Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

24 april 2009

Want wat is sterven anders?

Want wat is sterven anders

Want wat is sterven anders dan naakt staan in de wind
en samensmelten met de zon?
En wat is ophouden met ademen anders
dan de adem bevrijden van zijn rusteloze eb en vloed,
opdat hij ombelemmerd oprijst en zich ontvouwt en op zoek gaat naar God?
Alleen wanneer je uit de rivier van stilte gedronken hebt, zul je waarlijk zingen.
En wanneer je de top van de berg bereikt hebt,
pas dan zul je beginnen met klimmen.
En wanneer de aarde je ledematen zal opeisen,
pas dan zul je werkelijk dansen.

Kahlil Gibran


Van tijd naar eeuwigheid

Dit alles schonkt ge mij. Wèl was het veel,
maar één verlangen zwelt nog naar mijn keel.
Voor alles dank ik u, wat ge me schonkt,
voor al de malen, dat ge mij toewonkt
in een gedachte, een glimlach, een lied.
Uw straling schonkt ge me, uw kern nog niet.
Eén gave onthield ge mij nog en ik derf
z’al nooder. Daarom vraag ik: eer ik sterf
geef me, al mocht het ook slechts éénmaal zijn,
mij te zonne’ in den glans van uw aanschijn.
Doorscheur’t gezicht eener alomme Tegenwoordigheid,
éénmaal voor mij ’t weefsel van ruimte en tijd.
Maar zoo ’k dit beleven niet waardig ben,
laat dan aan d’overzij der diepe wateren,
mijn wezen, als een pijl gericht,
toevliegen recht op uw Onmeetlijk Licht.

Henriëtte Roland Holst


Aan den dood

Om te vergaan,
dood, maak mij zoet;
ik ben een lichaam zonder naam,
neem het, wanneer het moet;
die mij in u is voorgegaan
bezit mijn bloed
Dood, maak voor de aarde goed,
waarin zij ligt;geef ons hetzelfde soortelijk gewicht,
opdat ik ben geboet,
en met haar stof in evenwicht
bij het opstaan;
wij waren samen één gedicht,
doe het om deze waan,
doe het met ogen dicht

Gerrit Achterberg


Vergeefs

Ik leg mijn huid over de bomen
en naakter ben ik in mezelf.
Op de rooilijn van de nacht loop ik
in evenwicht tussen dag en dood.

Alleen in dit bodemloos landschap
fluit ik opvallend de oren dicht.
De vogels van de angst talmen.
En ook de wind houdt zijn adem in.

Onhandig de handen houd ik
mijn daden in één wens gekneld,
in één waas gehuld, mezelf vergeten.
De nacht vloeit overvloedig toe

en in het ritselen van een ooglid
herken ik de hand van de dood.
Straks wordt het dag in de bomen,
en stoot vergeefs in mijn rug het licht

Thierry Deleu


gelachen hebben we...

maar we zouden niet vergeten dat
we hebben gelachen, gelachen hebben
we veel en dat zal ik niet vergeten
want we hebben gelachen en veel hè?
en dat zullen we nooit vergeten om-
dat we zoveel gelachen hebben en dat
niet vergeten gvd wat hebben we gelachen
en niet en nooit vergeten dat we zo
hebben gelachen omdat we samen waren
en zoveel gelachen hebben dat we
het nooit zulen vergeten

Bert Schierbeek


De gestorvene

Zeven maal om de aarde gaan,
als het zou moeten op handen en voeten;
zevenmaal om die éne te groeten
die daar lachend te wachten zou staan.
Zeven maal om de aarde gaan.

Zeven maal over de zeeën te gaan,
schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
kon uit de dood ik die éne doen keren.
Zeven maal over de zeeën te gaan -
zeven maal, om met zijn tweeën te staan.

Ida Gerhardt


ik denk

ik denk
als het regent
laat ze niet nat worden
en als het stormt
vat ze geen kou
en ik denk ook
dat dat denken
niet helpt
want je wordt nooit meer
nat noch vat je een kou
want het regent
noch waait ooit
meer voor jou

Bert Schierbeek


Als ik doodga

Als ik doodga
hoop ik dat je erbij bent
dat ik je aankijk
dat je mij aankijkt
dat ik je hand nog voelen kan.
Dan zal ik rustig doodgaan
Dan hoeft niemand verdrietig te zijn
Dan ben ik gelukkig

Remco Campert


Nu

nu moeten wij aan veel meer traagheid wennen,
aan liefde die verdween en aan wat nog resteert
aan teerheid in wat najaarslucht en geur van dennen
en aan hoe-het-kon-zijn-gedachten die je nooit verleert.
aan bijna-niets, en aan voortdurend vier dezelfde muren
en aan een belsignaal dat nooit weerklinkt,
aan twintig keer per dag door ramen naar de verte turenen
en altijd jezelf met wie je 's avonds drinkt.
en wat ik overhou is niets om weg te geven:
wat ik nog ben, ben ik alleen voor mij.

Herman de Coninck


Sotto voce

Zoveel soorten van verdriet
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo'n pijn,
maar het afgesneden zijn.

Nog is het mooi, 't geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.
Arm en beschaamd zo arm te zijn.

M. Vasalis


Sub Finem

En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten -
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen - en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.

M. Vasalis


Voor een dag van morgen

Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.

Hans Andreus

Geen opmerkingen: