Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

10 juni 2008

"Eindterm" (2002) - debuutroman Thierry Deleu - hoofdstuk 33-34-35

33

Deforge haalt uit zijn portefeuille twee foto’s van Sabine. Ze zijn aan de bovenrand wat verfrommeld. Hij probeert ze glad te strijken en geeft de eerste foto een kus. Een ritueel dat hij elke dag drie- tot viermaal herhaalt. ’s Morgens bij het wakker worden, in de TV-zaal, zoals nu, en ’s avonds voor het slapengaan.
Sabine staat voor de grote spiegel in de woonkamer in korte satijnen onderjurk, met afgeronde onderkant en zijsplitjes. Deforge maakte die foto omdat hij getroffen was door dit beeld van vrouwelijke elegantie.
Het ochtendlicht valt in een wijde straal naar binnen. Haar benen glinsteren. De rand van haar onderjurk is achteraan een beetje opgeplooid. Deforge bekijkt het grillige spel van de schouderbandjes. Links boven in de spiegel ziet hij een deel van haar naaktportret, in groene en gele tinten. Nooit eerder had Raepzaad dit kleurengamma gebruikt.
Deforge ruikt haar Lavende citronelle van L’Occitane. Hij hoort de geluiden van het wakker wordende Burghgraeveveld: de Henneberts, de paarden in de boxen, een bromfiets die het erf komt opgereden, het slaan van de staande klok, een erfdeel van de Dardennes.
De tweede foto is zwart-wit. Sabine als jonge amazone op een hoog paard. Het haar nonchalant opgestoken.
“Dit was haar lievelingsfoto,” denkt Deforge.
Hij ziet hoe de anderen in zijn richting kijken, de vinger op de mond.
“Ssssst,” sissen zij als een slang met wel dertig scherpe tongen.
“Heb ik luidop gesproken?” vraagt hij. “Sorry.”
“Ik zal vanavond Murray Banks De kunst met jezelf te leven lezen,” besluit hij.
Hij heeft het boekje van Rosette gekregen.
“Het heeft mij ook geholpen,” zei ze.
Op de TV ziet hij een scène met een herdershond. Hij weet meteen waar zijn lotgenoten naar kijken: een film met Lassie! Hij denkt aan Rin Tin Tin, aan Ula, de hond van Greta, aan Eva, zijn trouwe lakelander die hij meenam naar zijn flat in Gavere. Zij was toen reeds twaalf jaar. Op haar dertiende stierf zij aan nierinsufficiëntie.
Hij hoort het geklots van een rivier. De stemmen van kinderen die op de hond roepen. Ze lijken ver weg.
De zuster van dienst komt de zaal binnen, gaat achter de TV-kijkers door tot bij Deforge.
“Peter, zuster Marie vraagt naar jou. Wil je nu tot bij haar gaan?”
Deforge staat op.
Zuster Marie is de bazin van de afdeling psychiatrie. Een klein, mollig zustertje met een Oosterse glimlach. Bijna geruisloos schuift zij door de gangen van de benedenverdieping, haar ondergrondse rijk. Zelden hoor je haar een bevel geven.
Als zij een zuster nodig heeft, zegt ze stil en zangerig: “Anna-Maria, waar ben je?”
Een lief mens.
Deforge klopt aan.
“Binnen.”
“Ga zitten, Peter.”
Na circa één minuut kijkt ze op en glimlacht.
“Wij zijn over jou heel tevreden. Je werkt goed mee. Dokter Van Kante is heel positief over jou en de verpleegsters zeggen mij dat je ze flink helpt. Je bent schrijver. Werk je hier aan een nieuw boek? Lukt dit?”
Zij wacht zijn antwoord niet af en zegt nu iets luider: “Maar, wat ik wou zeggen, Peter, ik zie je nooit in de kapel. Hoe komt dat?”
Peter slikt even. Hij had zich al lang aan die vraag verwacht, maar ze kwam niet. Nu is hij niet voorbereid.
“Och, zuster Marie, ik praktiseer niet, maar ik loop wel af en toe een kerkje binnen om een kaars te branden.”
“Dat is goed,” lacht zij.
Ze legt haar borstkruis op het bureau en vraagt: “Voor wie brand jij dan een kaars?”
“Voor Sint Antonius,” zegt Deforge, “en voor Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand."
“Dat is goed, Peter, en ik die dacht dat jij een heiden was. Kom toch maar eens naar de kapel. Je kunt bij ons ook een kaarsje branden voor Sint Antonius.”

Deforge gaat naar zijn kamer. Hij is pas binnen als de deur opengaat en Ann verschijnt. In nachtjapon.
“Mag ik binnenkomen, Peter?”
“Ja, Ann.”
Hij durft nooit neen te zeggen. Murray Banks zal voor morgen zijn. Ann Vosse is een vrouw van middelbare leeftijd, slank, mager voor zijn smaak, gehuwd met een pater die zijn kap over de haag heeft gegooid, maar blijkbaar ook zijn driften. Zij heeft een relatie met een psychiater achter de rug en Peter voelt aan dat zij verwacht dat hij die leemte opvult. Ook de verpleegsters zijn op de hoogte van haar avances. Als Vosse haar zotte kuren krijgt, roepen ze Deforge om haar te bedaren.
Wanneer het tien uur is, wordt zij van zijn kamer weggeplukt. Peter verwacht dat zij op een nacht aan zijn bed zal staan.

34

De mogelijkheid dat Dekunst op de avond van de feiten pas hulp heeft ingeroepen toen hij zeker wist dat Sabine dood was, had de wetsdokter grondig onderzocht en verworpen. Tussen de doffe klap die Roos had gehoord en het ogenblik waarop Dekunst in paniek bij haar naar binnen stormde, was zeker een kwartier verlopen. De lijkschouwing had uitgewezen dat het hart van Sabine bijna onmiddellijk na de kogelinslag tot stilstand was gekomen.
De studie van het gerechtelijk dossier had bij Pierre Du Tertre meer twijfels opgeroepen dan dat ze opheldering had verschaft over wat er die 22ste september 1992 precies was gebeurd. Dat maakte de afloop van de procedure voor hem bijzonder onvoorspelbaar. Zou de zaak worden verwezen naar een correctionele rechtbank of naar het Hof van Assisen? Ongetwijfeld zou de schadevergoeding voor Alexander Vanthuyne worden berekend op basis van het antwoord op die vragen.
Er was nog een andere reden waarom Pierre du Tertre besloot om het zekere voor het onzekere te nemen. Indien de rechter of de jury tot het besluit zou komen dat Dekunst zijn zus alleen maar had geholpen om zelfmoord te plegen, dan kon Vanthuyne junior geen aanspraak maken op welke schadevergoeding dan ook.
Nadat de familie Du Tertre het voorstel van Dekunst principieel had aanvaard, deden de advocaten er nog maanden over om het bedrag van de schadeloosstelling te bepalen. Het maximale dat Alexander van welke rechtbank ook kon krijgen, was de optelsom van de kosten van het levensonderhoud en de opvoeding tot zijn achttiende verjaardag. De advocaten van Dekunst wisten dat Alexander zijn voordeel deed met elke frank die daar bovenop kwam.

Nauwelijks was de ene burgerlijke partij van het toneel verdwenen, of er kwam al een andere aanzetten. Toen Peter Deforge vernam dat de familie Du Tertre genoegen nam met de schadeloosstelling, beschouwde hij het als zijn plicht om zich dan maar zelf burgerlijke partij te stellen. Hiermee wilde hij bereiken dat de omstandigheden waarin Sabine de dood had gevonden, volledig zouden worden opgehelderd. Hij eiste één frank morele schadevergoeding. Hij wilde niet dat de gerechtelijke molen zou stilvallen.
Dat was niet naar de zin van drie mensen die enig voordeel hadden bij een vrijspraak van Dekunst: zijn zus, de Guimardstraat die vreest dat Dekunst zal worden opgevolgd door een socialist en de schoonmoeder van Sabine du Tertre, Marie l’Escaut. Ze bestookten Peter Deforge met telefoontjes. Dreigtelefoontjes. André Vantorhout zocht hem bovendien twee keer bij zijn ouders op.
“¨Peter, als jij hier mee doorgaat, zal het proces in een schandaalsfeer verlopen. Is het dat wat je wilt?”
Vantorhout suggereerde Deforge dat hij in de laatste maanden van haar leven niet de enige minnaar was geweest.
“Kent hij Piet Tersmidse?” vroeg Deforge zich af.
“Als jij je niet terugtrekt als burgerlijke partij, zullen wij namen moeten onthullen.”
Van Truus Deseure kreeg Peter geen steun. Brusselmans en Vanhove stonden aan zijn kant, maar niet openlijk. Alleen Jitschak Horovitz schaarde zich resoluut aan zijn zijde. Hij moedigde Peter aan om door te gaan.
“Het is een geldkwestie, meneer Deforge. Bestrijd die wolven met hun eigen wapens. Eis geld!”
Het werd een eenzame strijd voor Deforge. Nadat in de pers een foto van hem was verschenen met het naaktportret van Sabine op de achtergrond, was ook de rest van de familie Du Tertre ontstemd. Dat hij zich uitgerekend met dat schilderij - een geschenk van Louis aan Sabine - had laten fotograferen, vonden ze heiligschennis. Deforge had zich door die fotograaf laten verrassen, maar niemand geloofde in zoveel naïveteit. Ook de familie Du Tertre blies alle bruggen op.

Op een dag werden de Henneberts bezocht door een dame die beweerde dat ze de tante van Alexander was van vaderskant. Roos en Frank woonden inmiddels in de buurt van vader Ivo, aan de overzijde van Burghgraeveveld.
“Wat komt die madame hier zoeken?” vroeg Roos zich af.
Ze liet de dame binnen. Op een zangerig toontje vroeg zij of Roos haar wilde vergezellen naar het kerkhof van Kortrijk om bloemen op het graf van Sabine te leggen. Roos durfde niet weigeren. Ze reden met de chauffeur naar het kerkhof.
Onderweg vroeg de dame: “Wat is er volgens u precies gebeurd?”
"Meneer Dekunst heeft madame doodgeschoten,” zegt Roos.
De vrouw schoof zenuwachtig naar links en kwam met haar spitse kin vervaarlijk dicht bij Roos.
“Gelooft u dat nu echt? Ik dacht dat u en uw man meneer Dekunst beter kenden. U gaat toch niet tegen hem getuigen?”
Achteraf bleek die dame de zus van Dekunst te zijn.

Op 8 juni 1994 wordt Joris Dekunst door de Kamer van Inbeschuldigingstelling naar het Assisenhof van West-Vlaanderen verwezen. De beschuldiging luidt: doodslag zonder voorbedachte rade.
Op zekere dag wordt Peter Deforge door de advocaat van Pierre du Tertre uitgenodigd voor een dringend gesprek. Deforge stemt in. Peter is vergezeld van zijn advocaat.
Jean Defrancq kijkt verbaasd op, wanneer zijn confrater nogmaals voorstelt dat Deforge zich in extremis zou terugtrekken als burgerlijke partij. Pierre du Tertre kan zich moeilijk zelf burgerlijke partij stellen, want hij is met handen en voeten gebonden aan het akkoord dat hij met Dekunst heeft gesloten. Maar hij kent wel iemand die de handen nog vrij heeft: zijn tante, Ingrid du Tertre, de zus van zijn vader. Ze is 83, maar nog helder van geest.
Deforge en Defrancq kunnen dit voorstel niet zomaar van tafel vegen en Pierre du Tertre heeft er geen bezwaar tegen dat Defrancq blijft optreden namens de burgerlijke partij.

35

20 maart 1995. Aan het gerechtshof patrouilleren rijkswachters met walkie-talkies. In het gebouw overheerst de weeë geur van een bejaardentehuis. Een kartonnen wegwijzer duidt aan: “Publiek links - Pers rechts”. Ook binnenin veel rijkswachters met witte koorden over de linkerborst, met pistoolholsters en gummiknuppels. De persmensen worden streng gecontroleerd.
In het zaaltje heerst er veel lawaai van bijzonder drukdoende mensen.
“Het Hof!”
De in kardinaalrood gehulde rechters doen hun intrede. Met de beschuldigde Joris Dekunst tussen twee rijkswachters. De fotografen doen hun werk.
De eedaflegging van de juryleden verloopt vlot. In deze jury zit een onderwijzer die tot hoofdgezworene wordt benoemd.
De griffier, in een zwarte toga, leest de akte van beschuldiging voor. Een van de advocaten leest de akte van verdediging voor. De voorzitter ondervraagt de beschuldigde op een koele, bitse toon. Dekunst antwoordt duidelijk en in correct Nederlands op alle vragen. Hij kent het dossier. Aandachtig luistert de jury naar zijn verhaal van het ongeval. Hij brengt hulde aan het slachtoffer, spreekt zacht en maakt afgeronde bewegingen met zijn handen. De eerste getuige is wapendeskundige Paelinck, de tweede de onderzoeksrechter die de eerste verhoren leidde, de derde is de rijkswachtmajoor die de opdrachten van de rechercheurs heeft gecoördineerd.
Na hen getuigt de wetsdokter en de huisdokter. Deze laatste is een bedachtzame man, die traag praat en af en toe toegeeft dat “het hem niet is opgevallen”.
De deskundige verslagen over de moord hebben geen onomstootbaar bewijs geleverd.
Eindelijk komen enkele getuigen à charge of à décharge aan de beurt, zoals de zus van Dekunst en Marie l’Escaut, de moeder van Louis Vanthuyne. De eerste neemt voortdurend de woorden joviaal, gedienstig, werkzaam, discreet in de mond en beklemtoont dat haar broer een goede vader was. Dat hij gescheiden was kon ze niet over haar lippen krijgen. Marie l’Escaut voelde dat ze nu de kans kreeg om haar zoon Louis te rehabiliteren en haar schoondochter voor een tweede maal te vermoorden. Zij had het over een slet, een manziek wijf, een slechte moeder en bovendien zou zij ook de oorzaak zijn van de dood van Louis.
“Hij had alcohol als bondgenoot tot zich genomen om zijn verdriet te verdrinken, mijnheer de voorzitter.”
Zij voegde de daad bij het woord en noemde een paar namen van mannen met wie Sabine ook een relatie had gehad.
“Zij was zot van de mannen, mijnheer de rechter. Ze kwam zelden naar huis en bleef ’s nachts bij haar vrijers slapen.”
De voorzitter krabt in zijn haar

Eindelijk komt Jean Defrancq aan het woord. Hij pleit op de ouderwetse manier, maar zijn pleidooi is duidelijk. Is het verhaal van Dekunst geloofwaardig? Er is geen bewijs van een accidentele dood. Dus is er veel te zeggen voor een criminele oorzaak.

@

Op deze eerste dag van het proces kondigt Jean Defrancq aan: “Peter Deforge heeft de ondervinding opgedaan dat zijn burgerlijke partijstelling tot voor dit Hof een nodeloze verscherping van het debat dreigt teweeg te brengen, weg van de eigenlijke feiten. Daarom zet hij een stap terug en maakt hij plaats voor iemand anders.”
Hij vervolgt: “Ingrid du Tertre die meer getroffen is geweest door de dood van Sabine du Tertre dan wanneer zijzelf zou zijn gestorven aan een ziekte of door een ongeval, stelt zich burgerlijke partij.”
Hij voegt hieraan toe: “Deze wijziging is het rechtstreekse gevolg van een actie die de laatste weken op het getouw werd gezet door drie personen, van wie ik mij afvraag wie of wat hun inspiratie of hun drijfveren zijn geweest.”
Ruim de helft van het betoog van de advocaten van Dekunst is gebaseerd op drie verklaringen, afgelegd tijdens het aanvullend onderzoek dat enkele weken voor het begin van het proces door de voorzitter van het Hof is bevolen.
Zij weiden eindeloos uit over de werking van een Smith & Wesson-revolver en over de vraag of er van zo’n wapen al dan niet per ongeluk een schot kan afgaan. Tussen de bedrijven door laten zij geen gelegenheid onbenut om het imago van Deforge en de nagedachtenis van Sabine te bekladden.
Deforge wordt afgeschilderd als een pathetisch, zweverig persoon, die bovendien de rol die hij in het leven van Sabine heeft gespeeld, domweg overschat.
Wanneer de zus van Dekunst en Marie l’Escaut op de getuigenbank plaatsnemen en de namen van de minnaars onthullen die Sabine er naast Deforge en Dekunst op na hield, blijkt de combine overduidelijk.
Zij vernoemen Thiéry De Haan. Een medestudent van Sabine aan de VUB in de beginjaren ’60, met wie zij één keer per jaar uit ging eten. Willy van ‘t Veld. Een leerkracht houtbewerking, die op vraag van Louis Vanthuyne nieuwe ramen en deuren op Burghgraeveveld heeft geplaatst. Nadien is hij uitgeweken naar Spontin om er met zijn nieuwe vriendin een vakantiehuis uit te baten.
Uit andere getuigenissen blijkt echter dat Sabine niet zó gemakkelijk met iemand aanpapt.
“Ze had haar trots en haar eergevoel. Er waren grenzen die ze niet overschreed.”
Of: “Ze hoefde zich niet te prostitueren om carrière te maken. Daarvoor had ze te veel capaciteiten.”
Of: “Meneer de rechter, hier wordt het slachtoffer veroordeeld!”
Tijdens de getuigenissen van de deze twee vrouwen wordt ineens duidelijk waar de verdediging van Dekunst op aanstuurt: een vermoeden van zelfmoord ingang te doen vinden bij de jury. Vantorhout komt zeggen dat Sabine drie dagen voor haar dood met hem uitgebreid over zelfmoord heeft gefilosofeerd. Ook Brusselmans was bij deze discussie aanwezig. Het gesprek greep plaats in een zaaltje van het kabinet toen zij moesten wachten op de minister en de andere gesprekspartners. Gelukkig komt Brusselmans zijn versie uiteenzetten. Hij is het geweest die de discussie over zelfmoord was begonnen naar aanleiding van een boek dat hij had gelezen over de machtstrijd van de Romeinse senatoren.
“Op geen enkel ogenblik betrok Sabine du Tertre de discussie op zichzelf,” verklaart hij.

Op vrijdag 7 april 1995 wordt Joris Dekunst door het Assisenhof van West-Vlaanderen veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, waarvan de helft effectief en de rest met uitstel “wegens het toebrengen van slagen en verwondingen met de dood tot gevolg, zonder het oogmerk te doden.” Na zijn straf keert Dekunst niet terug naar Onderwijs. Hij gaat met rust. Karel Pervijze wordt effectief de nieuwe secretaris-generaal.

Geen opmerkingen: