Foto 1 Huwelijksfoto van de ouders van Hugo Claus
Foto 2 Wie is de vrouw op foto 2? Zij staat links van Leon Vanpoucke (Veldegem) en Michel Deleu (Wevelgem). Is het Constance, alias Germaine Vanderlinden? Had zij een relatie met een Duitse officier?
In Het Verdriet van België is Constance de mama van Louis Seynaeve. Louis is Hugo Claus.
Enkele fragmenten uit het boek:
“Als de mis uit is, beginnen ze dan al te werken, aan de overkant, in de ERLA?”
“Dat hangt er van af hoe laat de mis gedaan is. Soms staat er al wat volk aan de poort.”
“Welk volk?”
“Het werkvolk. De bedienden komen later. Zoals Mama. Om halfnegen.”
(blz. 406)
“Dan telefoneert hij (Herr Lausengier) naar de pastoor van het dorp van de betrokkene om te weten te komen of het geen bedriegerij is en of de familie gunstig aangeschreven staat in de parochie, want ge weet nooit, mensen zijn in oorlogstijd slim en slecht. Dan, om elf uur, is er audiëntie en ontvangt hij de meestergasten. Het middagmal wordt in gezelschap van Frau Seynaeve gebruikt, een eitje, vis, vlees, tafelbier en als er geen klachten zijn van de Kommandantur een half flesje Bordeaux…”
(blz. 419)
“Herein,” zei Mama’s opgewekte stem. Zij sprong achter haar schrijfmachine vandaan, in een zelfde warrelende beweging schikte zij haar haar, drukte haar peuk uit en stak haar hand uit alsof zij, voor het eerst in hun leven samen, Louis’ hand wou drukken, maar zij aaide over zijn wang. (Zij speelde voor moeder opdat een witharige dunne dame die met een paperclip tussen de lippen aan een kleiner bureau zat het kon zien.)
(blz. 423)
“Henny,” zei Mama. De Doktor liet het goud in zijn mond zien. Hij had uitzonderlijk brede polsen, met gouden krulletjes…
“Hij zal het wel schaffen,” zei hij alsof Louis er niet bijstond, en groette een smalle jongeman in een gerafeld pak die binnengekomen was zonder kloppen…
(blz. 425)
“Goed. Dan zeg ik (Louis): distractie. Het is normaal dat zij wat distractie zoekt, zij moet toch hard werken, of niet soms? Ik ben er geweest en ik heb het gezien, zij is de hele tijd in de weer, facturen hier, correspondentie daar. Zij is daar gaarne gezien, zij noemen haar zelfs de ‘Madonna van de ERLA’. Omdat ze de gekwetste frezers of lassers verzorgt in de infirmerie.”
(blz. 432)
“… Wetens en willens wilt ge niet zien dat uw vrouw op de bureaus van de ERLA…”
“Zeg verder, Louis.”
“Dat ze daar het slachtoffer en de slaaf is van haar driften. (Ging hij te ver? Zijn vader knikkebolde maar bleef luisteren.) “Gij kent haar toch beter dan ik, gij weet hoe zij is. En dat ge dat toelaat, dat moet ge zelf weten…”
(blz. 434)
Hij (Louis) kreeg een glas aangeboden door een ERLA-jongmens dat zei dat zijn moeder opbloeide als een bloem…
(blz. 440)
“Ja, trek nog en beetje partij voor haar.’ ... “Zij wil niet bekennen, maar ze moet niet bekennen, want het is algemeen geweten in de ERLA, in heel Walle! Zij is gezien! Zij is gehoord! Weet gij hoe hij haar noemt?”
“Nee.” (Niet: Wie?)
“Flämmchen, mein Flämmchen. Alstublieft!”
“Mijn kleine Vlaamse?”
“Maar nee, Louis! Madam is een vlam! Alstublieft!”
(blz. 458)
Uit:
Jasper Geryl: De verplichte tewerkstelling in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog - De inzet van arbeiders uit Groot-Roeselare
Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad vanLicentiaat in de Geschiedenis. - Academiejaar: 2002-2003, Universiteit Gent - Promotor: prof. Dr. De Wever.
Hoofdstuk 7.
De Umschulingswerkstatt van de Firma ERLA in Kortrijk
Ook voor jongeren onder de 18 jaar, personen die dus normaal gezien niet in aanmerking kwamen om gedeporteerd te worden was de kans reëel slachtoffer te worden van razzia’s. Iemand vertelde me dat zijn identiteitskaart tijdens een razzia van de Feldgendarmerie in dancing “de Beurs” afgenomen werd. Een drietal weken later ontving hij een oproepingsbevel, in de Werbestelle kreeg hij te horen naar Kiel te moeten vertrekken. De geïnterviewde die op dat moment pas 17 was studeerde nog en legde een klacht neer bij de Kreiskommandantur in Roeselare. Daar werd beslist hem in het VTI van Kortrijk om te scholen tot metaalarbeider. Vanaf het moment dat hij meerderjarig was geworden, werd hij naar Duitsland gedeporteerd. Eén van de 8 “Umschulungswerkstätten” bevond zich in het VTI van Kortrijk. Vier van de door mij geïnterviewde verplicht tewerkgestelden werden op een bepaald moment naar de Umschulungswerkstatt in Kortrijk verwezen, ze werden allen tewerkgesteld in de ERLA-fabriek in Leipzig waar de Messerschmidt 109 gemaakt werd. Dit waren jagers met een maximale capaciteit van 2 personen. De bedoeling was om personen om te scholen tot metaalarbeiders. Rond november ’40 werd de oprichting beslist van dergelijke scholen in Brussel, Luik, Antwerpen, Gent, Brugge, Moeskroen, Charleroi en Kortrijk. Elk van deze scholen had een contract afgesloten met Duitse firma’s met de bedoeling geschoolde arbeiders te leveren. Deze scholen dienden om “de arbeidskracht van werkloze jongeren efficiënt te benutten”. Per werkplaats konden 200 personen in een periode van 8 tot 12 weken omgeschoold worden. De omscholingswerkplaats van de Firma Erla in Kortrijk werd midden april ’42 opgericht. De arbeiders werden er opgeleid om te werken in de luchtvaartindustrie, meer bepaald de bouw van de cockpits van vliegtuigen. De jonge arbeiders reisden elke dag heen en terug naar Kortrijk. In deze school leerden ze eenvoudige metaalbewerkingen aan. Zo vertelde iemand me dat hij zich verveelde en alleen kleine metalen 8-figuren moest maken, anderen die de techniek onder de knie hadden sprongen creatiever om met de tijd en maakten na enkele weken opleiding zelfs miniatuurvliegtuigjes of spelden met de Belgische vlag erop.
(Overgenomen)
De moeder van Hugo Claus overlijdt op 14 oktober 1984 in Gent.
“Als de mis uit is, beginnen ze dan al te werken, aan de overkant, in de ERLA?”
“Dat hangt er van af hoe laat de mis gedaan is. Soms staat er al wat volk aan de poort.”
“Welk volk?”
“Het werkvolk. De bedienden komen later. Zoals Mama. Om halfnegen.”
(blz. 406)
“Dan telefoneert hij (Herr Lausengier) naar de pastoor van het dorp van de betrokkene om te weten te komen of het geen bedriegerij is en of de familie gunstig aangeschreven staat in de parochie, want ge weet nooit, mensen zijn in oorlogstijd slim en slecht. Dan, om elf uur, is er audiëntie en ontvangt hij de meestergasten. Het middagmal wordt in gezelschap van Frau Seynaeve gebruikt, een eitje, vis, vlees, tafelbier en als er geen klachten zijn van de Kommandantur een half flesje Bordeaux…”
(blz. 419)
“Herein,” zei Mama’s opgewekte stem. Zij sprong achter haar schrijfmachine vandaan, in een zelfde warrelende beweging schikte zij haar haar, drukte haar peuk uit en stak haar hand uit alsof zij, voor het eerst in hun leven samen, Louis’ hand wou drukken, maar zij aaide over zijn wang. (Zij speelde voor moeder opdat een witharige dunne dame die met een paperclip tussen de lippen aan een kleiner bureau zat het kon zien.)
(blz. 423)
“Henny,” zei Mama. De Doktor liet het goud in zijn mond zien. Hij had uitzonderlijk brede polsen, met gouden krulletjes…
“Hij zal het wel schaffen,” zei hij alsof Louis er niet bijstond, en groette een smalle jongeman in een gerafeld pak die binnengekomen was zonder kloppen…
(blz. 425)
“Goed. Dan zeg ik (Louis): distractie. Het is normaal dat zij wat distractie zoekt, zij moet toch hard werken, of niet soms? Ik ben er geweest en ik heb het gezien, zij is de hele tijd in de weer, facturen hier, correspondentie daar. Zij is daar gaarne gezien, zij noemen haar zelfs de ‘Madonna van de ERLA’. Omdat ze de gekwetste frezers of lassers verzorgt in de infirmerie.”
(blz. 432)
“… Wetens en willens wilt ge niet zien dat uw vrouw op de bureaus van de ERLA…”
“Zeg verder, Louis.”
“Dat ze daar het slachtoffer en de slaaf is van haar driften. (Ging hij te ver? Zijn vader knikkebolde maar bleef luisteren.) “Gij kent haar toch beter dan ik, gij weet hoe zij is. En dat ge dat toelaat, dat moet ge zelf weten…”
(blz. 434)
Hij (Louis) kreeg een glas aangeboden door een ERLA-jongmens dat zei dat zijn moeder opbloeide als een bloem…
(blz. 440)
“Ja, trek nog en beetje partij voor haar.’ ... “Zij wil niet bekennen, maar ze moet niet bekennen, want het is algemeen geweten in de ERLA, in heel Walle! Zij is gezien! Zij is gehoord! Weet gij hoe hij haar noemt?”
“Nee.” (Niet: Wie?)
“Flämmchen, mein Flämmchen. Alstublieft!”
“Mijn kleine Vlaamse?”
“Maar nee, Louis! Madam is een vlam! Alstublieft!”
(blz. 458)
Uit:
Jasper Geryl: De verplichte tewerkstelling in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog - De inzet van arbeiders uit Groot-Roeselare
Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad vanLicentiaat in de Geschiedenis. - Academiejaar: 2002-2003, Universiteit Gent - Promotor: prof. Dr. De Wever.
Hoofdstuk 7.
De Umschulingswerkstatt van de Firma ERLA in Kortrijk
Ook voor jongeren onder de 18 jaar, personen die dus normaal gezien niet in aanmerking kwamen om gedeporteerd te worden was de kans reëel slachtoffer te worden van razzia’s. Iemand vertelde me dat zijn identiteitskaart tijdens een razzia van de Feldgendarmerie in dancing “de Beurs” afgenomen werd. Een drietal weken later ontving hij een oproepingsbevel, in de Werbestelle kreeg hij te horen naar Kiel te moeten vertrekken. De geïnterviewde die op dat moment pas 17 was studeerde nog en legde een klacht neer bij de Kreiskommandantur in Roeselare. Daar werd beslist hem in het VTI van Kortrijk om te scholen tot metaalarbeider. Vanaf het moment dat hij meerderjarig was geworden, werd hij naar Duitsland gedeporteerd. Eén van de 8 “Umschulungswerkstätten” bevond zich in het VTI van Kortrijk. Vier van de door mij geïnterviewde verplicht tewerkgestelden werden op een bepaald moment naar de Umschulungswerkstatt in Kortrijk verwezen, ze werden allen tewerkgesteld in de ERLA-fabriek in Leipzig waar de Messerschmidt 109 gemaakt werd. Dit waren jagers met een maximale capaciteit van 2 personen. De bedoeling was om personen om te scholen tot metaalarbeiders. Rond november ’40 werd de oprichting beslist van dergelijke scholen in Brussel, Luik, Antwerpen, Gent, Brugge, Moeskroen, Charleroi en Kortrijk. Elk van deze scholen had een contract afgesloten met Duitse firma’s met de bedoeling geschoolde arbeiders te leveren. Deze scholen dienden om “de arbeidskracht van werkloze jongeren efficiënt te benutten”. Per werkplaats konden 200 personen in een periode van 8 tot 12 weken omgeschoold worden. De omscholingswerkplaats van de Firma Erla in Kortrijk werd midden april ’42 opgericht. De arbeiders werden er opgeleid om te werken in de luchtvaartindustrie, meer bepaald de bouw van de cockpits van vliegtuigen. De jonge arbeiders reisden elke dag heen en terug naar Kortrijk. In deze school leerden ze eenvoudige metaalbewerkingen aan. Zo vertelde iemand me dat hij zich verveelde en alleen kleine metalen 8-figuren moest maken, anderen die de techniek onder de knie hadden sprongen creatiever om met de tijd en maakten na enkele weken opleiding zelfs miniatuurvliegtuigjes of spelden met de Belgische vlag erop.
(Overgenomen)
De moeder van Hugo Claus overlijdt op 14 oktober 1984 in Gent.
Toen zijn vader Jozef werd opgepakt bij de bevrijding in september 1944, wegens lidmaatschap van het VNV, trok moeder Germaine Vanderlinden samen met de kinderen in bij haar moeder in Astene in de Nieuwstraat. Zij was weduwe en haar echtgenoot was in de jaren twintig sluiswachter aan Astenesas geweest. De jongens werden naar school gestuurd in het Sint-Hendrikscollege. De armoede bij het gezin was enorm. Op een bepaald ogenblik werd het schoolgeld betaald met aardappelen. Hugo zat in de Latijnse richting, maar zou uiteindelijk in 1946 de school verlaten, vooral onder impuls van de beeldende kunstenaars Roger Raveel en Antoon De Clerck. Deze laatste had van hem een gedicht gelezen dat hij geschreven had voor Hilda Danneels, de dochter van de hoofdonderwijzer van Astene. Hij gebruikte op dat ogenblik het pseudoniem Hugo C. van Astene. In eerste instantie ging hij samen met Antoon De Clerck op een hoevetje wonen in de Damstraat in Sint-Martens-Leerne. Hij voorzag in zijn levensonderhoud als boekillustrator en met het schilderen van landschapjes en gevels. Dit hoevetje werd jammer genoeg enkele jaren geleden afgebroken. In 1948 verhuisde hij definitief naar Oostende. Bepaalde contacten blijven echter behouden, vooral zijn levenslange vriendschap met Roger Raveel. Zijn eerste dichtwerk en proza kreeg vorm in die 'Deinse' periode en verwijst regelmatig naar familieleden en toestanden in zijn nabije omgeving. Postkaartfoto van de jonge Hugo Claus door Studio Claerhout die toen was gevestigd in de Tolpoortstraat.
Het hele verhaal kan worden nagelezen in een artikel dat werd opgenomen in het jaarboek 1995 van de Kunst- en Geschiedkundige Kring van Deinze en de Leiestreek.
20-03-2008, 11:10 geschreven door Stefaan
Thierry Deleu
20-03-2008, 11:10 geschreven door Stefaan
Thierry Deleu
Geen opmerkingen:
Een reactie posten