Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

20 augustus 2011

Uit ons archief

Hendrik Conscience in Kortrijk

Kortrijk heeft in het leven van Hendrik Conscience een grote rol gespeeld. Hij verbleef er van 16 januari 1857 tot 11 september 1868. Hij was er arrondissementscommissaris.

1.
Een depressieve Conscience

Conscience kende een heel ongelukkige kindertijd. Moeder stierf als hij acht jaar was. Zijn vader, een ingeweken Fransman, was vaak uithuizig. Als opgroeiende jongen was hij dikwijls ziek. Hij leerde leven in zijn verbeelding in plaats van in de werkelijkheid. Op die manier voelde hij zich minder eenzaam.
Hij kon erg neerslachtig zijn, dikwijls op de rand van een zenuwoverspanning. Hij had vaak ups en downs. Bij de minste tegenwind werd hij uit zijn evenwicht gebracht. Met de jaren werden zijn depressies talrijker.
Ook te Kortrijk voelt hij zich vereenzaamd in een culturele "woestijn". Herhaaldelijk komen de "zwarte beesten in zijn hoofd" woeien.
Conscience wordt op rijpere leeftijd ook hypochonder. Vooral in zijn Kortrijkse tijd regent het klachten over zijn gezondheid, over kwaaltjes en ongemakken.
Telkens het met hem slecht gaat, voelt hij de drang om van huis te vluchten en te gaan zwerven. Hij logeert dan in afspanningen of bij goede mensen.  Ook in Kortrijk poetst hij herhaaldelijk de plaat. In 1859 schrijft hij: "Mijn zenuwen zijn ontsteld. Dezer dagen ben ik uit Kortrijk gaan loopen en heb mij naer de zee begeven, tusschen Veurne en Duinkerke, waer ik vier dagen in eenzaemheid langs het strand heb gedwaeld".
Bij vrienden laat Conscience zich wel gaan en kan hij boeiend vertellen. Hij heeft altijd een grote behoefte gehad aan vriendschap, liefde en geborgenheid. Wordt hij niet omringd door echo's van sympathie, dan voelt hij zich eenzaam in "eene woestijn", zoals te Kortrijk. In 1865 schrijft hij aan zijn vriend Van Beers: “In mijne ballingschap worstel ik al voort tegen de uitputting der eenzaamheid".
Conscience heeft ook de natuur lief. Zijn liefde voor de natuur is geworteld in zijn diepe behoefte om te genezen van zijn mensenvrees. Hij vindt in de natuur, de planten, bloemen en insecten partners in eenzaamheid, met wie hij kan spreken. De natuur schenkt hem troost, licht en sterkte.
Vanaf 1853 kan hij van zijn pen leven. Hij voelt zich echter eerst dan geslaagd als hij in 1856 wordt benoemd tot arrondissementscommissaris in Kortrijk. Daar probeert hij zijn stand op te houden. Hij leidt er een rijkelijk leventje en is een hoge gast op diners, recepties en andere uithuizigheden. Geregeld komt hij hierdoor in geldnood.

2.
Een katholieke liberaal

De invloed van zijn vrome moeder is op de jonge Conscience waarschijnlijk groot geweest. De diep godsdienstige aard van Conscience komt heel sterk tot uiting in zijn werk. Enkel in Hlodwig en Clothildis (1854) geeft hij een kritische voorstelling van het geloof. Als liberaliserende mens houdt hij niet van een "klerikaal" katholicisme dat macht demonstreert in de politiek en het openbaar leven. Hij houdt zich ver van een demonstratieve katholiciteit. Hij eist voor zichzelf een persoonlijke vrijheid op en verzet zich tegen de bemoeiingen van de clerus in het openbaar leven. De meeste van zijn vrienden zijn liberalen: Gustaaf Wappers, directeur van de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, Jan van Beers, Emmanuel Hiel, Julius Hoste.
In de typisch burgerlijke geest die hem in zijn hooggeplaatste situatie te Kortrijk heel sterk gaat kenmerken, schenkt hij grote aandacht aan geldkwesties en status. In De burgers van Darlingen (1861) - waarmee hij de Kortrijkse burgerij bedoelt - zijn geld en kleinburgerlijkheid de rode draad in het verhaal. Conscience is het Kortrijkse milieu blijkbaar niet gunstig gezind.
Uit de armoede omhoog gekropen en erg gesteld op materiële en sociale vooruitgang, stelt Conscience zich heel zijn leven conservatief op. Het gezag is onaantastbaar; politiek en godsdienst moeten in verzoening leven maar niet op elkaars terrein komen; onder de standen moet vrede heersen.
Conscience zal levenslang een diepe gehechtheid aan de vrijheid bewaren. Vooral in De Kerels van Vlaenderen (1870) wekt hij de indruk zijn geloof te hebben verloren. Hij is een vurig liberaal katholiek geworden. Hij pleit voor vrijheid van godsdienst en trekt van leer tegen het misbruiken van de geestelijke macht door de hogere geestelijkheid.
Zoals alle liberaal-geïnspireerden van die tijd wil hij het katholieke wereldbeeld verruimen. Hij is voorstander van een zekere autonomie van de kunst tegenover het dogma en staat afkerig tegenover klerikale censuur of betutteling.

3.
In 't Wonderjaer

In 't Wonderjaer (1837) verheerlijkt hij de Geuzen en als liberaal gelovige heeft hij weinig sympathie voor het kerkelijk gezag.
In ons land kennen wij onder Willem I een korte, maar vruchtbare samenwerking van liberalen en katholieken, die samen ijveren voor persvrijheid en andere vrijheden van het individu en voor de scheiding van Kerk en Staat. Maar in 1832 vaardigt Gregorius XVI zijn encycliek "Mirari vos" uit die de aanzet betekent van een heftige anti-liberale actie in de Kerk. Vanaf 1832 gaan de politieke conflicten tussen liberalen en katholieken crescendo. De Belgische liberalen worden vrijzinnig en antiklerikaal.
Conscience stemt toe dat zijn In ’t Wonderjaer  wordt gezuiverd door een paar katholieke geestelijken. Het boek wordt omgewerkt tot een verheerlijking van het conservatieve katholicisme. De oorspronkelijke uitgave is bijna niet meer te herkennen.
Die capitulatie voor de dwang van de Kerk valt hem zwaar. Hij heeft het gedaan om een zo ruim mogelijke verspreiding van zijn werk te bereiken. Het volk is in die jaren immers voor het grootste deel katholiek. Conscience heeft te maken met een oerdiep conservatief wantrouwen van de Kerk tegenover het literair genre dat hij beoefent. Bovendien is er het strenge anti-liberale verzet van de clerus sedert "Mirari vos".
In kleine steden zoals Kortrijk, waar de katholieken heer en meester zijn, vergt het heel wat moed om zich nog vrijzinnig te durven noemen. De katholieke militante houding heeft veel te maken met de stijgende onvrede over Willem I, die weldra zal uitgroeien tot een georganiseerd verzet en een revolutie. In Kortrijk kiezen de meeste notabelen voor het nieuwe België.
In zijn historisch verhaal In 't Wonderjaer beschrijft Conscience enkele "historische taferelen uit de zestiende eeuw" met de Beeldenstorm als middelpunt. De strijd van de Geuzen tegen de Spaanse bezetting vormt de hoofdintrige.
Het boek is pro-geus en anti-Spaans, pro-Germaans en anti-zuiders. Vooral de verheerlijking van de Geuzen schokt de katholieke gemoederen. Conscience is gewonnen voor de liberale geest en de vrijheidsroes van de Belgische revolutie. Ook later blijft hij een diepe gehechtheid aan de vrijheid bewaren. Ook in De Kerels van Vlaenderen getuigt hij van deze vrijheidsdrang.
Heeft Conscience in deze periode zijn geloof verloren? Is hij vrijzinnig geworden? In een artikel in de krant “Den Antwerpenaer" (1837) breekt Conscience een lans voor het exposeren van vrouwelijk naakt. Hij drijft de spot met de preutsheid en de "belachelijke zondevrees".
Na de publicatie van De Leeuw van Vlaenderen (1838) is Conscience in de toen nog vrij beperkte milieus van de Vlaamsgezinden een belangrijke figuur geworden. In eigen land wordt hij zelfs leraar Nederlands aan het Hof.
In Antwerpen betreedt hij het terrein van de gemeente- en de staatspolitiek en wil een onafhankelijke Vlaamse partij oprichten, zonder inmenging in filosofische vragen. Die partij wil een neutrale koers varen tussen de katholieken en de liberalen.
Zijn politiek experiment bekomt hem slecht. In de verhitte strijd tussen de beide partijen krijgt Conscience het van beide zijden hard te verduren. Hij trekt zich gedeprimeerd terug en verhuist  spoedig - opgelucht - naar Kortrijk.

4.
Naar Kortrijk

Zijn ambt als arrondissementscommissaris te Kortrijk verplicht hem in politiek opzicht tot strikte neutraliteit. Hij is vierenveertig jaar, een man van aanzien, een beroemde schrijver, gerijpt door tegenslagen en desillusies.
Een van de bedoelingen van eerste minister Pierre de Decker was dat Conscience de vrede in dit onrustige arrondissement en in het verscheurde Kortrijk zou herstellen. De streek aan de Franse grens is méér dan een andere aan de Franse invloed blootgesteld.
Na de eedaflegging bij de provinciegouverneur te Brugge arriveert Conscience op 16 januari in het hotel “De Gouden Leeuw" bij Louis Janssens-Vercruysse te Kortrijk, waarna hij zijn intrek neemt bij zijn vriend Pierre Nicolas Croquison in de Jan Palfijnstraat nr. 16. Croquison is hoofdbouwmeester (architect) van de Stad Kortrijk. 
Overal is men ingenomen met Conscience. Hij blijkt een man van de redelijkheid en de verzoening te zijn. Op 1 april neemt het gezin Conscience zijn intrek in een ruim woonhuis in de Rijselsewijkstraat nr. 486 (nu Consciencestraat).
De taak van arrondissementscommissaris bestaat o.m. in de administratieve controle over de gemeenten, over de kiezerslijsten en de buurtwegen, over de rekrutering van dienstplichtigen onder het lotingstelsel.
Conscience vreest evenwel dat zijn literaire arbeid door tijdsgebrek lelijk in de verdrukking zal komen. Een vage hoop op overplaatsing naar Gent knapt af met de val van het ministerie-De Decker, dat in oktober 1857 plaats moet maken voor de homogeen liberale regering W. Frère-Orban.
Consciences dochter, Marie-Sébastienne, huwt met de student, dichter en componist Gentil Antheunis. Met de zoon, Hildevert, wil het maar niet lukken. Hij verkwist veel geld, denkt alleen aan vermaak en bezorgt zijn ouders veel verdriet. Conscience doet al wat in zijn kunnen ligt: hij koopt hem vrij van (militaire) dienst en bezorgt hem een job op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dat loopt op niets uit en Conscience laat zijn zoon een wijn- en likeurhandel uitbaten, wat alweer mislukt. In 1866 vertrekt Hildevert naar Kentucky. Na drie jaar komt hij berooid terug.
In april 1887 verhuist het gezin Conscience naar de O.L.Vrouwestraat nr. 26.
Conscience heeft later geen goed woord over voor zijn Kortrijkse periode die hij beschrijft als een ballingschap in een klein stadje "vol vooroordelen, beheerscht door eene financiële aristocratie, die hare medeburgers minacht, met eene ongeloofelijke verwaandheid bezield is, zich opsluit in woningen somber en naar als kloosters, en treurig als lag in elk huis een doode".
Conscience maakt er nochtans een aantal vaste vrienden, zoals de familie Philippe Janssens, huisarts Edward Tilleux, architect Pierre Nicolas Croquison, de vertrouweling Adolf van den Peereboom en schoolinspecteur Adhemar Camille van der Cruyssen. Deze laatste voert bij Consciences begrafenis, op 16 september 1883 op het Antwerpse Kielkerkhof, het woord namens de persoonlijke vrienden. Hij noemt daarbij de Kortrijkse jaren Consciences wellicht gelukkigste tijd. Wat een contradictio in terminis. Wie heeft gelijk?
Ere-voorzitter van de “Société litteraire de Courtrai”

5.
Société littéraire de Courtrai

In 1812 richten enkele kunstminnende Kortrijkenaren de “Société des Amis des Beaux-Arts" op. Vanaf 1833 staat zij bekend onder de naam "Société pour l'Encouragement des Beaux-Arts et de l'Industrie". In 1858 gaat zij een fusie aan met de concurrerende vereniging “Maetschappij der Minnaers van Schoone Kunsten". Conscience wordt de eerste voorzitter.
De "Société des Beaux Arts" organiseert enkele markante kunsttentoonstellingen. Binnen de schoot ervan wordt een bibliotheek aangelegd die later de kern zal vormen van de Kortrijkse stadsbibliotheek.
Van een heel andere aard zijn de activiteiten van de "Société littéraire de Courtrai", een Franstalige discussiegroep van plaatselijke intellectuelen die aan hun samenkomsten in het "Café Belge" op de Grote Markt een institutionele vorm wensen te geven. Op 16 oktober 1863 gaan Conscience en meester Adolf Verriest (de oudere broer van Hugo) over tot de stichting van de nieuwe "Société" die als doel heeft de belangstelling voor wetenschap, kunst en schone letteren te bevorderen.
Tot de stichters (1863) behoren: Hendrik Conscience, ere-voorzitter; Adolf Verriest, voorzitter; Adhemar Camille van der Cruyssen, ondervoorzitter; August Debedts, beheerder;  Néotère Verbeke, beheerder; Hippoliet Van Brabander, schatbewaarder; Hildevert Conscience (zijn zoon),  secretaris en de leden: Antoine Classen, Jules Coucke, August Dathis, Emile Debrauwere, Félix Denucé, Edouard Paul Depratere, Victor Gantier, Jean Ghyoot, H.-Jos. Leclercq, Charles Petithan, Gustave Preux, Guillaume Vandenhoek, Adolphe Vanwymelbeke en Charles Weemaes.
Adolf Verriest wordt nadien bevriend met Guido Gezelle, zijn klasgenoot in het Klein Seminarie van Roeselare, en vestigt zich als advocaat te Kortrijk. Hij wordt de eerste rechter die de eed aflegt in het Nederlands.
Conscience is een gezagvolle en graag geziene gast in dit milieu van Franstalige burgers. Hij houdt er enkele voordrachten, haast alle in het Frans, over het verplichtend onderwijs, het tweegevecht, het alcoholisme, de bewaarscholen, de vrouw en haar taak, de theogonie, de onaantastbaarheid van het menselijke leven, de christelijke kunst, de spelling, de dichter Emmanuel Hiel.
Op 10 september 1868 wordt Conscience benoemd tot conservator van het Wiertzmuseum te Elsene. Een maand later neemt de "Société littéraire" in "Café Belge" met een banket afscheid van haar ere-voorzitter. De vriendschapsbanden blijven bestaan; vanuit Elsene blijft Conscience de activiteiten volgen.
De "Société" weert alle discussies over de lokale politiek uit haar vergaderingen. Zij telt drie soorten leden: de actieve leden, de ere-leden en de corresponderende leden. Deze laatsten worden gekozen onder de niet-Kortrijkenaren die op een of andere wijze een dienst hebben bewezen aan de Vereniging of hebben bijgedragen tot kunst en wetenschap. Een normaal fenomeen. Nieuwaangekomenen in een stedelijke gemeenschap hebben behoefte aan verenigingsleven, teneinde zich in te burgeren, relaties te krijgen en een sociale rol te vervullen. Vooral voor de ambtenaren die vaak van standplaats veranderen, is het niet onaardig onmiddellijk op een "Société" te kunnen terugvallen.
Om lid te worden moet men zich schriftelijk kandidaat stellen. De kandidatuur wordt acht dagen ad valvas in het vergaderlokaal uitgehangen. Bij geheime stemming en met een gewone meerderheid wordt de kandidaat aangenomen. Het lidmaatschapsgeld bedraagt in 1871 12 frank. Het reglement van de "Société littéraire de Courtrai" vertoont in zijn hoofdstuk "Commission Administrative et séances" veel gelijkenis met de gewoonten en gebruiken in een loge.
De "Société" verdwijnt niet met Consciences vertrek, maar zal pas verdwijnen in de beginjaren '20.

6.
Een vrijzinnige Conscience?

Is deze "Société littéraire" een verzamelplaats van mannen geweest die niet bepaald tot het gelovigste deel van de Kortrijkse bevolking behoorden? Het type van de "verlichte bourgeois" uit de 19de eeuw, die de intensieve godsdienstige praktijk aan vrouw en kinderen overlaat? Behoorden enkele leden tot de antiklerikale liberalen? Vooral na 1833 is de splitsing klerikaal-liberaal duidelijker geworden.
In Consciences tijd was Kortrijk zonder loge. Op de ledenlijsten van de loges te Gent komen tussen 1833 en 1866 50 namen voor van logebroeders uit Kortrijk, Menen, leper en Roeselare. In 1855 stichten zij een "Cercle Philantropique de l'Ours" ("De Beeren") en organiseren muziekconcerten ten voordele van de armen in Kortrijk en Zwevegem. Vanaf 1859 vergaderen zij in "Café du Parnasse" in de Korte Steenstraat. In 1873 vinden wij Honoré Bouvier bij de "membres fondateurs" van de "Société littéraire de Courtrai", maar ook in het archief van de loge "La Liberté" in Gent.
Hield Conscience contact met de leden van deze filantropische vereniging?
De aandacht van Conscience gaat evenzeer uit naar het onderwijs. Wanneer in 1864 een einde komt aan het liberale bewind van burgemeester Danneel, die in september wordt vervangen door de katholiek Henri Nolf, vrezen de voorstanders van de gemeentelijke scholen tegenwind. Na een uiteenzetting van meester Emile Crouckhants in de "Société littéraire" neemt Conscience het initiatief om financiële steun te zoeken bij particulieren. Een "Comiteit ter ondersteuning van het kosteloos onderwijs" komt tot stand. Spoedig daarop kan het comité overgaan tot de oprichting van een gemeenteschool voor meisjes, hoewel het gemeentebestuur met tegenzin gehoor geeft aan een petitie. Deze actie draagt bovendien bij tot de bloei van het rijksonderwijs in Kortrijk. Conscience heeft hierin een doorslaggevende rol gespeeld.
Na zes jaar inactiviteit - van 1914 tot 1920 - herneemt de "Société littéraire" haar activiteiten. Het bestuur kiest een nieuw lokaal op de eerste verdieping van café "Excelsior" op de Grote Markt. Het lokaal is elke dag toegankelijk, maar het moet worden gedeeld met "Les Amitiés Françaises", een nieuwe vereniging.
De bibliotheek van de "Littéraire" wordt heringericht en de halfmaandelijkse literaire avonden beginnen een nieuw leven.
Joseph Verbeke is de na-oorlogse voorzitter, majoor Georges Dobbelaere fungeert als onder- voorzitter en Paul De Coninck is de nieuwe secretaris. Het lidmaatschapsgeld bedraagt 12,50 fr.; een gezinskaart kost 15,50 fr. De "Société" telt nog 65 leden.
In "La Liberté" van 4 december 1920 bericht P.D.C.: “La Société Littéraire s'est bellement vengée, la semaine dernière, des longues années de silence lui imposées par le régime teuton, par l’organe de monsieur Robert de Smet, qui est venu nous entretenir de Bernard Shaw et de son oeuvre".
Louis Crouckhants (zoon van Emile), lid van de "Société" sedert 1898, wordt op 28 maart 1903 de eerste voorzitter van de “Cercle Fraternel de Courtrai". Het oprichtingsbanket heeft plaats in “Café Français" op de Grote Markt. Deze broederschap zal later uitgroeien tot de loge "L'Amitié”.
Van een bijzonder toeval gesproken! Op 14 maart 1803 wordt in de Kapittelstraat te Kortrijk de loge "L'Amitié" opgericht. De broeders worden “Les Ours - De Beeren" genoemd. Honderd jaar later, dag op dag, wordt de "Cercle Fraternel" erkend door "Het Groot Oosten van België". Hun lokaal "Café Français" heeft eveneens een uitweg in de Kapittelstraat en hun huidige voorzitter heet De Beer!
Verscheidene leden van deze broederschap zijn bovendien lid van de "Société littéraire": Philippe Baut (1893), Alfred Centner (1893), Charles Verwee (1895), Louis Crouckhants (1898), Gerard Putman (1898), Medard Putman (1898), Prudent Trachet (1899), Adrien Matton (1900), Hippolite Samoey (1900), Charles Van Eecke (1900), Charles De Beer (1902), Jules Thibau (1903) en Joseph Verbeke (1903).
Hoewel er geen eenstemmigheid wordt bereikt in de "Cercle Fraternel" over de wederoprichting van een Kortrijkse loge, koopt Alfred Centner in 1906 een huis op de Houtmarkt, samen met een aanpalende woning die bovendien uitgeeft op het Plein.
Op 26 november 1906 wordt de loge "L'Amitié” opnieuw opgericht.

7.
De burgers van Darlingen

Met "Darlingen" in het boek De burgers van Darlingen (1861) is Kortrijk bedoeld. Het verhaal situeert zich in de hongerjaren na 1845. Bonifaas Romijs wil zijn dochter uithuwelijken aan de rijke Francis Pottewal, maar zij kiest voor de niet gefortuneerde ingenieur De Cock. Haar zus neemt dan met Pottewal genoegen.
De tegenstelling tussen het gelukkig huwelijk uit liefde en het ongelukkige huwelijk uit berekening wordt levendig uitgewerkt. Alles komt evenwel goed met de komst van de kinderen.
In het boek wordt ook roddeltante Madame Kwas ten tonele gevoerd.
In de Leiestad herkent iedereen iedereen behalve zichzelf. Het boek is echter geen afrekening met de Kortrijkse burger. Het is een “zedenschildering" met bijbehorende zedenles. Conscience geeft wel een algemene en weinig vleiende karakteristiek van de benepen provinciestad Darlingen.
De burgers van Darlingen is geen sleutelroman. Dat de tijd te Kortrijk voor Conscience een moeilijke tijd is geweest, wordt algemeen beweerd. Het ging hem familiaal noch financieel voor de wind. Herhaaldelijk beklaagt hij zich erover dat het ambt van arrondissementscommissaris niet zo goed betaald wordt. Hij heeft er wel enkele hechte vrienden van wie Adolf van den Peereboom zijn vertrouweling is. Deze laatste krijgt alle nieuwe manuscripten te lezen.
Gedurende de elf jaar die Conscience te Kortrijk doorbracht, publiceerde hij precies twintig boeken. Een materiële noodzaak vermits zijn gezin, twee meiden en een knecht inbegrepen, op grote voet leefde.


Thierry Deleu

Geen opmerkingen: