Eindredactie: Thierry Deleu
Redactie: Eddy Bonte, Hugo Brutin, Georges de Courmayeur, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Peter Deleu, Marleen De Smet, Joris Dewolf, Fernand Florizoone, Guy van Hoof, Joris Iven, Paul van Leeuwenkamp, Monika Macken, Ruud Poppelaars, Hannie Rouweler, Inge de Schuyter, Inge Vancauwenberghe, Jan Van Loy, Dirk Vekemans

Stichtingsdatum: 1 februari 2007


"VERBA VOLANT, SCRIPTA MANENT!"

"Niet-gesubsidieerde auteurs" met soms "grote(ere) kwaliteiten" komen in het literair landschap te weinig aan bod of worden er niet aangezien als volwaardige spelers. Daar zij geen of weinig aandacht krijgen van critici, recensenten en andere scribenten, komen zij ook niet in the picture bij de bibliothecarissen. De Overheid sluit deze auteurs systematisch uit van subsidiëring, aanmoediging en werkbeurzen, omdat zij (nog) niet uitgaven (uitgeven) bij een "grote" uitgeverij, als zodanig erkend.

3 mei 2008

Stadsdichter Oostende Eddy de Buf

Schuilen kan in stilte
(in memorie het staketsel)

De zee streelt de wolken
Met haar golven
Na een lange dag van ademhalen.
Bijna is ze geruisloos
Als ze verzamelt haar schelpen
In eb en vloed.

En meet ze zich
Aan de schepen in de haven,
Daar wordt ze zacht als een moeder,
Wordt ze nacht.

De haven is een wees,
Nu éénarm in armenland
Zich te kreupelen leggend
Tegen stroming en getij
In een stil gebed.

Is het nu oost of west
Of ergens daar tussenin
Waar ik mijn baken leg
En toon de weg naar het hart,
Wijzend naar de stilte in mij.
Wijzend naar de stilte in mij.


Wanneer ik ween als een wees

Mijn welluidende bron staat altoos en dagen droog
In langzaam en traag kijken. Het Noorden bijster.
Beluisterend in de schaduw van de wind, het lot
Van de mens, het achterlijk dier, en bid.

Omhooggevallen in de taal, vermenigvuldigend
De dagen. Zie, hoe ontelbaar en kreunend langzaam,
De tijd zich te luisteren legt, mij verliezend
In de én na de komma, het kleinst hoorbare interval.

Want gehavend en bloedend zal ik mij laven
Aan haar rijpste vruchten, als zij de muze
Zich ontbloot in naaktheid, ik haar nemen zal.
En wanneer uit de lenden mijn kleinste dood wegebt,
Zal ik wenen, zoals wanneer ik ween als een wees,
Diep in mijn donkerste bed.


CAYEUX-SUR-MER*

Hier heeft de liefde geen enkele betekenis, is alles zoals het is.
Hier legt de zee haar vorens in slib en algen, plooit duinen,
En reikt haar zachte hand aan witte meeuwen. Sainteté.

En Kleurt de lucht na een lang verhaal haar mooiste wolken.
Bij avond wordt de zee hier zachter, in de ondergaande zon.
Hier is alles ver en heel dichtbij, in heden en verleden, ook ruwheid.

En ruist de nacht over het water. Hoor het wenen
Van zeewezens wonend in de holle oksel van een warme schelp.
Hier is de schepping begonnen, daar waar de zee de hoedster is.
Hier raak ik de hemel aan en wijs naar jou, die ik liefheb.

*CAYEUX-SUR-MER is een dorpje aan de baai van de Somme


Hotel Du Parc
(Februari 2008)

Je zet je daar, zegt niets, luistert, en kijkt.

Men hoort er het ritselen der beursberichten,
Men likt er aan geld al zwijgend.
Men spaart er zijn eenzaamheid, voor later.
Om uit te drukken dat van twee of meer personen
Ieder op zijn manier de ander behandelt,
Staat men hier nooit op, maar gaat men heen.

Men kan er, zonder dat iemand zich eraan stoort, horen
Hoe de taal er een loopje neemt met de wereld,
Zich ‘Habitueert’, door op de koffie te slaan.
Om uit te drukken dat van twee of meer personen
Ieder op zijn manier de ander behandelt,
Leest men hier de krant achterstevoren, en zonder omkijken.

Hier geeuwt de tijd tegen de ramen. ‘Meeuwentemmer M/V
Gezocht’, staat er op de flank van een tram. Bam!
Bang! Schrijvers kruipen in hun grote woorden.
Om uit te drukken dat van twee of meer personen
Ieder op zijn manier de ander behandelt,
Kijken mensen naar een plek op een plek. 'DAAR!' wijzend.

Je staat op, je kijkt rond en zegt: ‘Bart is niet vergeten!’

* De Brasserie du Parc is omwille van zijn kunstzinnige uitstraling al decennia lang de vaste stek van artiesten, intellectuelen en rasechte Oostendenaars. http://www.hotelduparc.be/ostend/- Bart Bonroy: in 2007 neergestoken op het Marie-José-plien te Oostende, omdat hij weigerde een sigaret te geven.


De mijter van de kardinaalvogel
(voor Gaston Eysselinck)

Des morgens zitten ze hun parabels te lezen,
En in de bomen geeuwen stemmen zich wakker
Naar het lange wachten. En zie daar komt aangewandeld
Het ochtendjournaal, als een vlug blad met het laatste nieuws
Van gisteren in hoofdletters en vet gedrukt.

Hé, mag ik eerst mijn verkeerde been uit het bed rekken?
Traag mijn linkeroog in zijn oogkast rollen en op de juiste plaats zetten? Ook mijn spaarzame woorden samenrapen en mijn dromen ordenen, alvorens
Een spade te nemen om een diepe kuil te graven naar de toekomst?

Ach, zegt de postbode tegen zijn gezegde,
Die heeft zich zijn lip verbrand aan taal en spraak.

Ach mensen, geloof de veerman niet, zijn schraalheid is puur verzinsel.
Wees niet bang als des morgens een reine parabel je in de schoot valt
En in het geeuwen de bomen zich wakker stemmen tegen het ochtendgloren.

Want onder een ranke boom slaapt de mijter van de kardinaalvogel
De toekomst tegemoet en graaft zich in, in de slaapkuil van mijn verleden.
Daar zoekend traag naar het droefste woord dat hij vinden kan.
Een van zijn troon gevallen blauwe kever van Jan Fabre.


2de Stadsgedicht:
Vrees om in een afgesloten ruimte te vertoeven
(nav: het overlijden van Hugo Claus)

Ik heb aan jou gedacht,
Ook aan de dood, aan de liefde,
En aan al het onontkoombare.
Dat het nog komen moet
En komen zal,
Ja, dat wat nog moet komen,
Het komt.

Ik zie je nog staan en dacht:
‘Om eenzaam te zijn moet men liefhebben,
Of denken aan de dood.’, maar zei:
‘Om eenzaam te zijn moet ik wennen
Aan de liefde en zoveel jij.’

Toen keek je me aan,
Legde mijn mond het zwijgen op
En zei:
‘Om eenzaam te zijn
Moet ik wennen aan de liefde,
Of denken aan de dood.’
‘Maar blijf toch maar,
Nu je er bent.’

contacts: mhtml:%7BAB1B2ECB-2F6B-4A5A-B158-12E0DA8E27C9%7Dmid://00000154/!x-usc:mailto:organisatie@stadsdichter.org

Geen opmerkingen: