Harelbeke,
4 mei 2000.
Jan,
Je
brief van 29 april heb ik, samen met een grote kop muesli, met grote gretigheid
verorberd. Beide hadden een fruitige, exotische smaak, met heerlijke nootjes.
Vooral die laatste hebben mij in vervoering gebracht. Resultaat: de kop was als
gelikt en je brief had koffieoortjes en bruine “kanteboordjes”.
Op jouw
suggestie verzamel ik nu teksten van
artikels, inleidingen en toespraken die ik schreef tussen 1966 en 2000. Deze
bundeling is een soort van prozaïsche tegenhanger van de bloemlezing In de weelde van de liefde, een selectie
van gedichten die ik schreef in diezelfde periode. Ik geef het boek de titel Ik zou liegen als ik het anders zei. Het is verwant met Jan Biorix (de klemtoon op de eerste lettergreep) van Jan
Walravens: een “notitieboek”, waarin bespiegelingen over kunst, letteren,
politiek, maatschappij vermengd zijn met autobiografische gegevens en
herinneringen. Vijf jaar na Walravens’ dood verscheen zowel van Weverbergh als
van De Wispelaere een Jan Biorix-achtig boek. Weverberghs boek heette Puin, dat van De Wispelaere Paul-Tegen-paul. Ook Daniël Robberechts
schreef verwante boeken, zoals De grote
schaamlippen (1969) en Dagboek
‘64-’65 (1984). Peter Deleu ontwierp een serie juwelen rond De Graal en het
Graf van Jezus. Eén van die ontwerpen zal hij kiezen voor de kaft van Ik zou liegen als ik het anders zei. Op
de rechterflap licht hij zijn keuze toe. Wat denk je?
In Guy van Hoof, dichter zonder kroon *,
een essay, een verhaal over zijn
poëzie, onderstreep ik de rol en de betekenis van Jan Walravens voor onze letteren.
Hij was een voorpoststrijder, een wegbereider voor jeugdige schrijvers als
Herwig Leus, Hedwig Speliers, Weverbergh en vele anderen, noem ze de jonge
honden die in de jaren ’60 Vlaanderen en de wereld zouden wakker blaffen.
Een
paard blaft niet, ik weet het wel, maar in mijn gedachten ben ik te veel bij
Lucy de Confolent, mijn appaloosa, dartelend in de prairie van Confolent bij
boer Marcel Warlop. Dit is niet gezond, ik moet dringend naar de dierenarts
voor een spuit. Ook in deze brief komt het paard ongegeneerd vanachter het
hoekje te voorschijn. Waar het hart van vol is…
Ik abonneerde mij op drie tijdschriften over paarden en
kocht een boek over hun verzorging. Bovendien won ik een boek uit de cadeaudoos
van “Het Nieuwsblad”, Jan, ik won een boek: een moderne kinderencyclopedie, Mijn eerste grote kinderencyclopedie van
Andrew Langley. Het eerste naslagwerk voor thuis en op school. Ik heb (nog)
geen kleinkinderen, maar jij hebt een pracht van een dochter: Siel (ik tik
dichter i.p.v. dochter: een teken?). Zou Siel hier blij mee zijn? Ik doe haar
het boek cadeau. Afgesproken?
Boeken vullen onze dagen, dit is juist, maar we mogen ook
de andere(n) niet vergeten: ons lief (mijn vrouw is voor altijd mijn lief),
onze kinderen, onze (weinig echte) vrienden, … Ik heb dat moeten leren, Jan, en
ik geef toe dat Ginette ook in deze zaak mijn ogen heeft geopend: ik hou van
de(ze) mensjes. Weet je wat ik verfoei
en mijd als de pest: onbeleefderiken, gemene typen, “grote ballons met veel en
alleen lucht”, die omdat ze zich zo grootmaken, denken dat ze de wereld
imponeren; mij niet gezien: voor mij telt respect, fatsoen, gezond verstand,
cultuur, vriendschap, spontaniteit… Hoe ouder je wordt, hoe meer je snoeit aan
“de boom van de vriendschap”. Ik maak de laatste tijd veel nieuwe vrienden, jij
onder andere, en Marcel Warlop, en Inge, de vriendin van mijn zoon Peter. Dat
is verrijkend, het geeft je nieuwe adem, levenslust, gezonde lucht.
Op mijn zwarte tafel liggen nog een zestal boeken ter
recensie voor De Vrijzinnige Lezer:
van Paul Claes, De Gulden Tak, over
antieke mythe en moderne literatuur (ook mijn dada), van Hans Moll de roman Chantal,
De Baadster van Maria
Barnas, een gedichtenbundel van J. Eijkelboom en Herman Leenders. Speelgoed van Leenders is een knappe
bundel, sterke, ontnuchterende, alle schone schijn doorprikkende gedichten. Ik
kom hierop terug. Waar haal ik de tijd? Ik ben met pensioen, maar ik kom
verschrikkelijk veel tijd te kort om alles te doen waar ik zin in heb: niets
moet nog, maar alles kan, en ik wil alles. Een moeilijke opdracht, ik zal mij
beter moeten organiseren. Ginette ziet de vlaag hangen. Als ik te lang upstairs
ben, durft zij al eens roepen: “Blijf je nog lang boven?”. Ze zegt het
vriendelijk, maar ik heb de boodschap begrepen en ik ken de boodschapper. Ik ga
naar beneden om een praatje te slaan en een uitstapje voor te bereiden.
Jan, jouw brief is zo mooi gedrukt, op bijna perkamenten
recyclagepapier, - met een gouden lipje in de linkerbovenhoek -, dat ik alle
moeite van de wereld moet doen om ook op deze wijze eens creatief te zijn.
Thierry
* Guy van Hoof,
dichter zonder kroon, een essay, heb ik geschreven in opdracht van De
Gebeten Hond Harelbeke, 2001.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten