Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

26 april 2009

"Zelfportret" van Joris Iven

Ik sta met mijn lijf in een etalage
en het zegt:
“Ik ben mijn herinnering kwijt.”


Ze hebben mijn hersens uit mijn hoofd gehaald –
gewoon langs één oor.
Ik hoor
nu beter dan voorheen,
maar sla niets op.
Ik hoef niets op te slaan.
Ik moet alleen maar in een etalage staan.


Volslagen vreemde passanten trekken aan mij voorbij.
Iedereen is me vreemd – mijn kinderen,
hun moeder,
mijn moeder.
Gister,
of de dag voordien,
dacht ik
dat ik geen kinderen had,
dat zij geen moeder hadden,
en ik evenmin.


Aan wat het bezoek de dood noemt
heb ik een vage herinnering.


Na het ontwaken uit de diepste slaap,
sta ik als een sprekende pop
in een etalage
en de eerste woorden die ik zeg
zijn “lichaam”,
“contact”,
“zwaailichten”,
in deze volgorde,
met niets verbonden,
zonder enige betekenis.


Ik sta in een etalage
als het bekende resultaat
van een doodgezwegen experiment.
Ik werd onder het mes gelegd,
met mijn knie in Siena,
met mijn heup in Houston,
met mijn arm in Amsterdam.


Over mijn hersens
heeft men zich het hoofd gebroken –
ik ben vergeten in welke stad
dit heeft plaatsgehad.


Alleszins,
achter rechtlijnige littekens
gaan mislukte operaties schuil.
Waar
littekens gekarteld werden aangebracht
verloopt de heling zacht.


Aan wat het bezoek de dood noemt
heb ik een vage herinnering.


Ik sta in een etalage met mijn hoofd
dat tot een moestuin is omgedoopt.
Op mijn hoofd
groeien nu eens aardbeien, dan tomaten,
en altijd lange stelen prei.
Ik kan er niet meer bij.


Ik frunnik aan de draden
in mijn hoofd
en trek er één,
twee,
los,
over,
uit.


Mijn armen worden aan de bedspijlen gebonden,
mijn voeten aan elkaar,
mijn romp om de sponde.


Ik kan mijn straf niet
ontlopen.


Aan wat het bezoek de dood noemt
heb ik een vage herinnering.


Ik sta in een etalage
als de vleesgeworden schaduw
van mezelf
die zich op breekbare benen
nauwelijks staande houdt
en zich inwendig voortdurend spoelt
met bloed.


De stappen voorwaarts komen
misschien
later
wel
eens.



Wie is ooit in staat
bij wat dan ook
de torenhoge woorden
now or never
uit te spreken?


Aan wat het bezoek de dood noemt
heb ik een vage herinnering.


Ik sta in een etalage
als een zwemmer
in zwembroek
en word zittend in een stoel
in het water gehesen.


Ik kan niet zwemmen,
maar moet staan
en stappen.
Met traag getrappel
boek ik vooruitgang,
bevestig mijn bestaan.
Ik kom eraan.


Na het oefenen met partners
sta ik als vaandeldrager
in een etalage,
telefoneer ik mobiel
met de afstandsbediening
van tv
en roep poetsvrouwen,
verzorgenden
en verpleegkundigen op.
Ieder staat tot mijn beschikking.


Aan wat het bezoek de dood noemt
heb ik een vage herinnering.


Ik sta met mijn lijf in een etalage
en ben omringd
door ledematen
in het gips,
door stoelen
die rollen,
door lege hoofden
die barsten van nutteloosheid.
Ik raak mezelf niet kwijt.


* * *


Ik werd door omstandigheden –
volstrekt om en om,
de stand zozo,
het heden nu –
tegen beter weten in
en niet uit vrije wil
getransformeerd tot de verveelde schizofreen
die ik nu wel ben.


Telkens wanneer ik aan mijn nieuwe vorm wen –
met haken en met ogen,
met schroeven en met platen
weer in elkaar gezet,
telkens wanneer ik min of meer accepteer
dat ik ben zoals ik nu ben,
ontdek ik weer
wat anders.
Ik functioneer niet meer,
zoals ik dacht
dat ik functioneren zou,
alsof het dat was wat ik wou,
alsof ik hiervoor had gekozen.


Ik zal proberen op te geven
te zijn
zoals ik was.


Ik kijk vol twijfel om me heen en vind
misschien iets
in mijn schaduw
waarvan ik denk:
dit komt me nog van pas.


Ik groei overwegend willoos mee
met wie ik worden zal.


Joris Iven

http://www.joris-iven.be/

Geen opmerkingen: