Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

18 oktober 2011

Aan deAuteurs - 'in verwachting'


deAUTEURS


Mededeling
7 september 2011: een memorabele dag...
... want het Ministerieel Besluit over de goedkeuring van deAuteurs is gepubliceerd. Dit betekent niets minder dan dat de nieuwe maar vooral langverwachte beheersvennootschap eindelijk officieel van start kan gaan!
Wat vooraf ging…
Vanuit de nood aan meer gerichte diensten die tegemoet komen aan de specifieke culturele identiteit van Vlaanderen, hebben een aantal auteurs enkele jaren geleden het idee opgevat zich te verenigen in een nieuwe structuur voor het beheer en de verdediging van hun rechten. Doelstellingen van deAuteurs:
  • de auteurs op de Nederlandstalige markt te verenigen, internationale perspectieven te bieden en een constructieve dialoog met producenten, televisiezenders, distributeurs, serviceproviders en theaterorganisatoren aan te gaan;
  • het collectieve beheer in Vlaanderen en Nederland te optimaliseren;
  • het werk van de auteurs te promoten in België en in het buitenland;
  • samen te werken met representatieve auteursverenigingen;
  • een internationale creatieve auteursgemeenschap te ontwikkelen, die aangepast is aan de huidige informatiemaatschappij.
Essentieel voor deAuteurs is het beheer door auteurs. In deAuteurs zetelen geen producenten, uitgevers of theaterorganisatoren. Het bestuur bestaat uitsluitend uit auteurs, die de verschillende categorieën vertegenwoordigen: Rik D'hiet (scenario), Paul Pourveur (podiumkunsten) Manu Riche (documentaire), Koen Stassijns (poëzie), Patrice Toye (regie), Judith Van Istendael (strip en illustratie), Erik Vlaminck (literatuur) en Willem Wallyn (audiovisuele fictie), voorzitter van de raad van bestuur. Directeur is Katrien Van der Perre, juriste en experte in auteursrecht (UGent).

Bedenkingen 
Moeten wij nu deAuteurs gelukwensen en in vertrouwen nemen?
deAuteurs is een gloednoeuwe, transparante beheersvennotschap voor en door auteurs. Ik stip aan : transparant, voor en door auteurs.
De nieuwe groep wil ook nog meer internationale samenwerking. Bijzaak. Laten wij eerst onze eigen keuken (her)organiseren : de juiste verdeling van de ingrediënten voor aankoop, distributie en promotie van de gerechten.

Laten wij eens samen het Decreet van 30 maart 1999 houdende de oprichting van een
Vlaams Fonds voor de Letteren.

Art. 5 van Hoofdstuk II. De oprichting van een VFL zegt dat “Het VFL tot doel heeft de Nederlandstalige letteren  … in de brede zin van het woord te ondersteunen en de sociaal-economische positie van auteurs … te verbeteren.”
Onder andere door de toekenning van subsidies? Ja, natuurlijk. Maar welke is de positie van de auteur als het decreet stelt
-          dat productiesubsidies alleen door uitgevers kunnen worden aangevraagd en verkregen.
-          dat stimuleringsbeurzen niet kunnen worden toegekend voor uitgaven “in eigen beheer”
Voor een gezond letterenbeleid staat het subsidie-instrument centraal. Maar er zijn voorwaarden: het VFL mag zich niet lenen tot het ondersteunen van enkel erkende uitgeverijen door het toekennen van welke subsidievorm ook. Zo verleggen zij het accent van de auteur (die hulpbehoevend is) naar de uitgeverij (die handel drijft en winst op het oog heeft). Niet de uitgever (tenzij die dezelfde persoon als de auteur) moet worden ondersteund maar de individuele auteur (waar en hoe hij ook uitgeeft, indien het professioneel gebeurt). Alleen het criterium “kwaliteit” is de objectieve norm!

Eén criterium:
“Indien u een boek schrijft of wilt schrijven (poëzie, roman, essay, biografie), dan kunt u in aanmerking komen voor subsidie van het VFL.” 
Voorwaarden:
-          toegankelijk voor een breed publiek en geschreven in de Nederlandse taal;
-          gepubliceerd in boekvorm;
-          verkrijgbaar in de boekhandel (de wijze waarop is niet relevant);
-          in een redelijke oplage.

Als auteur hebben wij recht op subsidie. Deze vorm van “uitkering” mag niet afhankelijk worden gesteld van het loon, het leefloon of een andere bijstandsuitkering. Het zou redelijk zijn indien hulpbehoevende auteurs ook een uitkering kregen op grond van werk en inkomen, maar dit is nu niet aan de orde.

Indien het nieuwe decreet zou stellen dat het de auteur is die moet worden ondersteund en niet de uitgever, dan pas zou de decreetgever zich een aureool van rechtvaardigheid kunnen opeisen.
Natuurlijk moet het decreet ook de uitgever helpen, zoals de overheid andere bedrijven in nood helpt. Niemand zal dit betwisten. Maar mijn punt is: niet uitsluitend en met het accent op de auteur!

De vraag luidt niet: “Is het echt wel de taak van de overheid om schrijvend Vlaanderen financieel te helpen?”. Natuurlijk, maar: “Moet de hulpbehoevende auteur niet eerst en méér worden geholpen?” en “Is deze hulp niet groter of kleiner naargelang van zijn hulpbehoevendheid?” In deze vraagstelling zit terecht een vingerwijzing naar de grote bedragen voor “grote” auteurs, de kleine bedragen (indien ze bij een erkende uitgever onderdak vonden) voor de “kleine” auteurs en de non-subsidiëring voor de auteurs die geen uitgeverij vonden en toch aan de kwaliteitseis voldoen. Literatuur beoordelen is geen sinecure. Heeft het niet alles met smaak te maken? Wie is een goede auteur? Wat is goede literatuur? Het grote probleem blijft dat 90% van de auteurs zich in een grijze zone bevinden. Hoe verklaar je anders dat auteurs na hun dood worden opgehemeld, die tijdens hun leven aan het kruis werden genageld of niet eens aan de bak kwamen (bij het VFL)?

Dit is het gehele probleem in een notendop! De overheid heeft de dekselse plicht de auteurs te promoten. Wat als er helemaal geen boeken meer verschijnen en de cultuur, zoals de dino’s vroeger, spoorloos verdwijnt?

Wat is het resultaat van deze foute subsidiëringpolitiek?
Auteurs zoeken ijverig (en soms vergeefs) naar media-impact en sponsoring, nemen ijverig deel aan wedstrijden, creëren een eigen uitgeverij, storten zich vol overgave op het nieuwe fenomeen “print-on-demand”, stampen e-zines uit de grond, prostitueren zich. Maar blijven gefrustreerd toekijken hoe de grote uitgevers, met in hun zog de grote auteurs, de VFL-koe leegmelken.

Deze toestanden hebben niets met “kwaliteit” te maken of met “gebrek aan kwaliteit”. Literatuur moet zich niet verstoppen achter intellectueel struikgewas. Af en toe moet er grondig worden gesnoeid, maar zoals de subsidiëring nu werkt, hebben de “kleine” auteurs zelfs geen recht op een snoeibeurt. Zij worden niet au sérieux genomen door de overheid, hun kwaliteit wordt niet eens gemeten, hun groeiproces wordt niet eens begeleid.

Het VFL bestaat voor 95% uit professoren en assistenten van professoren en hun vrienden. Kun je van deze mensen een redelijkheidsprincipe verwachten? Of zijn ze geneigd aan elitevorming te doen? Of hebben ze geen voeling met de “werkvloer”? Auteurs moet je in het VFL zoeken let een vergrootglas.

Dezelfde problematiek stel je vast in de subsidiëring van tijdschriften? Sedert 1989 zijn er een kleine 20 verdwenen. Als gevolg van het subsidiebeleid van het VFL, waarbij vooral andere belangen speelden dan zuiver literaire en kwalitatieve. Tijdschriften hadden “geen profiel, te weinig kwaliteit, geen schrijvers genoeg uit de eerste linie”. “Schrijvers uit de eerste linie”? Wie zijn dat? Ja, die!

Een randbemerking is hier wel op zijn plaats. De tijdschriften zijn blijkbaar geen ladder meer om hoger te komen in het wereldje van de literatuur. Met andere woorden: ze zijn geen onontbeerlijke schakel meer in de ketting van het literaire bedrijf. Het probleem is echter dat de literaire tijdschriften niet meer worden gelezen. (Lees: nog minder worden gelezen dan vroeger!) En wie zijn weer de dupe? De “kleine” auteurs, de “kleine” uitgeverijen. Kranten hebben in hun bijlagen deze taak overgenomen? Larie, wie komen er aan bod, denk je? Gelukkig zijn er nog redacteuren voor wie tijdschriften maken een ziekte is, een obsessie.
Wat is het VFL van plan? Bibliotheken overtuigen van de noodzaak om een abonnement te nemen (en nu komt het) op de door het VFL gesubsidieerde literaire tijdschriften.

Niet zozeer het distributiesysteem stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in de rotatie van debutanten en auteurs die geen “gevestigde” uitgeverij vonden of die niet bij een “commerciële” uitgever wensen te publiceren, vind ik discriminerend.

Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.

Ik bied nogmaals een oplossing aan: start het “Plan Boek” op en vertrek vanuit drie prioriteiten. Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en/of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van “Onafhankelijke Auteurs” (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, onder welke vorm ook, uitgeven).

Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen. Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken. Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs. Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.

Het resultaat van “Plan Boek” moet leiden tot een aangenaam retrogevoel: de tijd van administrateur-generaal Walter Debrock (de jaren ’70), toen boeken werden aangekocht van elke auteur en verdeeld over scholen en bibliotheken.

Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. Logisch. De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid. Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven, waarin de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, wordt beschreven en waarin de auteur op de eerste plaats komt.

Ik besef dat criteria aanleggen waarmee de aankoop van boeken en de steun aan de auteur worden gemeten heel moeilijk is. Geen enkel meetinstrument kan honderd percent objectiviteit of beoordelingscorrectheid garanderen. Daarom opteer ik om de lat niet te hoog te leggen en de marge breed te houden.

Een officiële recensiedienst wordt in het leven geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken. (Zoals in Nederland ooit het geval is geweest.) Deze dienst zorgt ook voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label “Onafhankelijke Auteurs” dragen.

Ik besef dat er nooit zekerheid zal bestaan over het onthaal van een boek bij de lezer.  Dat is ook afhankelijk van de stijl, de impact van het onderwerp op de lezer, van de publiciteit, van de kritiek, de vakpers.

Samengevat: de dominantie van de “gevestigde” uitgeverijen wordt met het nieuwe decreet en het “Plan Boek”  in de kiem gesmoord. De prijs van de boeken is geen zaak van de overheid. De uitgever bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meer vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, de distributiekosten, het aantal titels.

Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer. De uitgever drijft handel in ideeën en brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.

De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid.

Ik wil een oproep doen tot de media om meer aandacht te besteden aan het boek, aan de auteur, aan de literatuur in het algemeen. Deze fel verminderde interesse is bovendien mede oorzaak van de malaise in onze literaire wereld.

Ik behoor tot de generatie die 1968 heeft beleefd en hoopvol gestemd was om de verbeelding de macht te gunnen die haar toekwam. Na ’68 werd de kapitalist echter een neo-kapitalist en de liberaal een neo-liberaal. Dat betekende dat zij opteerden voor een vrije markt, maar nu met groeiende overheidssteun. Een bizarre interpretatie van de “sociale markt”.

Er is werk aan de winkel, maar deAuteurs hebben mijn zegen en kunnen rekenen op mijn ideeën.


Thierry Deleu

Geen opmerkingen: