IN NEVEL DER TIJDEN
In nevel der tijden Wulpi
Wulpis Wulpen plek aan oever
van golf waar vissers leefden
ziek van koorts en zeestier,
waar wulpen verziekten in
moeras, nauwelijks nog
opvlogen, tegen het water
aangeschurkt lag het dorp te
zieltogen, tot de zeedijk
beschutting gaf, het slijk droge
aarde werd, tot God Willibrord
de pelgrimstok in d’aarde
stak, een bron ontsprong helder
water toverwater tegen
kwalen pest en hete brand.
Wulpen wingebied voor die
uit land en zee ter ommeloop
gingen, er bleven plakken
tot op vandaag, in rust
en anonimiteit.
KLEIDELVEN
Toen Isidoor Florizoone
tussen dreef naar Allaerts en
Bommelarevaart lang geleden
stenen bakte, zal hij nooit
hebben gedacht dat zijn geslacht
tijdens kleidelven vondsten
zou vinden van Romeinse
migranten die daar in zeearm
hun afleiding vonden, bezige
bonken keerden het water
weg van het schorreland, dat
toen in pacht welleven bracht.
BEELDENSTORM
Beeldenstormers plunderden
klooster, verkrachtten zusters,
eerst Cateleyne, dan Threes
Janneke Margriet Vandamme,
waarom verdomme moeten
frustraties boel op stelten?
Toen de goede geuzen zich
excuseerden, hoorde alleen
overeind gebleven steen
hun excuus - de kerk stond in
brand de molen het gasthuis
Wulpen en de priorin.
WULPSE WULP
Een wulpse wulp vloog over
’t Langeleed onder de brug
van Florizoone door tot
op de tumulus, ik deed
alsof ik haar niet zag, ze
tuimelde tot aan ’t Langeriet,
rechtte kromme snavel, schikte
haar veren kleed en keek naar
de overkant, alsof zij mij
had opgemerkt startte zij
de show, liep op hoge stelten
stak haar snavel in de lucht
een zucht van ritselend riet.
Was het een regenwulp met
donkere streep in oog en kruin?
Ik zag de tekening niet.
IK DACHT MIJ EEN VOGEL
Toezien hoe Wulpen zich
zuivert van heks en wolf
aan de rand van Langeleed
patrouilleren stokebranden
rijksdag sprookjesbrand
een haastige hand rukt mij
uit de greep van de dag
verlossende omhelzing
de mist weet niet of hij komt
de zon of zij moet verdwijnen
alle vogels zwijgen
kijken in elkaars ogen
de stilte is in het land
ik dacht mij een vogel
een obsceen substantief
zieltogend ben ik mens.
NESTVLIEDER
Niet ver van kievitjes een jong
wulpje nestdotje nestvliedend
nauw’lijks in beweging strompelt
nest uit, niet ver daar vandaan op
gemaaid gras kraaien roeken spions
kuikendieven, roekeloos gedrag
afgestraft, het wulpje maakt zich klein
wanneer het wielen hoort
van de boer op hoge stelten,
een stukje niet gemaaid zou een
gentleman’s agreement zijn, nesten
markeren helpt niet veel.
1789
Gespuis janhagel galgenaas
lopen tierend rond kiekens zonder
kop pyromanen sansculotte
de Fransen preken revolutie
dat ze blijven in eigen kot zegt
de boer tegen madame sans gêne,
boerin draait met haar kont, och God
wie haalt het in zijn kop, ineens
het uur der vernieling, bliksem
slaat de kerk in brand, toren pal
als een eik te midden van, brandweer
sust en blust waterslang lang.
Thierry Deleu
Geen opmerkingen:
Een reactie posten