Harelbeke,
27 juni 2000.
Jan,
Ik heb
je reisverslag gelezen en er ontzettend van genoten. Wat mij onder andere
opvalt, is enerzijds de gedrevenheid waarmee jij je met open vizier in de
wereld van het boek beweegt en anderzijds de wijze waarop je je mateloos ergert
aan (voor anderen) kleine dingen. De aard van het beestje zeker? Ik zie ook een
duidelijke overeenkomst tussen Lieve en mijn vrouw: ook Ginette laat (bijna)
altijd op zich wachten, soms langer dan ik kan verdragen.
Jan, je
bent een rasverteller, één uit de oude doos, een Vlaamse “verhaler” (hoor je in
“verhaler” de lange adem van de verteller?), die bij de Leuvense stoof, met de
voeten dicht bij de roodgloeiende pot, zijn verhaal doet. Jan, de
volksverteller, hij die zijn volk ontvoogdt, die op de hoek van de straat of
gezeten op een stoel voor zijn deur met de buren in halve maan het verhaal
vertelt van Pavese, een godvrezende man die als de dood was voor de dood.
Als ik
jou lees, hóór ik jou ook, en dat maakt het zo buitengewoon, ik hoor hoe je van
naaldje tot draadje aan mij vertelt wat je tezelfdertijd neerschrijft, en als
je al eens een steek laat vallen, dan raap je die in de kortste keren weer op
en je zet je breiwerk voort. Altijd geniet ik van de ongewone manier waarop jij
mensen en dingen bekijkt en beoordeelt. Ik trek mij op aan je enthousiasme, ik
ga ook ten onder aan je ergernis.
In een
van de volgende brieven kom ik zeker op je reis naar Italië terug, misschien
kan ik een parallel trekken met mijn verblijf in de Languedoc. Wie weet? Mijn
main target zijn de Katharen en de tombe van Jezus. Hoewel ik in Pavese geen
moderne Kathaar zie of het beeld van hem aan het graf van Jezus op Cardou, dan
toch voel ik iets voor die vergelijking: lukt het niet dan was het een
uitdaging en van uitdagingen leven wij in de gloria. Laat mij duidelijk zijn, -
ik draai rond de pot als een hond rond zijn staart -: ik wil het laatste woord
hebben vóór we afreizen naar het Zuiden, vandaar (toch) deze brief.
“Reizen
is oorlog.” Wat een flauwe overgang, Jan, maar inhoudelijk verandert er niets
aan wat ik gezegd wil hebben. Ik probeer het opnieuw.
Ook de
kruistocht tegen de Katharen was oorlogvoering. Indien je de kruistochten in
hun geheel bekijkt: de plaats, de tijdspanne, de mankracht, dan kun je die
georganiseerde activiteit een (bekende)landenoorlog noemen. Oorlogen leren ons
“verschrikkelijk” veel, de leerkracht zou gemakkelijk een groot deel van zijn
leerprogramma kunnen wijden aan de oorlogen; toch zou hij alle socio-culturele,
economische en religieuze aspecten kunnen bespreken en bovendien de attitudes
van mens en mensdom: iets dat in de lessen, ook in geschiedenis, weinig aan bod
komt.
Ik heb
mij altijd al in de eerste wereldoorlog geïnteresseerd en hierdoor weet ik dat
zelfs mensen die nu en dan nadenken, gemeenzaam intellectuelen genoemd,
onbezorgd en met veel jolijt de oorlog instapten. Waarom? In Rites of Spring vertelt Morris Ecksteins
over de manier waarop die oorlog werd aangevoeld, niet slechts door het puikje
van de bevolking maar ook door de man in de straat: als een zuivering, een
beetje zoals de lenteriten die op toon werden gezet door Stravinsky. Duitsland
moest de grote zuivering doorvoeren. Engeland en Frankrijk waren oud en
vermoeid, zij konden het niet (meer). Ook in de voorbereiding van de tweede
wereldoorlog werden de mensen betoverd en de grote tovenaar was Hitler. Hij had
ze betoverd zoals de televisie dat vandaag bij velen doet. Opnieuw waren het
kunstenaars die deze betovering zouden doorbreken, zowel tijdens en na de
eerste en de tweede oorlog, zij waren het die weerwerk boden door de manier
waarop zij naar politiek keken: met durf, als indringers die vervreemding
opwekten en de mensen aan het denken zetten.
De
televisie kweekt beeldenanalfabeten! Kunstenaars aller landen, verenigt u: het
mensdom wordt zwaar onder druk gezet, een nieuwe oorlog dreigt: die van de
verwoestende manipulatie. Maar ik wil niet pessimistisch zijn of een nieuwe
Marx, de Marx van de artiestenschare, ook die pretentie koester ik niet: ik wil
geen grote tovenaar zijn die zijn macht misbruikt en van de kunst een bedrijf
maakt, van de kunstenaars seizoenarbeiders, van de creativiteit een
dwanggedachte, van het socialisme een verdorven communisme, neen, neen, ik
lees, ik denk na, ik schrijf en bij die drie levensnoodzakelijke handelingen
betrek ik mijn schrijfkameraad en u, geachte lezer, die dit brievenboek op uw
lezenaar heeft gelegd.
Op mijn
schrijftafel ligt De aanstoot van
Gijs IJlander (IJ of Ij, beide beelden beschadigen mijn netvlies). Op de omslag
La belle Hollandaise van Pablo
Picasso: een paardenmiddel tegen anorexia. Anorexia: het modebeeld tot vandaag,
het skelet tot vlees verheven, het hoogste genot tot primitieve lust verlaagd. De aanstoot is een liefdesgeschiedenis.
Gijs (ik kan zijn familienaam niet meer uit mijn vingers krijgen) is sinds zijn
opvallend debuut met De kapper,
waarvoor hij de Geertjan Lubberhuizenprijs en de Anton Wachterprijs kreeg, een
coming-man. Zijn roman beslaat 207 bladzijden, mooi uitgegeven door L.J. Veen
in Amsterdam. Later meer over de nieuwe roman van “je weet wel”.
De Zaak Sabine du Tertre schiet goed op. In september
1992 maakt een pistoolschot, afgevuurd door Joris Dekunst, secretaris-generaal
van het departement onderwijs, abrupt een einde aan het leven van Sabine du
Tertre, waarnemend directeur-generaal van het secundair onderwijs. De dag
voordien heeft ze haar minnaar Peter Deforge beloofd om haar amoureuze relatie
met haar baas, Joris Dekunst, af te breken. Eén vraag houdt de justitie en de
media bezig: was het een ongeluk of moord? In ieder geval het tragische einde
van een opmerkelijke vrouw van wie ik ben gaan houden. Ik herschrijf haar
jeugd, haar carrière en haar grote liefdes. Het is het geromaniseerd verhaal
van personen en toestanden op de grens van fictie en werkelijkheid, onthullend
en duister. Du Tertre, Dekunst, Deforge (naast Tersmidse en Vannthuyne de
hoofdrolspelers) verblijven ook, voor een korte of langere periode, in de
Creuse, op het “domaine de Confolent”. Ik hoor het jou al hard denken:
“Van-zelf-sprekend!”
Jan, ik
hoop dat het jou niet verveelt als ik over Sabine du Tertre schrijf: ik was
verliefd op haar; na haar dood verhuisde ik naar Confolent om daar een
paardenpiet te worden. “Paardenpiet”: een wensdroom of de castratie van een
frustratie, houd het maar bij paardenliefhebber: hij heeft zijn lief voor een
paard geruild. “My wife for a horse!” of “My dead wife for a
living horse!”
Een
vriendin, Lut Seys, heeft een boek geschreven over Poesjkin, De Zwarte Rivier (ondertitel Poesjkin achterna), uitgegeven door A.
Editions. Ik heb het aangekocht. De
Zwarte Rivier is een reis door de tijd op zoek naar Aleksander Sergejevitj
Poesjkin. Een reis dwars door het Rusland van vandaag waar de tweehonderdste
verjaardag van zijn geboorte wordt gevierd. Vertalingen van fragmenten uit zijn
werk wisselen af met anekdotes uit zijn leven en beschrijvingen van het mooie
land met het rijke verleden. Poesjkin is in dit boek niet louter de dichter
maar ook de vrijdenker, banneling van tsaar Aleksander I en “gedwongen”
hoveling van tsaar Nikolaj I, geestesgenoot van de Dekabristen en
vrijmetselaar, lid van de loge van Kisjinjov of “de loge op grond waarvan alle
loges in Rusland werden verboden”. Het boek eindigt met het dodelijke duel en
de laatste uren van de lijdende Poesjkin, het getuigenis van zijn beste
vrienden en de ontrafeling van het netwerk van intriges die hem uiteindelijk
hebben gedreven naar de Zwarte Rivier. Lezen, Jan.
Net
terug van Elsegem. Ginette at een slaatje met tonijn en ik proefde van een
beenhammetje bij een flesje witte wijn. Lekker. Met haar een boompje opgezet
over Du Tertre. Zij wenst toch enkele
namen te wijzigen, de personages minder herkenbaar te maken. “Ik zal ook de
denkfouten en de dei ex machina (dei = meervoud van deus?) opsporen,” zegt ze.
Ik weet dat ik niet sterk ben in het deguiseren, ik onthul liever, onthullen is
ook spannender, het prikkelt mij en aan enige prikkeling heeft een man op
leeftijd soms genoeg om te voelen dat hij leeft. Ik schrijf mezelf af op 85
jaar. Ik ben zestig. Waarom zou zij dit niet doen? Zij is mijn huiscorrectrice,
jij bent mijn gastcorrector en mijn uitgever.
Ik zoek
tussen de gerechtjes door in Letters
naar titels. De Zaak Sabine du Tertre
is geen attractieve titel en dus niet commercieel, De Executor is beter, maar het verhaal ademt Frans, waarom dan niet
De Executie? Of: Afgemaakt
(= gedood, of verbroken, of afgewezen), of: Zoete
liefde, zoete wraak, of: De vergelding? Jan, ik weet het niet, de
geciteerde titels voldoen niet, zoek jij mee naar een aansprekende titel? Of
kiezen wij voor Drama op Onderwijs, Doodslag, Du Tertre, carrièrevrouw? Doodslag lijkt mij wel een titel voor een
stationsromannetje.
Morgen,
zondag 25 juni, rijden zij hun kampioenschap, de wielerhelden, de
dwangarbeiders van de weg; een groot deel van ons leven wordt door hen
geanimeerd, de animeerjongens van de sport, slavend en wroetend, in de hoop dat
zij op de jaarmarkt worden betast, gekeurd en aangekocht. Hun dwangarbeid wordt
verloond, jawel, maar hun beloning is een kruimel van de rijke tafel waar de
slavendrijver aanzit met sponsors, cosponsors en toeleveraars van fietsspelden.
Ik zal
kijken, ik zal lijden, afzien, vloeken en tieren, aanmoedigen, schimpscheuten
schieten, applaudisseren, uit mijn zetel wippen, aan mijn colaatje nippen,
zuchten en kermen en een tandje bijsteken: mijn favoriet moet winnen, hij is de
beste, laat hem toch passeren, Peter, Jo, Frank, daar is hij, daar is hij! Zijn
voortube schuurt de aankomstlijn, zijn rechterarm gaat de hoogte in, o hoe
aandoenlijk, mensen, hij draait met zijn vingertje. Weet je wie mijn favoriet
is, Jan? Al jaren? Hij was ook de coureur van mijn vader die al in hem geloofde
toen hij nauwelijks prijs reed bij de liefhebbers: Johan Musseeuw, de leeuw van
Vlaanderen, de protégé van Sint Godelieve van Gistel, het koersintellect van
het vasteland, met zijn onvoorspelbare outings, zijn sterke familieband, fan
van Opium, he is my hero, mijn god. Leve de nieuwe kampioen van België! Leve…
Axel Merckx! Musseeuw heeft Axel naar de overwinning gefietst, Vandenbroucke
heeft gewacht tot hij uit het gezicht was, die van Lotto hebben aan een
contract gedacht of, wie weet, aan een dure “vélo Merckx”. Maar ik ben blij
voor Axel en voor Eddy, voor Patrick en Domo, voor Antony’s papa, die zijn
coureurs in ’t zwart betaalt.
Beste
Jan, ik ga TV kijken, het nieuws, Axel, het voetbal, een film. Wedden dat ik in
slaap val? Tot straks!
Thierry
Geen opmerkingen:
Een reactie posten