een auteur maximum vijf boeken in een bepaald genre mag
schrijven. Bij de memo van toelichting zou je dan argumenteren: “Op die manier
zouden auteurs verplicht worden meer tijd te nemen om tot publiceren over te
gaan en dit zou de kwaliteit ten goede komen.” Jammer dat ik niet meer op een
kabinet werk, ik zou jouw voorstel zeker bespreekbaar hebben gemaakt: een
schrijversstop, een grendel op de pen, een quotum voor schrijvers, een numerus
clausus. Ja, Jan, je durft de goegemeente doen schrikken. Ik hoop dat je niet
gevraagd wordt om in de commissie “Statuut voor letterkundigen” te zetelen.
Want voor jou betekent “letter-kundige”: letter kunnen (“letter” is
Zuid-West-Vlaams voor “weinig”), de “weinigkundige”.
Midden juni
vertrekken wij voor een verlengd weekend naar Confolent in de Creuse. Toen ik
zeven was verbleef ik enkele maanden in Het
Rustoord in Westende (later Zon en
Zee). Moeder vond dat ik een zwak kindje was en na een milde fooi vond de
dokter van het christelijk ziekenfonds dat mijn moeder gelijk had. Mijn ouders
kwamen mij af en toe bezoeken.
“Waar gaan
jullie naartoe, Georgette?”
“Naar
Westende de kleine bezoeken”.
Nu gaan wij
Luca bezoeken. Ginette en ik hebben samen (nog) geen kinderen, wel vier flinke
zonen (snap je het onderscheid?) en daarom “kochten” we een paard. “’t Is een
schoon kindje”, “’t is een schoon paardje, ’t gelijkt op zijn papa”. Dat was de
wijze waarop moeders de papa’s om de tuin probeerden te leiden. Het kon niet
van de bakker zijn, neen, neen. “’t Is precies een Goriske!” riep Kelly.
Einde.
Van de
jonge Vlaamse schrijver, Stefan Brijs, won ik in de cadeaudoos van Het Nieuwsblad - De Standaard de roman Arend: het aangrijpende levensverhaal
van een uitzonderlijke jongen die nergens thuis lijkt te horen. Een roman over
en zoektocht van een kind naar zichzelf, naar begrip, naar liefde. Morgen ga ik
het boek halen aan zee. Voor een prijs moet je ook iets terugdoen, daarom ga ik
niet naar Kortrijk maar 72 km
verder naar zee. Daar haal ik Brijs op. In een volgende brief stel ik hem aan
jou voor. Arend? Je hebt absoluut
niets met dieren. Sorry.
Thierry
Geen opmerkingen:
Een reactie posten