In het eerste nummer van de 15de jaargang hekelt Heibel schoolvossen, waanwijzen, betweterige poëten, genre Dirk van Bastelaere. Deze laatste slaagde erin een bloemlezing samen te stellen, een soort van Michelingids van de beste dichters. Hij rangschikt hen in vijf, vier, drie, twee- en éénsterrendichters.
Hotel New Flandres is een gemiste kans. Van zo’n initiatief zou je verwachten dat je een kleurrijk en objectief beeld krijgt van de Vlaamse poëzie, maar Van Bastelaere kan het over zijn hart niet krijgen zichzelf weg te cijferen. Hij houdt de verrekijker omgekeerd voor zijn ogen!
Frans Depeuter schrijft een doordachte repliek (een afrekening volgens enkele broekschijters, een objectieve bespreking voor de meesten van ons). Hij stelt geen alternatieve bloemlezing samen, maar schrijft een pamflet, een polemiek, een kritisch opstel.
Sinds Hotel New Flandres zijn deuren heeft geopend, werd de gevel al vaak beklad en de keuken gelijkgesteld met brokkenpap. Werden hierover overhoord: Hans Vandevoorde, Benno Barnard, Yves T'Sjoen, Chrétien Breukers, Hannie Rouweler, Thierry Deleu en (vele) anderen.
De structuur (opzet, stramien) van het Hotel is niet eens origineel (maar daar val ik niet over): het Hotel beschikt over kamers van 1 tot 5 sterren. Dichters met ***** zijn zij die een nieuw paradigma in de poëzie hebben geïnstalleerd. **** dichters zijn oeuvredichters. *** dichters zetten een bepaald paradigma naar hun hand. De tweesterrendichters vormen een wat complexe en heterogene groep. En dan hebben wij de sukkels met * ster.
Van Bastelaere geeft zichzelf 5 sterren, evenveel als Hugo Claus, Leonard Nolens, Hugues C. Pernath, Willy Roggeman, Herman de Coninck, Jotie T’Hooft. Maar terwijl Claus met 13 bladzijden vertegenwoordigd is, is van Bastelaere nadrukkelijk aanwezig met 32 bladzijden.
Voor de fun maak ik zelf een eigengereide keuze, maar ik hoed er mij voor mezelf te overschatten: ik laat mij voor deze beslissing leiden door Depeuter zelf die mij op bladzijde 29 van zijn pamflet vergelijkt met Claus (ik relativeer hier graag: het gaat hier om één gedicht van mij, nl. Liefde).
Opgelet, ik bloemlees niet officieel, m.a.w. mijn taak bestaat er niet in om de specifieke geest en sfeer van elke dichter te reveleren. Ik tast mijn doelgroep af zonder de pretentie te koesteren een bloemlezing samen te stellen en uit te geven. Ik kan mij deze oefening uit de losse pols permitteren.
Indien de uitgever mij de opdracht geeft vijftig dichters te selecteren, dan kom ik tot volgend resultaat. Ik geef geen sterren en ik rangschik ze in alfabetische volgorde.
Gerrit Achterland, Bert Bevers, Mark Braet, Ben Cami, Hervé J. Casier, Dirk Christiaens, Hugo Claus, Guy Commerman, Herman de Coninck, Mark Dangin, Thierry Deleu, Frans Depeuter, Frans Deschoemaeker, Dirk Desmadryl, Fernand Florizoone, Christiaan Germonpré, Luuk Gruwez, Walter Haesaert, Robin Hannelore, Jan van der Hoeven, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Remy C. van de Kerckhove, Patricia Lasoen, Herman Leenders, Bert Lema, Pol Le Roy, Romain John van de Maele, Mark Meekers, Roger M.J. de Neef, Edith Oeyen, Hugues C Pernath, Francis de Preter, Annie Reniers, Tony Rombouts, Erik van Ruysbeek, Clem Schouwenaars, Hedwig Speliers, Paul Snoek, Willy Spillebeen, Ina Stabergh, Fred de Swert, Peter Theunynck, Jozef Vandromme, Jan Veulemans, Eddy van Vliet, Ignaas Veys, Marcel Wauters, Jan Van den Weghe, Anton van Wilderode.
Heibel zet dichter Marc Tritsmans in de schijnwerper. Waarom? “In de dichter die in de luwte zit, dat kan mediatiek niet interessant zijn” of “Geen sant in eigen land” of “Omdat hij zo bescheiden is”. Zo kunnen er velen een ruimte van enkele bladzijden in Heibel claimen. Dit is niet ironisch bedoeld, ik vind het een mooie geste.
Julien Vangansbeke, die ik al mijn hele leven ken en apprecieer, heeft in Heibel een vaste stek gevonden. Ik eet graag zijn “hersentjes met appelmoes”.
1. Mark Traa schreef het boek, De Russen komen, waarin hij de grote angst van Nederland beschrijft voor een atoomoorlog met Rusland tijden de Koude Oorlog. Ook bij ons bestond die angst. “Tijdens de Koude Oorlog werd diep onder de begane grond in de hoofdstad een atoomschuilkelder gemaakt voor ’s lands elite.”
2. “Ach, de Vlaamse Filmkes, het zal er wel weer op uitdraaien dat bij nader inzien De helaasheid der dingen een productie is die nauwelijks uitstijgt boven een van de vele hedendaagse rauw tv-series.”
3. “Tatoeages op varkens (Delvoye) vind ik belachelijk. Tatoeages op de huid van mensen echter vind ik vaak gewoon eng.”
4. “Mijn op het lijf geschreven halfslachtige levenshouding heeft van mij een gelukkig man gemaakt.”
5. “Waarom wordt er geen cursus ghostwriter gedoceerd? Als er, gelet op de publicaties van nauwelijks of niet geletterde BV’s, één onderdeel in de schrijverij is waarmee geld te verdienen valt, dan moet het daarmee zijn.”
Staf Versweyveld specialiseert zich in necrologie.
“Wat is dat toch met de mensen? Ze vallen als vliegen.” En hij “herdenkt” Jan Berghmans (“Dag vreemde man”), Jef Nijs (“Hij was de laatste der Mohikanen onder de striptekenaars”), Felice (“Wij zagen hem niet graag bezig”), Frank Vandenbroucke (“Ik ben God niet, maar daar geloofde Frank zelf niets van”), Ramses Shaffy en Edward Schillebeeckx (“Hé, was die nog niet dood?”).
Frans las in Knack de “dichterswensen”. Hij citeert Jozef Deleu (“de getemde leeuw), Gwy Mandelinck (“de Gewijde Poweet”, ook “de Gezalfde” genoemd), Paul Rigolle, Menno Wigman (“Halfwassen debuutbundels?”), Luuk Gruwez (“Een van de beste actuele dichters!”).
“Welke zijn de verschillen tussen Vlaanderen en Nederland?” vraagt ook Depeuter zich af. Jozef Deleu antwoordt met clichés, Walter van den Broeck tapt flauwe moppen en Frans vertelt witzen.
Eén grappig verschil: Hollanders verzinnen simpele voornamen en dragen overbelachelijke familienamen. En één groot verschil: “Het verschil tussen Nederlanders en Vlamingen is dat zij dezelfde taal spreken” (Godfried Bomans).
En pas veel later ontdekte Frans dat er in Nederland “anders wordt gepoept”.
Heibel schrijft een uitvoerig In Memoriam Jan Berghmans, waarin wij een en ander te weten komen, zoals:
- Joke van den Brandt heeft “vrede gesloten met Jan”,
- voor Tony Rombouts “was Jan gene gewone”,
- Depeuter geeft toe dat “ik in het leven veel te lang mezelf ben voorbijgelopen”,
- Frank De Vos “wil nooit gebalsemd worden. Mijn balsem is mijn woord”,
- Robin Hannelore noemt Berghmans “een soms vinnige, meestal zachtaardige dromer”,
- voor Davy de Witte was Jan de “Don Quichote van de Vlaamse literatuur”.
Versweyveld heeft de adoptie flink doorstaan: hij is een echte Heibelier geworden. Cynisch hoe hij Reynebeau en Annelies Beck verheft tot in de hoogste regionen van weten en kunnen: “Zo goed als die twee, zo kan je niet lezen, zo intelligent kan je niet zijn”. Over Geeraerts schrijft hij: “Wie er nu nog aan twijfelt dat supermacho Jef een heel gevoelige mens is, is een nobody.” Gerty Christoffels laat een aantal vrouwen vertellen over hun erotische ervaringen: “10 ondeugende schrijfpoezen”: Anissa Temsamani, “de nooit bloot schuwende” Ann Ceurvels, “de pedante radiomadam” Annemie Peeters, “overgrootmoeder” Gilda De Bal, “de topless flikkende actrice” Joke Devynck, “de knapenverleidster” Karlijn Sileghem, “de comédienne” Maaike Cafmeyer, politica Maya Detiège, “de heiβe” Veerle Dobbelaere en “bijenverzamelaarster” Gerty zelf.
Over de roman Godenslaap van Erwin Mortier zegt hij: “Een grote roman, bijna zo groot als het ego van de nek- en hoofdtrekkende schrijver.”
Over de gedichtenbundel Vlees is het mooiste schrijft Frans een lange inleiding, waarin hij de vrouwen van Helmut Lotti te kijk stelt. Een turf van “224 vagina’s/pagina’s”, uitgegeven door het Davidsfonds en bijeengesprokkeld door Bert Moeyaert: een persoonlijke keuze van 100 gedichten over “al wat ons lichaam om het lijf heeft”. Enkele mooie gedichten, “met plaatsvervangende schaamte” foto’s.
“De vraag die mij al enige jaren bezighoudt, is: hoe komt het toch dat al die progressieve geesten zo geobsedeerd zijn door bloot en seks?” (Frans Depeuter)
Julien Vangansbeke bespreekt onder andere Gesprekken met een dode god van Geert van Istendael, Edgard van Marcel Vanthilt, Het droge en het vochtige van Jonathan Littell, Top 50 van Marc Pairon, Niets is waar van Pat Donnez.
- “De kwaliteiten van Marcel Vanthilts boeiend en openhartig vaderepos.”
- “Van een dun boekje kan men soms meer opsteken dan van een dikke turf” (Het droge en het vochtige).
- “Helaas is snel klaarkomen in liefdesverzen al even funest als in werkelijkheid” (Top 50).
- “Van wat in Donnez’ boek door de geïnterviewden gezegd wordt, is natuurlijk niet alles even belangrijk.”
Willy Copmans (Creare, is het niet?) vindt het boek van Marc Andries, Mijn Max - een historische vertelling, “zonder meer een teleurstellend boek.”
Deze Heibel eindigt met de wijze uitspraak: “Zot zijn doet geen zeer!”
Alweer een boeiend nummer, niet altijd objectief, want met vooringenomenheid, maar onafhankelijk, kritisch en satirisch! Ik lees Heibel in één ruk uit! Straf hé.
Thierry Deleu
Heibel, 15de jaargang, nummer 1, abonnement 25 €, op 979-3986331-21 van Frans Depeuter.
Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Stichtingsdatum: 1 februari 2007
"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"
"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten