Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

27 april 2009

"Mimimini" een verhaal van Lenny Peeters

"Het was een gouden dag," zeg ik en ze noteert iets op het papier dat voor haar ligt. Dat ze straks in de map zal steken. Mijn dossier.
De vorige therapeute wreef over haar bolle buik terwijl ze tegen me praatte. Babbelde en babbelde. Over haar man, over het huis dat ze net hadden gekocht, over de baby die gauw zou komen. "Ons kindje zal zo lang bij ons in bed mogen slapen als het zelf wil," vertelde ze, "en ik zal het op mijn buik dragen tot het kan stappen." Ze legde me uit hoe ik gelukkig kon worden. "Je moet kijken naar de dingen alsof je ze voor de eerste keer ziet," zei ze, "en elke hap proeven alsof je voor het eerst eet." Ik wou over de minimini praten, daarvoor kwam ik tenslotte, maar elk woord bleef steken in mijn keel.
De huisdokter had ongeduldig gekeken toen ik vertelde dat ik het nog voelde kloppen in mijn buik. Hij zei dat het niet kon. Dat het in mijn hoofd zat en dat ik erover moest praten. Niet met hem want het was zijn domein niet, maar hij regelde een afspraak voor me bij een collega. Ik ging er diezelfde dag nog langs. Een knuffeltherapeut, zo noemde hij zich. Hij gaf me geen hand maar een kus en ging naast me in de zetel zitten in plaats van over me. Ik schraapte mijn keel en begon aarzelend over de minimini, maar hij onderbrak me. Hij vroeg of hij pik en kut mocht zeggen tijdens de sessies, of het me niet stoorde. En toen ik mijn hoofd schudde, praatte hij over vrije liefde tot het uur om was.
Maar deze vrouw luistert. Ook al komen de woorden dikwijls maar met horten en stoten. Mooi," zegt ze als de grote wijzer op de twaalf tikt en dan schrijft ze snel nog iets op. Af en toe stelt ze een vraag. Hoe ik me voel. Of wat ik me nog herinner van toen.
Het was de hele week al somber en regenachtig geweest, maar toen ik die dag naar het gebouw stapte, scheen de zon. Het was een gouden dag. Ik probeerde niet te denken toen ik in de wachtruimte zat. Ik keek naar de anderen, naar de kale muren, naar de verfomfaaide tijdschriften op de tafeltjes. De gezichten van de dokter en de verpleegster kan ik me niet meer herinneren. Wel nog het bloed, het routineuze van hun handelingen en het kamertje waarin ik achteraf mocht bijkomen. De verpleegster tikte met haar vinger op de klok aan de muur. "Tot dan kan je blijven," zei ze en ze wees een cijfer aan, "ik kom je wel halen." Maar zodra ze weg was, stond ik op en wankelde alleen door de lange gang terug naar buiten. Een donderslag bij heldere hemel. Dat stond in mijn horoscoop op de dag dat ik hem ontmoette. Hij botste tegen me in de drukte van het café op het plein. Bruine ogen en een scheef lachje. We vonden een tafeltje voor ons twee en toen ik giechelachtig en wazig was van alle wijn, nam hij me mee naar zijn kamer in het trappenhuis. Een dieprood dekbed, stofvlokken en theelichtjes in de hoeken en een raam zonder gordijnen. "Je bent intrigerend," fluisterde hij, "onweerstaanbaar."
De volgende ochtend werd ik al vroeg wakker van de zon op mijn gezicht. Toen ik rondkeek, zag ik dat hij op was en zelfs al aangekleed. Hij vroeg of ik nog iets wou drinken voor ik door ging en toen ik mijn hoofd schudde, zocht hij mijn kleren bijeen en legde ze naast me op bed. Hij zei dat hij alvast vertrok en dat ik de deur gewoon achter me kon toetrekken. Dat het een fijne nacht was geweest, maar dat ik wel een tikje vreemd was. "Stil," zei hij, en hij trok er zijn neus bij op. "Je zwijgt aldoor." Paniekerig wou ik antwoorden dat het al heel mijn leven zo is. Dat de woorden blijven hangen in mijn hoofd. Dat ik een denker ben, geen prater. Dat het altijd wat duurt voor ik loskom. Ik wou vragen of we nog een keer konden afspreken. Of hij misschien mijn telefoonnummer wou. Maar ik zweeg.
"Heb je nadien nog contact met hem gehad?" vraagt ze. "Heb je hem kunnen vertellen wat er gebeurd is?" Ik denk aan die keer toen ik hem terugzag in hetzelfde café. Met een andere vrouw. Ze lachten en hij draaide zijn hoofd om toen hij me zag.
Ineens moet ik huilen. En terwijl ze rechtstaat om me de doos papieren zakdoekjes aan te geven, komen de woorden. Ze rollen uit mijn mond, vloeiend, alsof het altijd zo is. Ik vertel haar over de minimini. Dat het een jongetje zou geweest zijn. "Met bruine ogen en een scheef lachje," zeg ik, "net zoals zijn vader. We zouden een kampeerauto huren en door Frankrijk trekken en hij zou vooraan tussen ons in mogen zitten. We zouden stoppen op mooie plekjes en een glas wijn drinken terwijl hij vrolijk heen en weer zou rennen." Ik praat en ik praat en pas als ik eindelijk stilval en naar het klokje op de tafel kijk, merk ik dat mijn tijd allang om is.
"Mooi," zegt ze zacht. Ze noteert niets deze keer en even is het zo stil dat ze het kloppen in mijn buik wel moet horen.

Lenny Peeters

Geen opmerkingen: