Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

8 oktober 2011

Archief: 5de brief aan Jan Van Herreweghe


Harelbeke, 27 juni 2000.


Jan,


Ik heb je reisverslag gelezen en er ontzettend van genoten. Wat mij onder andere opvalt, is enerzijds de gedrevenheid waarmee jij je met open vizier in de wereld van het boek beweegt en anderzijds de wijze waarop je je mateloos ergert aan (voor anderen) kleine dingen. De aard van het beestje zeker? Ik zie ook een duidelijke overeenkomst tussen Lieve en mijn vrouw: ook Ginette laat (bijna) altijd op zich wachten, soms langer dan ik kan verdragen.
Jan, je bent een rasverteller, één uit de oude doos, een Vlaamse “verhaler” (hoor je in “verhaler” de lange adem van de verteller?), die bij de Leuvense stoof, met de voeten dicht bij de roodgloeiende pot, zijn verhaal doet. Jan, de volksverteller, hij die zijn volk ontvoogdt, die op de hoek van de straat of gezeten op een stoel voor zijn deur met de buren in halve maan het verhaal vertelt van Pavese, een godvrezende man die als de dood was voor de dood.
Als ik jou lees, hóór ik jou ook, en dat maakt het zo buitengewoon, ik hoor hoe je van naaldje tot draadje aan mij vertelt wat je tezelfdertijd neerschrijft, en als je al eens een steek laat vallen, dan raap je die in de kortste keren weer op en je zet je breiwerk voort. Altijd geniet ik van de ongewone manier waarop jij mensen en dingen bekijkt en beoordeelt. Ik trek mij op aan je enthousiasme, ik ga ook ten onder aan je ergernis.
In een van de volgende brieven kom ik zeker op je reis naar Italië terug, misschien kan ik een parallel trekken met mijn verblijf in de Languedoc. Wie weet? Mijn main target zijn de Katharen en de tombe van Jezus. Hoewel ik in Pavese geen moderne Kathaar zie of het beeld van hem aan het graf van Jezus op Cardou, dan toch voel ik iets voor die vergelijking: lukt het niet dan was het een uitdaging en van uitdagingen leven wij in de gloria. Laat mij duidelijk zijn, - ik draai rond de pot als een hond rond zijn staart -: ik wil het laatste woord hebben vóór we afreizen naar het Zuiden, vandaar (toch) deze brief.

“Reizen is oorlog.” Wat een flauwe overgang, Jan, maar inhoudelijk verandert er niets aan wat ik gezegd wil hebben. Ik probeer het opnieuw.
Ook de kruistocht tegen de Katharen was oorlogvoering. Indien je de kruistochten in hun geheel bekijkt: de plaats, de tijdspanne, de mankracht, dan kun je die georganiseerde activiteit een (bekende)landenoorlog noemen. Oorlogen leren ons “verschrikkelijk” veel, de leerkracht zou gemakkelijk een groot deel van zijn leerprogramma kunnen wijden aan de oorlogen; toch zou hij alle socio-culturele, economische en religieuze aspecten kunnen bespreken en bovendien de attitudes van mens en mensdom: iets dat in de lessen, ook in geschiedenis, weinig aan bod komt.
Ik heb mij altijd al in de eerste wereldoorlog geïnteresseerd en hierdoor weet ik dat zelfs mensen die nu en dan nadenken, gemeenzaam intellectuelen genoemd, onbezorgd en met veel jolijt de oorlog instapten. Waarom? In Rites of Spring vertelt Morris Ecksteins over de manier waarop die oorlog werd aangevoeld, niet slechts door het puikje van de bevolking maar ook door de man in de straat: als een zuivering, een beetje zoals de lenteriten die op toon werden gezet door Stravinsky. Duitsland moest de grote zuivering doorvoeren. Engeland en Frankrijk waren oud en vermoeid, zij konden het niet (meer). Ook in de voorbereiding van de tweede wereldoorlog werden de mensen betoverd en de grote tovenaar was Hitler. Hij had ze betoverd zoals de televisie dat vandaag bij velen doet. Opnieuw waren het kunstenaars die deze betovering zouden doorbreken, zowel tijdens en na de eerste en de tweede oorlog, zij waren het die weerwerk boden door de manier waarop zij naar politiek keken: met durf, als indringers die vervreemding opwekten en de mensen aan het denken zetten.

De televisie kweekt beeldenanalfabeten! Kunstenaars aller landen, verenigt u: het mensdom wordt zwaar onder druk gezet, een nieuwe oorlog dreigt: die van de verwoestende manipulatie. Maar ik wil niet pessimistisch zijn of een nieuwe Marx, de Marx van de artiestenschare, ook die pretentie koester ik niet: ik wil geen grote tovenaar zijn die zijn macht misbruikt en van de kunst een bedrijf maakt, van de kunstenaars seizoenarbeiders, van de creativiteit een dwanggedachte, van het socialisme een verdorven communisme, neen, neen, ik lees, ik denk na, ik schrijf en bij die drie levensnoodzakelijke handelingen betrek ik mijn schrijfkameraad en u, geachte lezer, die dit brievenboek op uw lezenaar heeft gelegd.

Op mijn schrijftafel ligt De aanstoot van Gijs IJlander (IJ of Ij, beide beelden beschadigen mijn netvlies). Op de omslag La belle Hollandaise van Pablo Picasso: een paardenmiddel tegen anorexia. Anorexia: het modebeeld tot vandaag, het skelet tot vlees verheven, het hoogste genot tot primitieve lust verlaagd. De aanstoot is een liefdesgeschiedenis. Gijs (ik kan zijn familienaam niet meer uit mijn vingers krijgen) is sinds zijn opvallend debuut met De kapper, waarvoor hij de Geertjan Lubberhuizenprijs en de Anton Wachterprijs kreeg, een coming-man. Zijn roman beslaat 207 bladzijden, mooi uitgegeven door L.J. Veen in Amsterdam. Later meer over de nieuwe roman van “je weet wel”.

De Zaak Sabine du Tertre schiet goed op. In september 1992 maakt een pistoolschot, afgevuurd door Joris Dekunst, secretaris-generaal van het departement onderwijs, abrupt een einde aan het leven van Sabine du Tertre, waarnemend directeur-generaal van het secundair onderwijs. De dag voordien heeft ze haar minnaar Peter Deforge beloofd om haar amoureuze relatie met haar baas, Joris Dekunst, af te breken. Eén vraag houdt de justitie en de media bezig: was het een ongeluk of moord? In ieder geval het tragische einde van een opmerkelijke vrouw van wie ik ben gaan houden. Ik herschrijf haar jeugd, haar carrière en haar grote liefdes. Het is het geromaniseerd verhaal van personen en toestanden op de grens van fictie en werkelijkheid, onthullend en duister. Du Tertre, Dekunst, Deforge (naast Tersmidse en Vannthuyne de hoofdrolspelers) verblijven ook, voor een korte of langere periode, in de Creuse, op het “domaine de Confolent”. Ik hoor het jou al hard denken: “Van-zelf-sprekend!”
Jan, ik hoop dat het jou niet verveelt als ik over Sabine du Tertre schrijf: ik was verliefd op haar; na haar dood verhuisde ik naar Confolent om daar een paardenpiet te worden. “Paardenpiet”: een wensdroom of de castratie van een frustratie, houd het maar bij paardenliefhebber: hij heeft zijn lief voor een paard geruild. “My wife for a horse!” of “My dead wife for a living horse!”

Een vriendin, Lut Seys, heeft een boek geschreven over Poesjkin, De Zwarte Rivier (ondertitel Poesjkin achterna), uitgegeven door A. Editions. Ik heb het aangekocht. De Zwarte Rivier is een reis door de tijd op zoek naar Aleksander Sergejevitj Poesjkin. Een reis dwars door het Rusland van vandaag waar de tweehonderdste verjaardag van zijn geboorte wordt gevierd. Vertalingen van fragmenten uit zijn werk wisselen af met anekdotes uit zijn leven en beschrijvingen van het mooie land met het rijke verleden. Poesjkin is in dit boek niet louter de dichter maar ook de vrijdenker, banneling van tsaar Aleksander I en “gedwongen” hoveling van tsaar Nikolaj I, geestesgenoot van de Dekabristen en vrijmetselaar, lid van de loge van Kisjinjov of “de loge op grond waarvan alle loges in Rusland werden verboden”. Het boek eindigt met het dodelijke duel en de laatste uren van de lijdende Poesjkin, het getuigenis van zijn beste vrienden en de ontrafeling van het netwerk van intriges die hem uiteindelijk hebben gedreven naar de Zwarte Rivier. Lezen, Jan.

Net terug van Elsegem. Ginette at een slaatje met tonijn en ik proefde van een beenhammetje bij een flesje witte wijn. Lekker. Met haar een boompje opgezet over Du Tertre. Zij wenst toch enkele namen te wijzigen, de personages minder herkenbaar te maken. “Ik zal ook de denkfouten en de dei ex machina (dei = meervoud van deus?) opsporen,” zegt ze. Ik weet dat ik niet sterk ben in het deguiseren, ik onthul liever, onthullen is ook spannender, het prikkelt mij en aan enige prikkeling heeft een man op leeftijd soms genoeg om te voelen dat hij leeft. Ik schrijf mezelf af op 85 jaar. Ik ben zestig. Waarom zou zij dit niet doen? Zij is mijn huiscorrectrice, jij bent mijn gastcorrector en mijn uitgever.
Ik zoek tussen de gerechtjes door in Letters naar titels. De Zaak Sabine du Tertre is geen attractieve titel en dus niet commercieel, De Executor is beter, maar het verhaal ademt Frans, waarom dan niet De Executie? Of: Afgemaakt (= gedood, of verbroken, of afgewezen), of: Zoete liefde, zoete wraak, of: De vergelding? Jan, ik weet het niet, de geciteerde titels voldoen niet, zoek jij mee naar een aansprekende titel? Of kiezen wij voor Drama op Onderwijs, Doodslag, Du Tertre, carrièrevrouw? Doodslag lijkt mij wel een titel voor een stationsromannetje.

Morgen, zondag 25 juni, rijden zij hun kampioenschap, de wielerhelden, de dwangarbeiders van de weg; een groot deel van ons leven wordt door hen geanimeerd, de animeerjongens van de sport, slavend en wroetend, in de hoop dat zij op de jaarmarkt worden betast, gekeurd en aangekocht. Hun dwangarbeid wordt verloond, jawel, maar hun beloning is een kruimel van de rijke tafel waar de slavendrijver aanzit met sponsors, cosponsors en toeleveraars van fietsspelden.
Ik zal kijken, ik zal lijden, afzien, vloeken en tieren, aanmoedigen, schimpscheuten schieten, applaudisseren, uit mijn zetel wippen, aan mijn colaatje nippen, zuchten en kermen en een tandje bijsteken: mijn favoriet moet winnen, hij is de beste, laat hem toch passeren, Peter, Jo, Frank, daar is hij, daar is hij! Zijn voortube schuurt de aankomstlijn, zijn rechterarm gaat de hoogte in, o hoe aandoenlijk, mensen, hij draait met zijn vingertje. Weet je wie mijn favoriet is, Jan? Al jaren? Hij was ook de coureur van mijn vader die al in hem geloofde toen hij nauwelijks prijs reed bij de liefhebbers: Johan Musseeuw, de leeuw van Vlaanderen, de protégé van Sint Godelieve van Gistel, het koersintellect van het vasteland, met zijn onvoorspelbare outings, zijn sterke familieband, fan van Opium, he is my hero, mijn god. Leve de nieuwe kampioen van België! Leve… Axel Merckx! Musseeuw heeft Axel naar de overwinning gefietst, Vandenbroucke heeft gewacht tot hij uit het gezicht was, die van Lotto hebben aan een contract gedacht of, wie weet, aan een dure “vélo Merckx”. Maar ik ben blij voor Axel en voor Eddy, voor Patrick en Domo, voor Antony’s papa, die zijn coureurs in ’t zwart betaalt.
Beste Jan, ik ga TV kijken, het nieuws, Axel, het voetbal, een film. Wedden dat ik in slaap val? Tot straks!


Thierry




Geen opmerkingen: