EEN BUNDEL UITZONDERLIJKE GEVOELSPOËZIE
De knieprothese als ondertitel van een gedichtenbundel. Het verdict, de operatie, het verblijf in het ziekenhuis, de revalidatie als bronnen van inspiratie. Het lijkt mij zoiets als het kappen van een ruwe steen tot hij kubiek wordt. Hij krijgt een nieuwe vorm, maar de inhoud blijft gelijk.
Dit leken mij geen items waarbij een dichterlijke ziel zich geroerd voelt. In dit orthopedisch landschap van bevroren tranen vind je enkel “verbeterde operatietechnieken”, zoals dokter E. Van Vlerken in het voorwoord schrijft.
De knieprothese als ondertitel van een gedichtenbundel. Het verdict, de operatie, het verblijf in het ziekenhuis, de revalidatie als bronnen van inspiratie. Het lijkt mij zoiets als het kappen van een ruwe steen tot hij kubiek wordt. Hij krijgt een nieuwe vorm, maar de inhoud blijft gelijk.
Dit leken mij geen items waarbij een dichterlijke ziel zich geroerd voelt. In dit orthopedisch landschap van bevroren tranen vind je enkel “verbeterde operatietechnieken”, zoals dokter E. Van Vlerken in het voorwoord schrijft.
Ik maakte echter een grote inschattingsfout: patiënte Edith Oeyen schreef een bundel uitzonderlijke gevoelspoëzie. Authentieke gedichten, geen sentimentaliteit, geen trukenpoëzie. De originele wijze waarop zij dokters, verplegers, kinesisten, therapeuten een poëtische identiteit geeft, is knap vakwerk. Doorheen gevoelens van pijn, opluchting, onzekerheid, vreugde en verdriet geeft zij haar medespelers de plaats die hun toekomt. Zij schreef een “document humain” dat niet alleen veel zegt over de boodschap, maar evenveel over de boodschapper: een dichteres die de helende kracht van woorden bezit, die verwoordt en verbeeldt wat zij denkt, voelt en aanvoelt.
Een naald zonder oog is een multifunctionele bundel: een relaas, een dagboek, een handleiding voor lotgenoten.
Op meesterlijke wijze analyseert de dichteres wat haar overkomt. Ook in Een naald zonder oog is dat de drijfveer van haar schrijven: overleven! Zij doet dit altijd op een diep doorleefde manier, authentiek, niet aangedikt, geen pose, tegen een sober decorum. Een naald zonder oog straalt zoveel persoonlijkheid uit, lees: morele moed, die nergens wordt verstoord door opgeklopte ontroering.
Ook nu brengt zij op een verfijnde wijze verslag uit van haar medisch avontuur.
De titel van haar bundel, Een naald zonder oog, deed mij bij een eerste lezing niet nadenken, zelfs geen frons, tot ik in een eerste versie van mijn recensie de titel las als: Het oog van een naald. Door het oog van een naald kruipen: nauwelijks aan een gevaar ontkomen, net goed afgelopen, op het nippertje. Zeg nu zelf: zijn dit niet de juiste woorden om te zeggen dat de kapotte knie is hersteld, dat de knieprothese goed is geplaatst?
Waarom Een naald zonder oog als titel voor een poëtisch dagboek? Biedt een naald zonder oog geen uitzicht op wat komen zal? Is dit de reden waarom de dichteres worstelt met inzicht in haar toestand, waardoor twijfel, wanhoop, angst ontstaan?
De bundel kunnen wij indelen in twee delen:
deel 1: één: de prefase of alles wat haar overkomt, hoe ze zich voelt, wat zij erover (na)denkt, de beslissing, twéé: in het ziekenhuis: de opname, de gesprekken met de anesthesist en de dokter, de eerste operatie, op intensieve zorgen, het bezoek, haar contact met verpleegsters en verplegers, haar hoop op beterschap, drie: naar huis, de kine, de controles, de (te) trage beterschap,
deel 2: één: een nieuwe opname, tweede ingreep, het begin van genezing (het kunnen plooien), twéé: een jaar later, een tweede opinie, een nieuwe afspraak, een nieuwe opname, een nieuwe operatie, de hulpverlening, de kine, de hoop, de ergotherapie, drie: nieuwe hoop op beterschap.
Op meesterlijke wijze analyseert de dichteres wat haar overkomt. Ook in Een naald zonder oog is dat de drijfveer van haar schrijven: overleven! Zij doet dit altijd op een diep doorleefde manier, authentiek, niet aangedikt, geen pose, tegen een sober decorum. Een naald zonder oog straalt zoveel persoonlijkheid uit, lees: morele moed, die nergens wordt verstoord door opgeklopte ontroering.
Ook nu brengt zij op een verfijnde wijze verslag uit van haar medisch avontuur.
De titel van haar bundel, Een naald zonder oog, deed mij bij een eerste lezing niet nadenken, zelfs geen frons, tot ik in een eerste versie van mijn recensie de titel las als: Het oog van een naald. Door het oog van een naald kruipen: nauwelijks aan een gevaar ontkomen, net goed afgelopen, op het nippertje. Zeg nu zelf: zijn dit niet de juiste woorden om te zeggen dat de kapotte knie is hersteld, dat de knieprothese goed is geplaatst?
Waarom Een naald zonder oog als titel voor een poëtisch dagboek? Biedt een naald zonder oog geen uitzicht op wat komen zal? Is dit de reden waarom de dichteres worstelt met inzicht in haar toestand, waardoor twijfel, wanhoop, angst ontstaan?
De bundel kunnen wij indelen in twee delen:
deel 1: één: de prefase of alles wat haar overkomt, hoe ze zich voelt, wat zij erover (na)denkt, de beslissing, twéé: in het ziekenhuis: de opname, de gesprekken met de anesthesist en de dokter, de eerste operatie, op intensieve zorgen, het bezoek, haar contact met verpleegsters en verplegers, haar hoop op beterschap, drie: naar huis, de kine, de controles, de (te) trage beterschap,
deel 2: één: een nieuwe opname, tweede ingreep, het begin van genezing (het kunnen plooien), twéé: een jaar later, een tweede opinie, een nieuwe afspraak, een nieuwe opname, een nieuwe operatie, de hulpverlening, de kine, de hoop, de ergotherapie, drie: nieuwe hoop op beterschap.
Uit bovenstaande opsomming (de structuur van de bundel) blijkt duidelijk dat de omschrijving “poëtisch dagboek” juist is. De wijze waarop zij haar dagboek verwoordt, is voor mij niet alleen origineel (orthopedie en poëzie hebben weinig of geen affiniteit), maar vooral beheerst, ontroerend toch hoe zij met haar gevoelens omgaat, hoe zij twijfel, angst, hoop, boosheid, dankbaarheid oproept. Dit is een gave die aan weinig dichters is gegeven: in dezelfde verpakking (dagboek), in dezelfde omstandigheden (tijd maken voor poëzie) en in een zelfde woordverkeer het plaatsen van een knieprothese als onderwerp van een gedichtenbundel kiezen.
Ik heb woorden (begripswoorden) als pijn, kwelling, vertrouwen, hoop, tijd, angst in de bundel aangestreept, om de wijze te duiden waarop Edith Oeyen poëtisch en vruchtbaar aan het delven is geweest. De gelaagdheid van haar gedichten is opvallend. Zij heeft haar dagboek, dat drijft op lyrische ontboezeming, ondersteunt door nieuwe ervaringen en ingevingen. Haar observaties leiden tot een levenswijsheid die niet iedereen gegeven is.
Bij het lezen van de meeste gedichten word je stil, doodstil. Hoe vaak en hoe diep moet zij zich over deze specifieke gebeurtenis in haar leven gebogen hebben om dit zo intens te kunnen verwoorden. Wat zo simpel lijkt, en haar zo groot maakt is als dichter, is de wijze waarop zij voortdurend het geleefde leven condenseert in versregels.
Soms begrijp je de diepere betekenis pas na een tweede lezing. Op het eerste gezicht lijkt het gedicht zo eenvoudig dat niets wijst op de gevatte verwoording. Omdat zij het experiment schuwt en zich niet waagt aan woordspelletjes en spitsvondige taalcreaties en zich nooit beweegt op de rand van helderheid en ontoegankelijkheid, wil niet zeggen dat zij geen goede poëzie schrijft. Zij verwoordt haar gevoelens en gedachten in een eenvoudige, particuliere taalkleur.
Argeloosheid, twijfel, vlucht zijn de drie emotionele “kwaliteiten” die in elke bundel van haar opduiken en die zij zorgvuldig met elkaar mixt in poëzie. In Een naald zonder oog was de kans groot dat de dichteres zou vervallen in egotripperij, maar de wijze waarop zij het decorum omhult, haar gevoelens herkenbaar verwoordt, de taal beheerst, verhindert deze valkuil. Bovendien koos zij wijs voor de derde persoon.
wilde een vlinder omarmen
die opvloog
blz. 29
terwijl zijn zachte stem
een lied in haar liet zingen
blz. 41
droefheid weent
in de poriën van zijn huid
blz. 50
ze is een spring-in-’t veld
die huivert
als iemand een traan verpinkt
blz. 65
Wat mij eveneens opvalt, is de zorg waarmee Edith Oeyen elk gedicht en de volledige gedichtenbundel opbouwt. Ik wees hierboven al op de structurering, maar er is meer: op het einde van elk gedicht slaat zij een brug naar de werkelijkheid buiten haar, naar de natuur, de wereld van gezonde mensen. Deze eindverzen geven het gedicht niet alleen een pointe, maar zij zorgen vooral voor breedbeeld, een venster op, een verankering in de wereld van de lezer.
Ik heb woorden (begripswoorden) als pijn, kwelling, vertrouwen, hoop, tijd, angst in de bundel aangestreept, om de wijze te duiden waarop Edith Oeyen poëtisch en vruchtbaar aan het delven is geweest. De gelaagdheid van haar gedichten is opvallend. Zij heeft haar dagboek, dat drijft op lyrische ontboezeming, ondersteunt door nieuwe ervaringen en ingevingen. Haar observaties leiden tot een levenswijsheid die niet iedereen gegeven is.
Bij het lezen van de meeste gedichten word je stil, doodstil. Hoe vaak en hoe diep moet zij zich over deze specifieke gebeurtenis in haar leven gebogen hebben om dit zo intens te kunnen verwoorden. Wat zo simpel lijkt, en haar zo groot maakt is als dichter, is de wijze waarop zij voortdurend het geleefde leven condenseert in versregels.
Soms begrijp je de diepere betekenis pas na een tweede lezing. Op het eerste gezicht lijkt het gedicht zo eenvoudig dat niets wijst op de gevatte verwoording. Omdat zij het experiment schuwt en zich niet waagt aan woordspelletjes en spitsvondige taalcreaties en zich nooit beweegt op de rand van helderheid en ontoegankelijkheid, wil niet zeggen dat zij geen goede poëzie schrijft. Zij verwoordt haar gevoelens en gedachten in een eenvoudige, particuliere taalkleur.
Argeloosheid, twijfel, vlucht zijn de drie emotionele “kwaliteiten” die in elke bundel van haar opduiken en die zij zorgvuldig met elkaar mixt in poëzie. In Een naald zonder oog was de kans groot dat de dichteres zou vervallen in egotripperij, maar de wijze waarop zij het decorum omhult, haar gevoelens herkenbaar verwoordt, de taal beheerst, verhindert deze valkuil. Bovendien koos zij wijs voor de derde persoon.
wilde een vlinder omarmen
die opvloog
blz. 29
terwijl zijn zachte stem
een lied in haar liet zingen
blz. 41
droefheid weent
in de poriën van zijn huid
blz. 50
ze is een spring-in-’t veld
die huivert
als iemand een traan verpinkt
blz. 65
Wat mij eveneens opvalt, is de zorg waarmee Edith Oeyen elk gedicht en de volledige gedichtenbundel opbouwt. Ik wees hierboven al op de structurering, maar er is meer: op het einde van elk gedicht slaat zij een brug naar de werkelijkheid buiten haar, naar de natuur, de wereld van gezonde mensen. Deze eindverzen geven het gedicht niet alleen een pointe, maar zij zorgen vooral voor breedbeeld, een venster op, een verankering in de wereld van de lezer.
Enkele voorbeelden:
blz. 9: de avond daalt reeds/in de verte.
blz. 17: de winter is nog veraf/dan volgen vleugels vol sneeuw/en dromen kinderen van spelen.
blz. 19: het weiland in de verte/draagt nog steeds een groene kleur.
blz. 21: opwaarts vliegt een vogel/die naar vrede smacht.
blz. 22: met jonge tederheid/omarmt ergens moeder/een kind dat lacht.
blz. 24: de nacht heeft in stilte/dauw op het gras gelegd.
blz. 25: de dood is een witte vlinder/die geurt naar nacht.
blz. 33: schaamteloos loopt een vos/door de donkere nacht onhoorbaar haast/likt hij zijn lippen.
blz. 35: het was hopeloos tasten naar jong mos.
blz. 45: het is al te lang wintertijd geweest.
Het beeld dat zij voor de titel van haar bundel koos, komt voor in het gedicht “Doelloos tasten” (blz. 35):
Hoeveel duisternis
moest ze doorstaan
vooraleer ze weer rozen zag
bezoekers waren
soms als een profeet
elk had zijn verhaal
vertelde over lange tijd
vertelde over hoe het moest
pijnstillers
pijnstillers
ze telde de strepen op de muur
voelde zich verstrikt
in een lus vol twijfels
trachtte de boosdoener te ontmaskeren
maar hoe dan ook
het was een naald zonder oog
een nacht zonder licht
het was hopeloos tasten naar jong mos
Edith Oeyen is een dichteres die met gevoelens om kan. Ook wanneer zij nauw betrokken partij is, overstijgt zij haar eigen wereld.
Warm aanbevolen.
Thierry Deleu
Edith Oeyen, Een naald zonder oog, KVLS, 2009, ISBN 978-90-8003-020-6
blz. 9: de avond daalt reeds/in de verte.
blz. 17: de winter is nog veraf/dan volgen vleugels vol sneeuw/en dromen kinderen van spelen.
blz. 19: het weiland in de verte/draagt nog steeds een groene kleur.
blz. 21: opwaarts vliegt een vogel/die naar vrede smacht.
blz. 22: met jonge tederheid/omarmt ergens moeder/een kind dat lacht.
blz. 24: de nacht heeft in stilte/dauw op het gras gelegd.
blz. 25: de dood is een witte vlinder/die geurt naar nacht.
blz. 33: schaamteloos loopt een vos/door de donkere nacht onhoorbaar haast/likt hij zijn lippen.
blz. 35: het was hopeloos tasten naar jong mos.
blz. 45: het is al te lang wintertijd geweest.
Het beeld dat zij voor de titel van haar bundel koos, komt voor in het gedicht “Doelloos tasten” (blz. 35):
Hoeveel duisternis
moest ze doorstaan
vooraleer ze weer rozen zag
bezoekers waren
soms als een profeet
elk had zijn verhaal
vertelde over lange tijd
vertelde over hoe het moest
pijnstillers
pijnstillers
ze telde de strepen op de muur
voelde zich verstrikt
in een lus vol twijfels
trachtte de boosdoener te ontmaskeren
maar hoe dan ook
het was een naald zonder oog
een nacht zonder licht
het was hopeloos tasten naar jong mos
Edith Oeyen is een dichteres die met gevoelens om kan. Ook wanneer zij nauw betrokken partij is, overstijgt zij haar eigen wereld.
Warm aanbevolen.
Thierry Deleu
Edith Oeyen, Een naald zonder oog, KVLS, 2009, ISBN 978-90-8003-020-6
Geen opmerkingen:
Een reactie posten