Heuvels en Rivieren van Catharina Boer:
a-specifieke titel voor steengoede gedichten!
Van Catharina Boer werden gedichten geplaatst in de verzamelbundel (tien dichters) Saturnus boven de Schelde (Demer Uitgeverij, 2008). Toen al werd ik bekoord door haar nostalgische, sensitieve poëzie die stevig wortelt in de traditie van de zeventiger jaren: onregelmatige strofen waarin metrum en eindrijm uit den boze zijn, maar waar plaats is voor alliteraties en middenrijmen.
Ook nu weer in haar recente bundel, Heuvels en Rivieren, valt mij op hoe kort en krachtig zij een bepaald tafereel kan schetsen, eenvoudig van taal en beelden, met veel associaties en metaforen. In deze bundel krijgen de gedichten een vaste(re) vorm. Het is ooit anders geweest:
Haar jeugdjaren liggen in de Bilt/Bilthoven, aan de rand van de Utrechtse Heuvelrug. Deze omgeving heeft haar verbeelding gewekt. Ook de verhalen van haar grootvader, tijdens hun wandelingen, hebben haar geïnspireerd. Haar gevoel van vrijheid, maar ook van heimwee, komt uit die periode.
Sinds van Water en Steen (Opwenteling Eindhoven, 1989) is haar thema het zoeken naar plaatsen van weleer. Zij roept haar jeugd op, het oude dorp, het landschap van toen (verdwijnend door nieuwbouw en asfalt). Herinneringen vervagen: het besef van vergankelijkheid wordt tot uitdrukking gebracht door het vervlietende water. Veel herinnerd leven, dat binnen het heden herleeft. Een vervlechting die zij boeiend in beeld brengt. Zij roept het verleden op om het weer los te laten en te verinnerlijken. Terugblikkend en uitlopend op verstilling.
Ook nu in Heuvels en Rivieren verrast zij mij door haar beelden vol van kleuren en geuren. Zij herschikt wat achterblijft en legt haar woorden uiterst precies, zoals stenen in landschappen.
Dit zijn lang gerijpte en met zorg gecomponeerde gedichten, niet vals sentimenteel, maar doordesemd van heimwee en verlangen. In deze bundel maakt Catharina Boer nog maar eens een balans op van een leven, dat soms mee stroomt met het getij van de tijd en er soms tegenin gaat. Zij doet het vol melancholie, pijn en wijsheid en vooral vol ontroering over schijnbaar voor de hand liggende dingen.
Alle poëzie is een poging tot fixatie van de tijd. Maar in weinig gedichten is het verglijden van het leven zo voelbaar aanwezig als in die van Catharina Boer. Het is ingesleten in haar taal als blutsen in een oude tafel. Haar gedichten lijken opgestuwd door een spanning tussen vergankelijkheid en het juist tegen de stroom ingaan daarvan. In plaats van af te glijden, vernieuwen zich de onderwerpen, bijgeschaafd, herschikt.
Catharina Boer verwoordt op aangrijpende en persoonlijke wijze wat zij zich herinnert, hoe zij zich daarbij voelt en hoe zij deze flitsen uit het verleden verwerkt of een plaats geeft. Pakkend, doorgrond.
Vaak worden zinsdelen weggelaten (opzettelijk verzwegen) wat haar taal gebald maakt, geheimzinnig. Een plastische taal die noot saai wordt. Zij brengt naar boven wat alleen dichters beeldend naar boven kunnen brengen en laat heden en verleden elkaar afwisselen als het ritme van eb en vloed. Zij kijkt als een schilder, zij schildert met poëtische woorden, met nieuwe kleuren, nieuwe associaties.
Haar gedichten vergen geduld, maar wie het opbrengt, wordt uitstekend beloond en meegevoerd in de tijd.
Ik zou Catharina Boer echter onrecht doen indien ik, naast het historische, het poëtische van deze bundel niet zou onderstrepen: de sterke sfeer, de gelatenheid, de geslotenheid, de rake typeringen.
Heuvels en Rivieren zijn niet louter decorelementen of natuurbeschrijvingen of de hoofdspelers in een elegisch verhaal, het zijn veeleer vluchtige gedachten die door de dichter heen dringen, die zich in water spiegelen of het heuvelland betreden. Het zijn geen elegieën, herinneringen en treurigheid om het verlies ervan. Heuvels zijn uitkijkposten en rivieren duiden op het contrast tussen continuïteit en voortgang. Water fascineert haar. In bijna elke bundel. Ook in Heuvels en Rivieren. Rivieren zijn de tijd, zijn beweging.
De kracht van haar poëzie wordt gevormd door de beelden. Haar beelden zijn perceptie. Heden en verleden vermengen zich in de gedichten. Het kan zijn geweest, maar het is er nog, waardoor een nieuwe werkelijkheid ontstaat of waardoor een bestaande werkelijkheid wordt geherdefinieerd.
In haar verbeelding zoekt Catharina Boer de oude tijd weer terug. Zoals het landschap nooit af is, zo is ook haar verbeelding niet eindigend.
Ook in de eerste afdeling “Rood en groen” zijn water en heuvel present, hoewel enkel het gedicht “Heuvelland” het laatste motief vertegenwoordigt. In dit eerste deel komt ook het gedicht “Rood tussen Groen” voor (al gelezen in Saturnus boven de Schelde) dat handelt over het omgaan met het verlies van een kind.
Het openingsgedicht “Hoe” is als een deur op een kier, de deur van een klaslokaal zodat je op het bord een glimp opvangt van de titel van het opstel. Catharina Boer reikt de lezer een bos sleutels aan. De vraag blijft op welke deur welke sleutel past.
Hoe
het tenslotte wijkt
schijnbaar oppervlak,
beeld brekend water.
Dieper in kalme onderstroom
van taal woorden zich wiegen,
houvast zoeken, grond raken.
Het zeedier zich ingraaft,
luistert naar tokkelend
water en wat het vertelt.
(p. 9)
Wat mij toch verbaast, is het feit dat haar nieuwe bundel ook gedichten bevat over locaties in Griekenland, Indonesië en Ierland. “Reiziger door de tijd” noemt de tweede afdeling. Hierin vind ik ook verwijzingen naar poëzie en schilderijen van Rembrandt en van Gogh. Niet dat deze gedichten nieuwe thema’s bespelen: ook in o.a. Kraaien Verjagen schreef zij treffende poëzie bij beelden van Van Gogh. Ook in dit tweede deel zijn de constanten de tijd, de liefde, de vrouw. “Reiziger door de tijd” lijkt mij geconcipieerd om de herinneringen aan haar jeugd te scheiden van de reflecties van latere bezoeken. Ik stel vast - en dit zal haar bedoeling zijn geweest - dat haar jeugdervaringen doorleven in haar leven, het voor een groot deel determineren, ook wanneer zij zich op andere plaatsen, in andere landen, bevindt.
Het gedicht “Vrouw van Lot” bevestigt de innerlijkheid van de dichteres waarin vooral zelfverloochening en heimwee zich schuilhouden. Heimwee is misschien wel de dominante constante in haar poëzie.
Vrouw van Lot
1.
Jij droomde van dat witte paard,
zo’n ridder die jou stelen zou.
Dat deed hij inderdaad, zelfs je naam
verdween, jij spelde de zijne wel,
die je onervaren boven je jonge hoofd
uitstrooide, zo in zijn macht belandde.
Je kreeg zijn dochters,
leefde zijn leven,
vergetend wie jezelf was. Maar
soms, verloren in het bos van tijd,
liet het kind onder je huid
een niet te stuiten heimwee horen.
(p. 31)
Haar poëzie is enerzijds moeilijk om te lezen, om verbanden te leggen (denk aan de verschillende grammaticale tijden, aan het wisselen van persoon), telkens is er sprake van een tegenwoordige, een verleden en een voltooide tijd, bovendien heeft alles met elkaar te maken en anderzijds gebruikt zij eenvoudige taal, geen moeilijke woorden, geen abstracte patronen.
De derde afdeling van haar bundel, “Het gedroomde Huis”, is de terugkeer, of de terugreis naar de plek waar zij verleden, heden en toekomst deelt. “Hier/begon haar reis uit vroeger boeken/beschreven” en de dichter “raapt verloren resten/taal en leest wat is gebleven” (“Terug”, p. 52). “In het huis dat we zijn” (p. 55) sprokkelt en schaaft de dichter herinneringen bijeen waarin ze schuilt (bijna schreef ik: zich koestert). Zij kleurt alles in Egyptisch blauw, “de kleur waaraan wij hechten,/zo krijgt alles glans,/zelfs de weemoed”.
Het gedroomde huis
Je hebt nergens wanden
waartussen gedachten gekluisterd
aan steen van vakken en trappen
of onder een alles omvattend dak,
want in mij ben je grenzeloos wonen
met ruimtelijke vensters, waar licht
je wezen is, wit van tijdloosheid
over weidse rivieren, oude heuvels
rond het kind onder seringen, dat
woorden vindt en lippen vol liefde
in fluisterende zomernachten, want
nooit sluit ik een deur en nooit
kan ik je verlaten. Nooit.
(p. 65)
Het eerste gedicht van Heuvels en Rivieren luidt “Hoe” (zie boven), het laatste gedicht “Het gedroomde huis”. Dit is geen toeval: de cirkel is rond, een vicieuze cirkel bovendien, telkens - of zij nu reist of in zichzelf gekeerd - keert Catharina Boer terug in het uitgangspunt dat zij verlaten heeft: het water, de groentetuinen, vader, haar dochtertje Patricia, het landgoed Houdringhe, het tolhuis, het park, het heuvelland.
Catharina Boer heeft als dichteres (nog) niet de appreciatie gekregen die zij ruim verdient. Zij heeft een nieuwe stem (al werd die niet onmiddellijk gehoord), een verrassende verwoording, eigen taalregels, zij schrijft kortom geslaagde poëzie.
Thierry Deleu
Catharina Boer, Heuvels en Rivieren, gedichten, ISBN 978-1-4457-4518-3, Demer Uitgeverij, 2010, www.lulu.com/content/8257132
Geen opmerkingen:
Een reactie posten