Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

12 juni 2010

Het prille begin bleef bij één brief... Waarom? Dat vermeldt de geschiedenis niet.




Oostduinkerke, 6 juli 2002.


Jan,

Dit is het prille begin van de Oostduinkerkse brieven. Hier begint een nieuw brievenboek. Nummer vier? En, ja Jan, hier komt mijn vraag alweer uit de bocht, van achter de hoek, niet uit de lucht gevallen, neen, neen, verwacht: “Wanneer verschijnt het eerste brievenboek? Vlaanderen wordt wanhopig, kreunt, ligt op apegapen. Het land heeft zijn medicijn nodig, het al lang aangekondigde wondermiddel, de viagra van de geest, het pompje naar de eeuwigheid, de pacemaker, de make-lover…”

Eerst de Creuse, mijn tweede vaderland, - dit is een dwaas, beetje kinderachtig statement: mijn vader had geen land en ik wil ook geen land, ik hoor bij een volk. Weet je, mijn vriend, dat ik in mijn hart altijd een Volksunieman ben geweest en om den brode een socialist (eigenlijk voor de kers op de taart, de crème fraîche op de beker, voor het zout in de pap, een schelle van de zeuge tussen mijn boterham)? Ginette zegt smalend dat ik een collegepiet ben: bijgelovig, Vlaams, romantisch, zwever, zwerver, nationalist, chauvinist, … Ik weet niet of zij gelijk heeft. ’t Maakt ook niets uit, ik voel mij goed in mijn vel. En ik durf al eens uitschuivers produceren als daar zijn: “Indien de wereld een land van volkeren was gebleven en niet een land van staatkundige grenzen, dan zou de wereldvrede al lang een feit zijn geweest!” Soit, de Creuse dus.

Na Nathalie Baye en de Belgische kasteelheer ontmoette ik onlangs een derde toffe gast: een moderne druïde met ouderwetse gedachten! Ineens stond hij naast mij. Waar kwam hij vandaan? Eerst dacht ik beweging te hebben gezien in het hoge gewas, maar hij kon ook tussen de grote granieten stenen naar boven zijn geklommen. Hij droeg een lang wit kleed en had een grijze, lange, fijne baard die in punt uitliep tot bij de navelstreek.
“Bene qui latuit, bene vixit.”
“Ansi soit-il.”

Hij vertelde in een middeleeuws Frans, doorspekt van Engelse klanken, over zijn missie, zijn hoge leeftijd, over Merlijn, over de 112 profetieën van Saint-Malachie of Armagh (Ierland, 1094-1148). Door de verwoesting van de Keltische kloosters door de Vikings werden de Ieren beroofd van hun spirituele en culturele wortels.
“Ik ben een ovaat.”
Aan de diepe groeven in mijn voorhoofd kon de man merken dat ik niet wist wie of wat een ovaat was.“Ovaten zijn zieners. In de hiërarchie van de druïdenkaste zijn wij belast met de voorspelling.” “Ach zo,” piepte ik. “En jij bent een druïde?”
“Precies.”

Malachie, Jan, is de auteur van de 112 profetieën over de pausen, vanaf Celestijn II (1143-1144) tot Johannes-Paulus II. Hij bezocht Sint-Bernard in Clairvaux in 1139. Schonk Sint-Bernard aan de Tempelorde niet alleen een Regel, maar gaf hij haar ook een aantal geheimen door, waaronder deze 112 profetieën? Het ziet er naar uit. Daardoor hadden de Tempeliers inzicht in het lot van de pausen. Toen Jacques de Molay, Grootmeester van deze Orde, op de brandstapel stond, voorspelde hij de dood van Filips de Schone en van paus Clemens V in hetzelfde jaar van zijn executie. Clemens V stierf aan een ongeneeslijke ziekte, verkrampt door verschrikkelijke pijn (profetie 31 van Malachie of Armagh).

De witte man nodigde mij uit om bij hem te komen zitten op een bank, die de vorm van een altaar had, een soort dolmen. Hij zei dat hij één van de laatste druïden was die als opdracht had de hypocriete kerkelijke leer te demystifiëren en haar te vervangen door de van oudsher zuivere Keltische eredienst.
“De Kerk is een aberratie van de leer van Christus. Zij die dit hardop uitschreeuwen, worden gedoodverfd als ketters. Ben jij bereid het woord van Merlijn te verkondigen?”
Jan, je kent mijn antwoord.

Jan, begin deze week ontmoette ik Francine Van Mieghem, de vrouw van George Grard. Zij kocht in 1994 in Gijverinkhove (de Westhoek) een hoeve aan die ze liet restaureren. Nu staat het complex bekend als “Stichting George Grard”, een soort openluchtmuseum.
We dronken een koffie en Ginette trakteerde Francine op een kir. Gevleid door dit gebaar vertelde ze ons honderduit over de Stichting, over haar man en over haar dochter Chantal.
In 1931 vestigde Grard zich in een vissershuisje te Sint-Idesbald. Hier werd de zogenaamde “School van St.-Idesbald” geboren of de Academie van de Westhoek. Het huis werd een ontmoetingsplaats voor kunstenaars, zoals Caille, Creuz, Dasnoy, Delvaux. In 1947 reisde Grard naar Zuid-Frankrijk, Spanje, Italië, Griekenland en Joegoslavië. In 1954 ontmoette hij Francine Van Mieghem. Ze huwden in 1970. Einde jaren '70 kreeg Grard te kampen met gezondheidsproblemen. Hij overleed te Sint-Idesbald op 26 september 1984.

George Grard wordt algemeen erkend als één van onze grote Belgische beeldhouwers. Hij bleef zijn hele leven trouw aan één thema: de liefde voor het vrouwelijk naakt, zittend, liggend, staand. In de woelige jaren '30, '40, en '50, wanneer de strijd tussen figuratief en abstract heftige discussies uitlokt, blijft hij overtuigd van zijn gelijk. In 1962 schrijft hij: “Ik bekijk dat allemaal van ver. Het leven zelf interesseert me meer. Het is uit het leven dat ik heb geput. Ik voel mij veeleer verwant met de sensualiteit van Renoir.”
In 1957 werkte hij een maand in Congo. Afrika inspireerde hem tot zijn Grote Afrikaanse, een rechtopstaande uitgelengde slanke figuur. Dit beeld is een keerpunt en betekende de overstap naar een nieuw vrouwentype: de uitgelengde gestaltes.
Na zijn dood blijft het vissershuisje door de familie bewoond. Te Gijverinkhove worden echter alle originele gipsen beelden bijeengebracht.

Grard is de uitvinder van de verloren-was-techniek. Op het oorspronkelijke gips maakte hij een mal waarvan hij de verschillende delen met vloeibare was instreek. Daarna zette hij de holle delen van de afgekoelde was aan elkaar. In en rond het beeld bracht hij bakaarde aan. In een oven op hoge temperatuur werd het beeld uitgestookt, zodat de aarde gebakken werd en de was volledig verdampte of wegsmolt. De uitdrukking “verloren was” slaat op het feit dat het wassen beeld letterlijk in rook opging. In de lege tussenruimte die door het uitstoken ontstond, goot hij vloeibaar brons.

Wanneer wij meer dan gewone belangstelling tonen voor een werk van Chantal Grard, mengt een zekere Trenchant zich in het gesprek. Trenchant is de Franssprekende neef die mee de zaak behartigt.
“Le baby? Vingt-quatre mille, monsieur. Il ne reste que deux.”

Voor Chantal Grard vormen levende organismen het uitgangspunt van haar werk. Zij verwijst meervoudig naar ontluiken, groeien, evolueren, het zich richten naar licht en warmte. Op een subtiele en sensuele manier formuleert zij een persoonlijk antwoord op het oeuvre van haar vader. Thema's als vruchtbaarheid en groei, uitzetten en krimpen maar evenzeer de tegenpolen: rotten, afsterven, sterven. Ook begrippen als mannelijk/vrouwelijk, agressiviteit/sensualiteit, dominantie/tederheid spelen mee. Ze werkt in klei, gips, paraffine, was en brons.

“Onderwijsmensen? Ik heb les gegeven, monumentale keramiek, van 1984 tot 1995 aan de Westhoekacademie van Koksijde, maar ik maak ook beelden,” vertelt Francine van Mieghem.
“Dit weet ik, mevrouw.”
“O ja, hoe is uw naam?”
“Deleu.”
“Van Ons Erfdeel?”
“Neen.”
“Schrijft u?”
Ik stel mij voor.

Fancine Van Mieghem ging in de leer bij Pierre Caille voor keramiek en bij Paul Delvaux voor levend model. Beiden werden vrienden voor het leven. Vooral Grard heeft haar talent doen ontbolsteren. Eigenzinnig bouwde zij echter een sculpturale wereld op met heel eigen klemtonen. Haar werk evolueerde tot een spel van ritme binnen uitgelengde volumes, het opbouwen van ritme via de ledematen, wat resulteerde in het uitdunnen en verlengen van de vormen.

“Ik exposeer vanaf 2 juni in Art Gallery De Muelenaere & Lefevere in Oostduinkerke.”
“Wij vertrekken die dag voor een paar maand naar de Creuse. Maar als wij terug zijn, komen wij zeker kijken.”
“Ik woon hier niet hé, ik ben blijven wonen in Koksijde.”
“Stelt u daar ook tentoon?”
“Neen, maar u bent altijd welkom.”
“Dank u, mevrouw.”

Jan, de verhuis gaat vlotter dan ik had gedacht. Bijna elke dag rijden wij naar zee. Iedere keer neem ik plastic boxen en kartonnen dozen mee, met vooral boeken en tijdschriften. Ook de tekeningen, schilderijen en beelden zijn al ter plekke. De schilder-behanger en de elektricien hebben hun ding gedaan. Ginette vond een goede werkvrouw. Bovendien komen de bestelde meubels met regelmaat en volgens afspraak binnen. Ik denk aan het salon, de bibliotheekkast, de boekenrekken, de huishoudtoestellen. Gisteren kocht ik een modelvissersboot, nu nog een modelzeemeeuw en een modellichttoren en de leefkamer ademt Oostduinkerke uit. Ik zou graag nog een reproductie van Delvaux, een beeld van Chantal Grard en een keramiek van Francine Van Mieghem kopen, indien er een budget voor deze uitgaven voorhanden is. Zoals je weet is Netteke mijn minister van financiën. Ja, Jan, maar ik blijf prime minister!

In het Florishof leerden wij Hilaire Florizoone kennen. Hij is de stichter, de motor, de gids van het museum, zijn zoon Jan houdt het restaurant open. Dit museum werd opgericht om het rijke verleden van onze grootouders, hun leefmilieu en oude ambachten te bewaren en harmonieus te integreren. Florishof is het museum van het leven, Jan, waar wij allen iets hebben terug te vinden of te ontdekken. In een uniek oud-Vlaams kader kun je in het pretentieloos maar stijlvol restaurant genieten van typische streekgerechten. 's Namiddags is er ook koffiepauze met specialiteiten uit grootmoeders tijd. Florishof is anders dan vele andere musea. Het is geen opeenstapeling van oud en vermolmd gereedschap, het is niet doods en onpersoonlijk, het leeft! En het leeft omdat wij er niet moeten kijken naar het netjes tentoongestelde meubilair van een oude keuken, maar werkelijk in de keuken binnenstappen. Florishof wil het dorpse volksleven van voor de eeuwwisseling levendig naar voren brengen. Rond de kapel scharen zich de herberg, de winkeltjes, het schooltje, het mode-atelier, het interieur van het oudste in zijn oorspronkelijke staat bewaarde vissershuis van de vissersgemeente Oostduinkerke. Het museum vind je aan de Koksijdesteenweg 24 Oostduinkerke. Ik kreeg van Hilaire, ver boven de 80, een gedicht. Ja, Hilaire is ook een dichter. Door de verhuisfobie die ten huize Deleu heerst - voor mij niet eens een onprettig gevoel -, vind ik het gedicht niet terug. Ik reserveer het voor een tweede Oostduinkerkse brief.

Hoe staan de zaken vandaag, 6 juli, er voor? Beter dan ik had durven verhopen: alles staat bijna op zijn (nieuwe) plaats. Ik schrijf in de slaapkamer, de boeken die ik dicht(er) bij mij wil, staan bijna alle in het juiste rek of bibliotheekkast. Dit betekent dat ik van de ongeveer 1.000 boeken er nu nog 500 over houd, waarvan er een kleine 100 in de garage een nieuw (treurig) leven beginnen. Ook in de schilderijen en de tekeningen heb ik grote kuis gehouden: sommige heb ik Henk cadeau gedaan en andere staan opgestapeld in de gesloten bergruimte. Welke heb ik tentoongesteld? 6 tekeningen van Henk, de kat van Antoon, het zeetje van Mico, een werk van Rogette Jonckhiere en een naakt van Jacobert dat ik opnieuw heb laten inlijsten. Op het buffet prijkt een antieken stenen O.-L.-Vrouwebeeld met druiventros, gekocht bij Exclusive Kuurne. Het komt uit Zuid-Frankrijk, 18de eeuw.

Onze afreis naar de Creuse werd reeds driemaal verdaagd. We hebben het zo naar onze zin hier aan zee dat ik minder enthousiast naar La Vallade vertrek. Zou dit de ware reden zijn of een van de vele? Je moet weten dat boer Warlop niet alle beloften inlost die hij mij heeft gedaan, vooral de verzorging van mijn paard laat te wensen over. Ik heb dan ook besloten het op stal te plaatsen in Beveren-aan-den-IJzer, 20 km hier vandaan. In de maand september haal ik het naar hier. Ik heb immers geen “van” (E) en ook geen ervaring met paardentransport. Bovendien krijg ik het moeilijk met de hebberigheid van mijn vriend Marcel, zijn puur materialisme, zijn berekende vriendelijkheid. Opgelet, Jan, Marcel blijft een vriend en de Creuse een paradijs, maar toch vraagt het project een herbronning en een herschikking, zowel in aanpak als in duur. We zien wel.

Eindterm zit in de pipeline, nu zou ik graag hebben dat je Amélie Laforêt leest en aantekeningen maakt. Ik heb vertrouwen in je literaire kritiek en je bijzonder grote leeservaring. Inmiddels werk ik aan de derde versie van Arsène du Frêne, heer van La Vallade. Het wordt een goede historische roman: historisch correct (op enkele details na), vlot, veel dialoog, visionair, met bekende personages die alweer zullen worden verwezen naar het rijk van de fictie. Och Jan, wat kan schrijven pijnlijk zijn en toch zo boeiend, alsof de wereld aan je voeten ligt, welteverstaan de wereld die de schrijver oproept en waarin hij zich beweegt als een aal, een paling, een reptiel, een roede. Hij grijpt de fictie van zijn figuren aan om te strelen en te geselen, om te juichen en te wenen, om plooien glad te strijken en voluit zijn gedacht te zeggen. Ondertussen werk ik aan een politiek traktaat dat als titel heeft: Het contact met de burger. Hierin wil ik mijn ei kwijt over de politiek, de politici, de militant, de kiezer… Strelend en striemend, relativerend en humoristisch. “Ze mogen niet denken dat ik hun cinema niet doorheb!” Het wordt een lijvig pamflet van een 60-tal bladzijden. Om te publiceren in een tijdschrift. Welk? Weet ik veel. In Mao?

Jan, ik heb genoten van je laatste brief. De dagboekman was terug, even maar, lees ik, want hij komt en gaat. Een drukke gast, een wereldreiziger. In de maand februari was hij te zien in Poperinge, Watou, Gent, Heuvelland, Dranouter, Loker, Kemmel, Wijtschate, Ieper, Harelbeke, Mechelen, Menen, Merendree, Aalter, Roeselare, Zonnegem, Kortrijk, Beveren-Leie, Wielsbeke, Mere, Antwerpen, Duffel, Herzele, Melden, Sint-Amandsberg, Erpe-Mere, Waregem, Machelen-aan-de-Leie, Tielt en Eeklo. Al deze steden en dorpen liggen op de autosnelweg van de stress of aan wegen als bisons futés. Heeft de reiziger nog tijd voor zijn vrouw, zijn kind, voor de familie? Het eiland van stilte, de oase van rust ligt niet zo ver, veeleer dichtbij, thuis, en toch wil hij zich ongedwongen terugtrekken in een ver land. Om wat te doen? Om aan te bellen bij schrijvers, dood of levend, om musea en exposities te bezoeken, om het spoor te volgen van beroemde mannen en vrouwen… Om een depressie te krijgen? Maar neen, mijn vriend beleeft ook veel moois, ogenblikken van verwondering, kinderlijke blijdschap.


Thierry

Geen opmerkingen: